Bilan van de slavernij Print
Written by Koenraad Elst   
Monday, 07 April 2014 20:48

 

 



In het Verenigd Koninkrijk herdenkt men dit jaar het verbod op de slavenhandel, de Abolition Act uitgevaardigd door het parlement in 1807. Deze nieuwe politiek van de toonaangevende mogendheid zette onherroepelijk een proces in werking van universele afschaffing van de slavenhandel en vervolgens van de slavernij zelf. Bijna onmiddellijk volgden de jonge Verenigde Staten het Britse voorbeeld, al bleef de wet in de zuidelijke staten nog lang zonder gevolg. Het Britse rijk zou de slavernij als zodanig met de Emancipation Act van 1833 buiten de wet stellen. Gedurende de hele 19de eeuw gebruikte het bovendien zijn militaire macht om de slavenhandel door andere mogendheden te verhinderen en vervolgens ook de afschaffing van de slavernij zelf tot in haar kernlanden af te dwingen.

Het eerste land dat maatregelen nam tegen de slavenhandel was echter Denemarken, dat ook een West-Indische kolonie had, namelijk de Maagdeneilanden. In 1792 stemde het een wet tot verbod op de slavenhandel, weliswaar pas met ingang van 1803. De opgegeven reden was het welzijn van de reeds aanwezige slaven: zij zouden beter behandeld worden als de eigenaars hen niet meer door nieuwe import konden vervangen.

Voor de Franse kolonies had de Nationale Conventie in 1794 de slavernij zelf afgeschaft, maar Napoleon voerde haar in 1802 weder in. Pas in 1815 schafte Frankrijk definitief de slavenhandel af, in 1848 (tegelijk met Denemarken) de slavernij zelf. Een ander verschil met de Britse situatie was dat in Frankrijk deze beslissingen van bovenaf gedecreteerd werden, daar waar de Britse media en volksvertegenwoordiging jarenlang hartstochtelijk over de kwestie gedebatteerd hadden. De zaak werd openbaar en tegensprekelijk ontleed vanuit moreel, religieus, geopolitiek en economisch standpunt, en uiteindelijk kwam het collectieve geweten er tot een omwenteling die in de geschiedenis geen voorgaande had. Daardoor werd deze een triomf niet alleen van de vrijheidsgedachte maar ook van de levende democratie als basis voor morele vooruitgang.

Het abolitionisme bleek besmettelijk, althans binnen de Europese beschavingskring. In 1814 verbood het pas bevrijde Nederland de slavenhandel met ingang in 1818, het verbod op de slavernij zelf volgde in Suriname in 1863. Mexico verbood de slavernij in 1829, de VS in 1865, Cuba in 1886, en tenslotte Brazilië in 1888 met de “Gouden Wet”. Op hetzelfde élan voortgaand schafte Rusland in 1861 binnenlands de lijfeigenschap af.

De niet-Europese wereld had meer moeite met deze hervorming. In de Maghreb bleven de Barbarijse zeerovers doorgaan met slaafnemingen op Europese kusten en buitgemaakte schepen totdat de Fransen Algerije in 1830-43 koloniseerden, wat dus begon als defensieve maatregel tegen de slavenhalers. Het wegdeemsterende Mogolrijk in India beëindigde de slavernij onder Britse druk in 1843. Het Ottomaanse rijk liet zich in 1856 tot de afschaffing dwingen nadat een Frans-Britse interventie het gered had in de Krim-oorlog tegen Rusland. In de Arabische rijksdelen bleef deze wet echter dode letter. Met name de Hedjaaz, de streek van Mekka en Medina, bleef nog tot ver in de 20ste eeuw een draaischijf van de slavenhandel. In Zanzibar kwam een einde aan de slavernij toen het een Brits protectoraat werd in 1890. Pas in 1962 schafte Saoedi-Arabië de slavernij af, en in het Arabisch-Afrikaanse overgangsgebied in de Sahel komt zij informeel nog steeds voor.

Een andere haard van tegenstand tegen de afschaffing was zwart Afrika. Als u een Jamaïcaanse of Amerikaanse neger ziet, hebt u zeker met een afstammeling van slaven te maken. Een Afrikaanse zwarte daarentegen is waarschijnlijker de nakomeling van slavenverkopers. Wanneer Arabische en later ook Europese slavenhandelaars per handvol naar het verre wilde binnenland van Afrika trokken, waren zij daar uiterst kwetsbaar en hadden zij onmogelijk hele karavanen slaven kunnen wegvoeren zonder de medewerking van inlandse vorsten. Dezen waren het die lastige stamgenoten of mensen uit andere stammen gevangen namen en aan de handelaars uit het noorden verkochten. Toen de Britse campagne voor de bevrijding van de slaven op gang kwam, stuurden zij gezanten naar Londen om tegen de afschaffing van de slavenhandel te pleiten, hun belangrijkste bron van inkomsten. Jawel, zwarten kwamen blanken smeken om de negerslavernij in stand te houden.

Bijgevolg is het wel erg ongerijmd dat men vandaag uitgerekend de Europeanen als de grote schuldigen van de slavenhandel voorstelt. Goed, we hebben er een tijdje aan meegedaan. Maar de Europeanen hebben vooral, als enigen in de geschiedenis die de macht hadden om anderen tot slaaf te maken (en in de 19de eeuw was Europa op het toppunt van zijn macht), zelf de slavernij beëindigd. Ze hadden daar economisch geen voordeel bij. Marxisten beweren het tegendeel: “Vaak zegt men dat de slavernij werd afgeschaft vanwege de wreedheden die ermee gepaard gingen, maar cynici en marxisten beweren dat loonarbeid gewoon goedkoper uitkwam dan slavernij.” (Lucas Catherine: Manyiema, p.79) Uit recent onderzoek blijkt echter dat de slavernij als instelling nog niét door de industrialisering achterhaald was. Dat zou immers tot een prijsdaling geleid hebben, terwijl de slavenhandel in werkelijkheid meer dan ooit winstgevend was. Het is, naast de morele reden, mede daarom dat het Britse rijk de andere mogendheden onder druk zette om ook tot afschaffing over te gaan: omdat het behoud van de slavernij hun anders een groot concurrentievoordeel opleverde.

Wat de Denen, de Britten en tenslotte de andere Europeanen gedaan hebben voor de slaven in Amerika, zwart Afrika en de moslimwereld, was niet ingegeven door eigenbelang, en mag wel degelijk uniek heten. Ook Vlaanderen heeft hieraan een bescheiden bijdrage geleverd. “De Belgische militaire heldenmoed verdelgt den Araabschen slavendrijver”, zo zegt het Vinçotte-monument in het Jubelpark, althans voor zover moslims uit de nabije Grote Moskee het opschrift niet weggebeiteld hebben. Het gaat dan ondermeer over de Vlaamse officieren Lippens en Debruyne, die in Kongo hun leven gaven in de strijd tegen de Zanzibari slavenhandelaars.

De Britse herdenkingen zijn inmiddels een aanleiding geworden om verontschuldigingen en zelfs “herstelbetalingen” te eisen. Nou, als het echt moet, goed dan. Maar aan wie? Aan de Afro-Amerikanen? Die zijn blij genoeg dat hun voorouders over de oceaan gebracht zijn, zodat zij nu aan de Amerikaanse welvaart kunnen deelnemen in plaats van in Afrika te verhongeren. Of aan de Afro-Irakezen, Afro-Iraniërs en Afro-Turken? Jammer, maar die zijn er niet. De zwarte slaven werden in het Midden-Oosten immers lang niet zo goed behandeld als in Amerika, waar ze zich tenminste ruim konden voortplanten. Aan de Afrikanen dan? Nee, want die hebben eeuwenlang goed verdiend aan de uitvoer van hun ongewenste volksgenoten. Uiteindelijk is Europa een betere kandidaat, want dat heeft niets verdiend aan de roof van zijn burgers door Barbarijse en Ottomaanse slavenhalers. Integendeel, gespecialiseerde monnikenordes moesten grote bedelcampagnes organiseren om slaven weer vrij te kopen.

Wij zouden dus herstelbetalingen kunnen eisen van de Maghrebijnen en de Turken. Bovendien heeft Allah het heel mooi geregeld dat de Arabieren bovenop een winstgevende olievoorraad zitten. Na meer dan duizend jaar handel in Europese en Afrikaanse slaven kunnen zij vandaag hun geweten zuiveren door af te dokken.
('t Pallieterke, april 2007)