Het Begrip Identiteit Print
Written by Koenraad Elst   
Thursday, 18 June 2015 00:00

Alain de Benoist schreef in zijn bekroonde boek Vue de Droite (1977) dat sommige strijdpunten die vandaag links zijn, morgen rechts kunnen heten, en omgekeerd. Voorbeeld bij uitstek, zo weten we vandaag, is het door zijn zogenoemd “nieuwrechtse” (maar volgens haarzelf eerder post-links/rechtse) denkrichting naar voren geschoven thema van de identiteit. Een rechtse politieke stroming in Frankrijk noemt zich vandaag les identitaires, maar linkse milieus maken er nog meer werk van.

 

Links en rechts, zelfde strijd

In de VS bijvoorbeeld geldt identiteitspolitiek als een bij uitstek links project, iets dat progressieven aan negers en aan militanten van La Raza (Spaans: “het ras”) influisteren. Zo vinden identiteitsbewuste zwarten dat op school je best doen onzwart is, “acting white”, en dus te mijden. In gedekoloniseerde landen werd identiteit, na de politieke onafhankelijkheid, het volgende mobilisatiepunt tegen de nablijvende impact van het kolonialisme. Authenticité was Mobutu’s term voor het bevestigen van de Kongolese identiteit, bv. door de identiteitsbedreigende missiescholen te nationaliseren en disfunctioneel te maken. In eigen land hebben Vlaamsnationalisten het regelmatig over identiteit; er bestaat binnen het gemenebest van de Vlaamse beweging zelfs een Werkgroep Identiteit, vagelijk door de Franse Nouvelle Droite geïnspireerd.

Vorige woensdag 6 april op Klara hadden kort na elkaar Kurt van Eeghem en Eva Brems het over identiteitspolitiek. Voor Kurt was dat iets vies, want hij viseerde de Vlaamse identiteitsbekommernis; Eva vond het allemaal prachtig, maar zij had het vooral over de allochtonen. Een stabiele, algemeen geldige mening over het thema identiteit hadden zij niet, alleen een drang om warmpjes aan de zonbeschenen kant te staan: Vlaamse identiteit slecht, vreemde (en Belgische) identiteit goed.

Zelf heb ik wel een standvastige en consequente mening over identiteit, en ik kan ze in één woord samenvatten: gééuw. Al dat identiteitsgeleuter leidt de aandacht af van de werkelijke inzet van de hedendaagse en ook de vroegere debatten.

Zo beweren onze multiculprofeten dat moslimmeisjes een hoofddoek moeten kunnen dragen omdat dat deel van hun “identiteitsbeleving” zou zijn. In de huidige situatie van moslimminderheden in Europa kan het identiteitsdiscours voor moslims en hun pleitbezorgers wel nuttig zijn, namelijk om hun apartheid binnen een postmodern pluralisme veilig te stellen, in afwachting dat zij sterk genoeg zijn om dat identiteitenpluralisme weg te vagen en de niet-moslims tot verzaking van hun identiteit te dwingen. Zo zei de Britse moslimleider Kalim Siddiqui in 1992: “Een moslimman is slechts een gezicht in de massa, maar een gesluierde vrouw draagt de vlag van de islam, zij zegt luid en klaar dat wij deze Europese niet-beschaving niet aanvaarden.” De sluier als identiteitsbadge, dus, maar overigens ook als anti-Europese opgestoken middelvinger, als verwerping van de Europese idnetiteit. Ga echter naar de basisteksten van de islam en je zal er in de passages over lichaamsbedekking nergens “identiteit” als reden vinden. De islam kent de deugd van de zelfbeheersing niet en gaat er, met een zeker realisme, van uit dat een man die de vormen van een vrouw te zien krijgt, door de hormonen tot eender wat gedreven kan worden. Dat is, ongeacht identiteit, reden genoeg om een vrouw een sluier over het hoofd te trekken.

Ook de verplichte taalcursus Nederlands voor inburgeraars en de taalhomogeniteit in Vlaamse bestuurslichamen en onderwijs zijn geen kwestie van identiteit, laat staan van een obsessie voor een pureté dangereuse. Taal is nu eenmaal het medium voor gemeenschapsleven en politieke besluitvorming. Veralgemeende Nederlandstaligheid is dus geen eis van een identiteitsproject maar van het samenleven en de democratie.

 

 

Nuchtere Nederlander, noeste Vlaming

In Europa hebben diverse immigratiecritici het over een Europese identiteit, die ze vaak als “joods-christelijk-humanistisch” definiëren, vlot heenstappend over de historische conflicten tussen die drie partijen. De Nouvelle Droite zoekt die identiteit eerder in de voorchristelijke Grieks-Romeinse en “Indo-Europese” erfenis. Linksliberalen proberen de Europese identiteit aan “waarden” op te hangen, voornamelijk de mensenrechten en de multicultuur: al wie die onderschrijft, ongeacht herkomst, is Europeaan. Enkele Euro-rechtsen en de meeste niet-Europeanen hoeven die discussie over welk stuk erfgoed onze identiteit bepaalt, niet te voeren: voor hen staat “Europees”, ten goede of ten kwade, gewoon voor “blank”. Maar zowel links als rechts blijken aan te nemen dat identiteit een kwestie is van bepaalde kenmerken.

In Nederland werd onder premier Balkenende een soort identiteitsdebat gevoerd, waarbij men naar de bepalende eigenschappen van de Nederlander zocht. Een interessante vondst was dat er geen aparte Friese identiteit bestaat: wat typisch Fries heet, blijkt ook algemeen-Nederlands. Een van de kenmerken van de Nederlander zou de nuchterheid zijn, een andere de zuinigheid. Een Turk die zich echt wil integreren, zou zich dus naast de nationaliteit ook dit Nederlandse karaktergemiddelde moeten eigen maken. Volgens die logica kan hij best ook half vrijzinnig, kwart protestants en kwart katholiek worden. De procedure is als volgt: (1) zoek de eigenschappen die, als gemiddelde, de Nederlander van andere volkeren onderscheiden, en noem die combinatie de Nederlandse identiteit (vroeger: “volksaard”); (2) laat iedereen die zich Nederlander wil noemen, zich aan dat gemiddelde conformeren.

Volgens ons is dat geen goede benadering. Ten eerste moet je het gemiddelde niet verabsoluteren. Die benadering heeft bijvoorbeeld de vrouwen veel onrecht gedaan: men verhief de gemiddeld grotere volgzaamheid van vrouwen voor alle vrouwen tot norm en verketterde de ondernemende of avontuurlijke vrouwen, alsof zij geen echte vrouwen waren. Je moet dus ook niet doen alsof luie en weinig zuinige Nederlanders geen echte Nederlanders zijn. Een Kongolese vriend ergert zich erover dat Vlamingen hem raar vinden omdat hij niet danst, alsof hij daardoor geen echte neger zou zijn. Wie zich op Darwin beroept, moet beseffen dat evolutie eerst variatie vereist, die door mutatie tot stand komt en voor een waaier aan alternatieven zorgt waaruit kan geselecteerd worden.

Ten tweede is dat gemiddelde of die “volksaard” aan veranderingen onderhevig. De spreekwoordelijke noeste Vlaming van weleer zal in het verwende gedrag van zijn vandaag opgroeiende kleinkinderen de deugd der voorouders niet meer herkennen. In mijn jeugd verketterden oude knarren ons “beatlehaar”, net alsof het kapsel van de legerrekruut voor alle Europese mannen de norm moest zijn. Lang haar, dat kenden zij alleen van de indianen in de cowboyfilms, en van de Indiase goeroes die toen in de media begonnen te verschijnen. Een blik op de oer-Vlaamse schilderijen van Breughel of Rubens had hun kunnen leren dat variatie in haarlengte een uitgesproken Vlaamse traditie is.

Kortom, de multiculturalisten hebben gelijk wanneer zij zeggen dat “integratie” van immigranten niets anders betekent dan onze wetten naleven. Naast die eerbied voor de wet is er niet ook nog zoiets als een Vlaamse identiteit waaraan zij zich moeten conformeren. Moeten zij biefstuk-friet eten omdat vele Vlamingen dat ook doen? Nee, honderdduizenden Vlamingen zijn inmiddels uit eigen beweging, en op grond van inheems gegroeide morele en wetenschappelijke inzichten, vegetariër geworden. En ook de Vlaamse carnivoren halen volksvreemde schotels als spaghetti bolognese en bamigoreng met kip in huis. Dus nee, er is geen tegenstrijdigheid tussen couscous of kebab en de Vlaamse identiteit.

Idem voor kleding: vele Vlamingen van nu lopen er naar de normen van hun grootouders in vodden bij, dus zelfs een djellaba springt echt uit buiten het aanvaarde gamma van kledingdiversiteit. Uiteraard kan een personeelschef een kandidaat weigeren omdat zijn djellaba onverenigbaar is met het imago van de firma, maar een reden om hem erkenning als Vlaming te weigeren is zo’n kledingstuk niet. Dat de gezichtsbedekkende sluier minder aanvaardbaar is, komt door zijn sinistere implicaties voor het statuut van de vrouw en voor de openbare veiligheid, niet door zijn on-Vlaams karakter.

 

 

Eenzelvigheid en eigenheid

In discussies over identiteit duikt steevast het onderscheid op dat de Franse wijsgeer Paul Ricoeur maakte tussen identité en ipséité, “hetzelfdeheid” resp. “zelfheid”. De identiteit die op je Belgische carte d’identité of “eenzelvigheidskaart” aangeduid wordt, betreft je zelfheid. Doorheen alle veranderingen die je in je leven ondergaan hebt, blijf je dezelfde persoon, ipse, drager van dezelfde herinneringen, meestal gesymboliseerd door het behoud van dezelfde naam, en alleszins van dezelfde DNA-code. Maar al blijf je dus dezelfde, ipse, je blijft niet hetzelfde, idem. Integendeel, alles wat over jou te zeggen valt, verandert: je grootte, gewicht, kracht, conditie, kennisniveau, plaats in gezin en maatschappij. Om dezelfde te blijven hoef je niet hetzelfde te blijven.

Zo blijft ook het Vlaamse volk zichzelf, ipse, doorheen allerlei veranderingen, inbegrepen de verzaking van dingen die het gisteren als integraal deel van zijn identiteit beschouwde. Ooit dachten Vlaamsgezinde dorpspastoors dat hun Vlaanderen intrinsiek katholiek was, een frontlijn van de Kerk tegen het ketterse Holland en het maçonniek-laïcistische Frankrijk. De Volksunie heette in haar begintijd nog “Christelijke Vlaamse Volksunie”. Maar zelfs in hun tijd waren er al liberale flaminganten en vandaag is de Vlaamse beweging overwegend ex-katholiek. Op levensbeschouwelijk gebied is het Vlaamse volk niet hetzelfde gebleven, maar het is, als er überhaupt zoiets bestaat, nog steeds het Vlaamse volk.

Zelfs de taal die gans het volk heette, zou in beginsel kunnen opgegeven worden zonder de continuïteit van het nationale zelfbesef te verbreken. De meeste Ieren spreken geen Iers meer maar zijn nog vurig Ier en beslist onderscheiden van het Engelse volks welks taal zij nu gebruiken. In Japan tijdens de periode van geforceerde modernisering, eind 19de eeuw, besprak de regering in alle ernst een plan om uit eigen beweging de Japanse taal gewoon door het Engels te vervangen, onder de indruk dat dat een noodzakelijk voertuig van de moderniteit was. De zelfheid van de Japanners lag immers niet in hun taal. Waarin dan wel? Het antwoord dat in die tijd aanhang won, was: in de gemeenschappelijke afkomst. Je bent Japanner omdat je van Japanners afstamt, ook als je in Peru woont en Spaanstalig bent. Of vandaag in België: je bent Marokkaan omdat je van Marokkanen afstamt, zoals bevestigd door je onvervreemdbare Marokkaanse nationaliteit.

Volgens die definitie zouden één derde van de Walen en de meerderheid van de Brusselaars nog steeds Vlamingen zijn. Daar heb je wel niets aan wanneer ze het zelf niet willen zijn. Vlaming is dan ook een zwakke identiteit, één van de weinige nationale identiteiten die inderdaad niet verder reiken dan de taal. Een Vlaming die het Frans als huistaal aanneemt, wordt daardoor een niet-Vlaming en veelal ook anti-Vlaams. Omgekeerd wordt een niet-Vlaming die onze taal overneemt, niet zo snel een bewuste, laat staan een militante Vlaming.

Het criterium “afstamming” was een democratische vooruitgang in het natiebegrip: het verhinderde dat een vorst iemand zijn nationaliteit kon afnemen. Het is nog altijd overal doorslaggevend in de nationaliteitswetgeving: elk kind van Roemeense of Kameroense ouders heeft automatisch zelf een onvervreemdbaar recht op de Roemeense resp. Kameroense nationaliteit. In traditionele stammenculturen kon je alleen deelnemer aan het stamleven worden door erin in te trouwen, zodat alvast je kinderen toch voor de helft stamzuivere genen zouden hebben, je kleinkinderen driekwart, en zo zou jouw bijdrage in de stamidentiteit oplossen. “Integratie” door overname van gewoonten en levensbeschouwing, of door spontane danwel verworven resonantie met de “volksaard”, volstond niet. Een Turk die zich in Nederland nuchter en zuinig toont, mag dan “hetzelfde” (idem) zijn als de doorsnee-Nederlander, maar zonder Nederlandse afstamming maakt dat hem, in de wereldwijde tribale zienswijze, nog niet tot Nederlander.

In de jaren ’90 incultureerde de Catalaanse bioloog Jordi Magraner zich in de samenleving van de Kalasj Kafirs en ontpopte zich tot voorvechter van het behoud van hun levenswijze in de vijandige islamitische omgeving van Pakistan (waarvoor hij in 2002 vermoord werd). Om zijn integratie volledig te maken, bood de stam hem een bruid aan, zodat hij zijn genen met de hunne zou vermengen. Tribale identiteit had dus altijd een biologische dimensie.

De vereenzelviging van de nationale identiteit met historisch gegroeide gewoonten zoals klederdracht (bv. de Schotse kilt, van Scandinavische en betrekkelijk recente oorsprong)of inderdaad taal is vooral iets uit de Romantiek. In India heb ik weet van enkele stammen die de landbouw of de metaalbewerking letterlijk duizenden jaren lang uit hun leven geweerd hebben hoewel ze hun buren die nieuwigheden zagen gebruiken, naar verluidt omdat ze de overname ervan als oneerbiedig jegens hun eigen voorouders aanvoelden. Maar zulke trouw aan de eigen culturele identiteit is een grote uitzondering, want de meeste volkeren zijn erg flexibel als het aankomt op de ontlening van volksvreemde elementen die de eigen macht of welvaart bevorderen. “Eigenheid” was hun voornaamste zorg niet, die zat immers dieper, in hun genen. Hun identiteit was er gewoon, en behoefde niet de inzet van een beleid te worden.

Vandaar ook de talloze keren dat hele bevolkingen vrijwillig hun taal opgaven om die van een succesvollere groep over te nemen. Zoals onze voorouders deden toen zij van hun Oud-Europese oertaal op het Germaans overschakelden. Of zoals de voorouders van de meeste FDF’ers deden toen zij het doodlopend straatje van het Vlaams inruilden voor de koninklijke toegang tot liberté et progrès, het Frans.

Het identiteitsdebat kent nog allerlei wetenswaardige aspecten, maar laten we ons tot een eenvoudig besluit beperken. Het begrip “identiteit” voegt onzes inziens weinig toe aan de argumentatie voor de Vlaamse zelfstandigheid of de heel-Nederlandse reïntegratie. Het geeft integendeel aan de vijand een gelegenheid om verwarring te zaaien door over het veranderlijke en veelvuldige van identiteitsbeleving te beginnen. Op zich heeft hij daarmee ook gelijk, maar het doet niets terzake. De Vlaamse republiek is een kwestie van democratie en goed bestuur, niet van iets wazigs als de Vlaamse identiteit.