Racisme, fascisme, apartheid, nee! Print
Written by Koenraad Elst   
Sunday, 24 July 2011 19:25

 

Tijdens een debat over migratie en integratie roept CGKR-directeur Jozef De Witte meermalen uit dat “het migratiedebat gevoerd moet worden”, en hij verwijt de politici dat ze dat niet aandurven.  Maar durft hij het zelf wel aan?

 

Tot de fameuze “Zwarte Zondag”, 24 november 1991, was er eigenlijk geen debat.  Er  werd ondanks de officiële immigratiestop volop geïmmigreerd, en vele immigranten integreerden zich geruisloos en zonder overheidsbemoeienis in onze samenleving, terwijl anderzijds in sommige moslimkringen het “fundamentalistische” verzet tegen de integratie zich begon te organiseren.  Na Zwarte Zondag was er ook nauwelijks debat.  Aan de islamkritische passussen in Guy Verhofstadts Burgermanifesten ging men stilzwijgend voorbij.  De overheid organiseerde, hand in hand met extreemlinks, de repressie tegen afwijkende meningen over dit onderwerp.  De media hielden de fictie hoog dat er hierover slechts één legitiem standpunt bestond, en criminaliseerden elke kritiek.

 

Het duurde nog een decennium vooraleer de problemen zich in die mate aan de aandacht opdrongen dat de klassieke partijen ze ernstig gingen nemen.  Nog steeds gaan ze het debat zoveel mogelijk uit de weg, maar ze drukken hun evoluerende overtuiging uit via daden in plaats van woorden.  Niet alleen in trendsetter Denemarken, in Nederland en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in België werden zonder veel gedruis wetten aangenomen en maatregelen getroffen om het aantal asielzoekers en hun toegang tot de sociale zekerheid te beperken, uitgeprocedeerden daadwerkelijk te repatriëren, een betere talenkennis bij de immigranten te bevorderen en de radicale islam in te tomen.  De media oefenen zich nu in de superieure pose dat het gewoon belachelijk zou zijn om te ontkennen dat integratie een heidens karwei is, en dat niemand van hen ooit zo gek geweest is.

 

 

Werkman en racist

 

En nu vergast het meinummer van het blootminnende maandblad Menzo zijn lezers op “het migratiedebat: Jozef De Witte vs. Eddy Daniëls”.  Wat de aard van het medium betreft: ook van de vroege immigratiecriticus Enoch Powell citeert men nogal eens “the Penthouse interview”.  Koop dus eens een blootblad omwille van de goede interviews, dat klassieke excuus is in dit geval gewoon de waarheid.  Er worden ondermeer ook Jean Blaute, Ilse Demeulemeester, Jan Leyers en Frank De Bleeckere aan het woord gelaten, en Filip Dewinter mag ons verzekeren dat geïntegreerde moslimkleurlingen van het type Ayaan Hirsi Ali op de VB-lijst welkom zijn. 

 

Aanleiding voor het debat is het boek De Open Samenleving en Haar Nieuwe Vijanden van bruggepensioneerd journalist Eddy Daniëls, tot 2003 hoofdredacteur van het VUM-weekblad iMediair.  Als oud-maoïst breekt hij een lans voor de Vlaamse werkmens die zich zo lang gastvrij heeft opgesteld tegenover nieuwkomers en daarvoor bedankt is met de verloedering van zijn woonbuurt en met het etiket “racist”.   Geconfronteerd met deze observatie antwoordt De Witte: “Om te beginnen is het niet, zoals meneer Daniëls schrijft, in 1991 dat het commissariaat werd opgericht maar in 1989 en er staan hier en daar nog wel wat fouten.  Maar goed, het centrum heette toen het Koninklijk Commissariaat voor Migranten.”  (Met die terminologie zou directeur De Witte nu gewoon “commissaris De Witte” genoemd worden, passend DDR-achtig.)  Ziet u hier het verband tussen these en antithese?  Natuurlijk niet, zulke pedanterietjes dienen alleen als verstrooiingstechniek om het eigenlijke onderwerp te ontwijken. 

 

Daniëls verhaalt nog hoe hij als arbeider de aanvankelijk vlot lopende integratie heeft zien mislukken: “Wat mij toen al opviel en wat ik heb zien groeien doorheen de jaren, is een arrogantie bij sommige groepen vreemdelingen die bij de Vlamingen als zeer racistisch overkwam.  Terwijl die Vlamingen zeer gastvrij waren.”  Maar De Witte laat de ervaring van de arbeidersklasse verder onbesproken. 

 

Wel verklaart de directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding dat hij een tegenstander is van gelijke kansen in het onderwijs.  Gelijk is niet gelijk genoeg: “Wanneer er sprake is van sterk en zwak krijg je ongelijkheid als je dezelfde kansen geeft aan de sterke en de zwakke. (…) Als ik met mijn zesjarige zoon wil voetballen, handicap ik mijzelf om hem gelijke kansen te geven. (…) Als we een gezellige samenleving willen waar we plezier aan beleven, dan kan het nodig zijn om een aantal mensen meer kansen te geven.”  Daniëls aanvaardt dat er voor kinderen met taalachterstand en een culturele kloof extra inspanningen nodig zijn, maar verbaast zich erover dat een bevoegd ambtenaar de talrijke extra inspanningen die reeds gebeuren, schijnt te negeren.  (Toegegeven, dit kan aan het medium “interview” liggen, waarin men niet altijd een volledig of grondig doordacht antwoord kan formuleren.) 

 

Bovendien stelt Daniëls vast: “Maar de appreciatie bij de ouders van die allochtone kinderen is er niet altijd.  Zij steunen dat niet, ook daar heb ik genoeg voorbeelden van gezien.”  Het probleem ligt ook bij “groepen vreemdelingen die zich racistisch gedragen tegenover de Vlamingen”.  Het antwoord van De Witte is zeer citeerbaar: “Ik heb ook nooit beweerd dat racisme een kenmerk is van de Belgo-Belgen.  Natuurlijk bestaat racisme in elke groep.  Als 75% van de Marokkaanse jongeren een bruid in eigen land gaat halen, is dat ook xenofobie en eigen volk eerst.”

 

 

Vrije meningsuiting

 

De Witte kaart zelf een ander aspect van de “strijd tegen het racisme” aan: “Eddy Daniëls schrijft: ‘Wie zich racistisch opstelt, verloochent de ziel van de Westerse beschaving.’  Even verder lees ik dat de wetten op racisme en negationisme irrationele bezweringsformules zijn.  Ik vind dat een beetje in tegenspraak met elkaar.”

 

Daniëls veroordeelt dus het racisme én het verbod of racistische meningsuitingen.  Wat is daar zo contradictorisch aan?  De meeste lezers kennen zeker wel opvattingen die zij verafschuwen maar waarvan zij nooit het verbod geëist hebben.  Ik meen te weten dat het communisme heel wat doden op zijn geweten heeft, maar het is nooit bij me opgekomen om een verbod op pro-communistische meningsuitingen te bepleiten.  Onjuiste ideeën houden op de duur toch geen stand in een open debat, dus om het met Mao te zeggen: “Laat honderd bloemen bloeien, laat honderd gedachten wedijveren!”

 

De vrije meningsuiting is geen kleinigheid, aldus Daniëls: “Ik vind de veroordeling van [holocaust-ontkenner] Siegfried Verbeke een schande voor de democratie (…) Als Verbeke dwaasheden wil uitkramen, doet hij maar.  De basisstelling van mijn boek is dat de basis van alles waar wij trots op zouden moeten zijn in plaats van ons ervoor te schamen, de basis van ondermeer ook de anti-racistische ethiek, de vrijheid van meningsuiting is.”  Commissaris De Witte vindt het echter vanzelfsprekend dat foute ideeën verboden en bestraft moeten worden. 

 

Waar dat despotische beleid toe leidt, wordt snel duidelijk.  Zopas is er iemand veroordeeld wegens een etnisch getinte scheldpartij (“Vuile Turk, ga terug naar Turkije!”) jegens een Marokkaanse dienster in een café.  Strijdig met de goede manieren, jazeker, maar moet de wetgever zich daarmee bemoeien?  In strijd met wat De Witte’s voorganger prof. Johan Leman verzekerde, bestraft de racismewet dus niet alleen racistische daden maar ook louter meningsuitingen, tot en met losse flodders tijdens een dronkemansruzie.  De bestraffing van etnische moppen kan nu in ernst niet ver meer zijn.

 

Op grond van het discriminatieverbod is zopas iemand veroordeeld wegens de nochtans door de grondwet gegarandeerde vrije beschikking over zijn privé-eigendom, nl. de niet-verhuring van een woonst aan een homokoppel.  Het CGKR dreigt ook met vervolging van de verbouwingsfirma die geen Marokkanen in dienst wil nemen voor functies waarbij zij met het publiek in contact komen (wel voor binnendienst), omdat het cliënteel hen liever niet in huis toelaat.  Ik was zelf ook lichtelijk geschokt toen ik van de bekrompenheid van die cliënten hoorde, maar wie er wat aan wil doen, kan via de vrije markt invloed uitoefenen door de firma te boycotten, of gewoon door zijn mening mee te delen en de betrokkenen om te praten.  Mentaliteitswijzigingen kunnen plaatsvinden door interne evoluties van de civiele samenleving, getuige bv. het wegebben van het ostracisme dat ongehuwde moeders enkele decennia geleden nog trof.  De motieven van de burgers om hun privé-keuzes te maken, zelfs indien bekrompen of xenofoob, zijn geen legitiem voorwerp van bemoeienis door een repressieve overheid.  Toch niet in een vrije samenleving. 

 

Toen in 1995 de negationismewet goedgekeurd werd, dacht ik: ach, dat gaat alleen enkele halfgare neonazi’s aan, niks om ons druk over te maken, en misschien zelfs een goed precedent voor de ontkenning van de talrijke misdaden van de islam.  Inmiddels blijkt dat die wet ons op een hellend vlak gebracht heeft naar een routinematig verbod op talloze andere opinies.  Zopas, amper tien jaar later, heeft het parlement gepoogd om de negationismewet uit te breiden tot alle zogenaamde genocides en misdaden tegen de menselijkheid die door eender welke rechtbank in de EU erkend zijn. 

 

Dit betekent bv. dat uw dienaar (en analoog ook John Laughland van de Spectator, en Peter Handke, en zelfs Aleksandr Solzjenitsyn de dag dat hij het EU-grondgebied betreedt) opgesloten kan worden omdat hij in dit blad de leugens van Carla Del Ponte van het Joegoslavië-tribunaal aan de kaak gesteld heeft, bv. over de onbestaande “genocide” op een kwart miljoen Kosovo-Albanezen die in 1999 de bombardementen op Servië moest rechtvaardigen, een NAVO-oorlogsmisdaad waarover het schaamteloos partijdige tribunaal alle klachten a priori onontvankelijk verklaard heeft.  Er is nu ook nog maar weinig nodig om de weerlegging van de veelgehoorde kwakkel over een “Belgische genocide op 10 à 15 miljoen Congolezen” strafbaar te maken; of de ontkenning door extreemlinks van de Oekraïense genocide van 1932-33, ongetwijfeld schandalig maar evengoed een “mening”; of de Turkse ontkenning danwel rechtvaardiging van de (door het Franse parlement officieel erkende) Armeense genocide; of de herschrijving van het officiële relaas van de Rwandese genocide, dit keer met oog voor de schuld van de VN, de VS en het Tutsi-invasieleger dat er nu de regering vormt.  Het geschiedkundig onderzoek en de publieke verwerking van pijnpunten uit het verleden worden door zulke wettelijke taboes ernstig bemoeilijkt.

 

De nieuwe wet schept ook een enorme rechtsonzekerheid, niet alleen omdat verschillende rechtbanken verschillend kunnen oordelen over deze of gene zogenaamde misdaden tegen de menselijkheid, maar vooral omdat in sommige gevallen niet de ontkenning maar juist de erkenning van bepaalde misdaden als laakbaar geldt, en straks zeker ook als strafbaar.  Wie bv. de misdaden van de islam onder de aandacht brengt, wordt beschuldigd van “islamofobie” zoalniet van “racisme”.  Let wel, ik zou niet wensen dat geschiedvervalsing betreffende de islam (zoals bv. door het CGKR gepropageerd) bestraft wordt, alleen dat de waarheid dezelfde uitingsvrijheid geniet als de leugen.  De veralgemeende negationismewet van 2005 is flagrant in strijd met de moeizaam verworven beginselen van de democratie en de rechtsstaat.

 

 

Pseudo-wetenschap

 

            Een belangrijke vaststelling in dit interview is de minachting voor logica en wetenschap die de CGKR-directeur ambtshalve ten toon spreidt.  Wanneer Daniëls bv. het wetenschappelijke rapport van Marion Van San citeert, ondermeer over de hogere misdaadcijfers bij de Marokkaanse jongeren (iets wat ook rijpere Marokkanen erkennen en als een beschamend probleem ervaren), maakt De Witte zich er zo van af: “Er zijn natuurlijk wel meer wetenschappelijke studies die op geen bal trekken.”  Dat is louter bluf, want zoals Daniëls antwoordt: “Als er een wetenschappelijk rapport bestaat dat Van Sans bevindingen weerlegt, zou het wel in de krant gestaan hebben.”

 

Ook inzake het begrip “ras” doet De Witte ongefundeerde beweringen: “Meneer Daniëls schrijft: ‘Racisme is natuur, antiracisme is cultuur.’  Wel, dat klopt helemaal niet.  In de natuur is er racisme en antiracisme, maar als het over mensen gaat is er maar één menselijk ras.  Wetenschappelijk is het grote nonsens dat er zoiets zou zijn als een blank en zwart ras.  Racisme is een cultuurproduct dat is uitgevonden door racisten.”. 

 

            Ten eerste, voor een man die zijn brood verdient als exploitant van het begrip “ras”, is de heer De Witte wel zeer onwetend over de betekenis daarvan.  De mensheid is niet een “ras”, wel een “soort”.  Tussen wezens van verschillende soorten is geen voortplanting mogelijk, en zelfs in randgevallen geen vruchtbare (bv. muilezels), terwijl dit tussen leden van dezelfde soort maar van verschillende rassen wel mogelijk is.  Mocht de mensheid geen soort maar een ras zijn, binnen een bredere soort dus, dan zou er vruchtbaar geslachtsverkeer tussen mensen en bepaalde niet-leden van het mensenras mogelijk zijn.  Een eeuw geleden dachten rastheoretici inderdaad dat “interraciaal” verkeer tussen apen en mensen het hybride negerras had voortgebracht, maar van uitgerekend de CGKR-directeur had ik zulke verwarring tussen “ras” en “soort” toch niet verwacht.  Eigenlijk treedt hij hiermee een gore racistische mop bij, namelijk die van de vrouw die krijst wanneer ze door een gorilla overvallen wordt, waarop de gorilla opmerkt: “Aha, mevrouw is racistisch!”

 

            Een ras is een subgroep van een soort met erfelijke eigenschappen die hem van andere subgroepen onderscheiden.  Als het bestaan van een blank en een zwart ras wetenschappelijke nonsens is, dan kan directeur De Witte experimenteel zijn gelijk halen.  Al wat hij moet doen, is aantonen dat een blank koppel evenveel kans heeft als een zwart koppel om een zwart kind voort te brengen.  Als blijkt dat van de honderd blanke paren er ongeveer vijftig (of, om genereus te zijn, zelfs maar tien) een zwart kind hebben, dan heeft De Witte gewonnen.

 

            Ten tweede, de vooringenomen animositeit van de heer De Witte jegens het rasbegrip is in strijd met de wetenschappelijke openheid jegens eender welk resultaat van observatie, en is zelf moeilijk anders verklaarbaar dan vanuit een impliciet racisme.  Als niet-racist heb ik er geen enkele moeite mee dat er binnen de menselijke soort verschillende rassen, subrassen en rasmengingen bestaan, ook niet als wetenschappers ze tegenwoordig gesofistikeerder indelen dan vroeger of ze eufemistisch “genetische clusters” noemen.  Okee, enkele van mijn vrienden zijn zwart van huis uit, hun ouders waren het en hun kinderen zullen het zijn.  Nou en?  Voor mij impliceert dat niets.  Ik vind niet dat ze daarvoor bepaalde rechten moeten ontberen noch dat ze bepaalde voorrechten moeten genieten.  Alleen een racist vindt dat lidmaatschap van een ras specifieke (dus ongelijke) juridische implicaties moet hebben.  En als die racist bovendien gelijkheid wenst, terwijl hij vanuit zijn racisme aan ras een inherente ongelijkheid toeschrijft, dan moet hij ter wille van de gelijkheid wel het bestaan van rassen ontkennen.  Ziedaar het CGKR-standpunt.

 

            Ten derde, dat het racisme door racisten uitgevonden zou zijn, is natuurlijk ongerijmd.  De uitvinders van de auto waren per definitie geen automobilisten, want een automobilist komt te laat om de auto nog te kunnen uitvinden.  De eventuele uitvinders van het racisme begonnen per definitie met een niet- of pre-racistisch uitgangspunt, waaruit zij dan om één of andere reden racistische conclusies trokken.  Een belangrijke factor van modern racisme was bv. de Verlichting: door skeptisch komaf te maken met religieuze noties over de “ziel” herleidde men de mens tot zijn materiële dimensie.  Het was niet racistisch bedoeld, maar in tweede instantie besefte men wel de implicatie: biologische kenmerken zoals ras behoorden plots niet meer tot het oppervlakkige lichamelijke omhulsel van de ziel, maar werden zelf centrale elementen in de “werkelijke” lichamelijke essentie van de mens.

 

            Maar het racisme is wel ouder dan de Verlichting want, ten vierde, het gaat terug doorheen de hele mensengeschiedenis tot de pre-menselijke stadia van de evolutie.  De Egyptenaren waren reeds racistisch jegens de zwarten, de bijbelse Israëlieten jegens hun buurvolkeren, de Navajo’s jegens de Hopi’s, de Eskimo’s jegens de Vikingen.  In de natuur komt al eens niet-racisme voor, bv. als een reu van het ene hondenras een teef van een ander ras bespringt, maar van “antiracisme” in de natuur zou ik toch wel eens een voorbeeld willen horen.  Van “racisme” in de natuur zijn er daarentegen voorbeelden te over.  Zoals Daniëls antwoordt: “Xenofobie is een overlevingsstrategie in de natuur.  Een dier dat argeloos naar alles wat vreemd is toeloopt, wordt opgegeten.  Zo simpel is het.”  Andere soort, ander ras, andere familie: elke graad van vreemdheid roept een corresponderende graad van wantrouwen en apartheid op.  Het overstijgen van dat wantrouwen is een typisch menselijke ontwikkeling, net zoals bv. de rechtvaardigheid of het huwelijk kunstmatige menselijke scheppingen zijn.  Inderdaad, racisme komt voort uit de natuur, antiracisme daarentegen is een cultuurproduct.  En overigens één dat alleen in de meer gevorderde culturen beleden wordt.

 

Kortom, in ocharme één alinea over “ras”, de bestaansreden van zijn Centrum, slaagt De Witte erin om vier keer flagrant de wetenschap en de logica met voeten te treden.  En op basis van zulke pseudo-wetenschap heeft dat Centrum dan het recht om burgers van onze rechtsstaat te vervolgen.

 

 

Valsemunterij

 

En er is nog meer aan de hand met de CGKR-focus op “ras”.  Zelfs al waren al De Witte’s beweringen over ras correct, dan nog was dat geen reden om er het migratiedebat mee te bezwaren.  Zoals Daniëls opmerkt vanuit zijn ervaring met oppositionele meningen over het migratiebeleid: “Wat ik erg vind, is dat men altijd onmiddellijk in de racistische hoek geduwd wordt.”  De meeste maatschappelijke problemen die de jongste immigratiegolven met zich gebracht hebben, zijn niet te verklaren in termen van ras. 

 

De meeste Turken en nogal wat Marokkanen zijn fysiek niet van Vlamingen te onderscheiden.  Het taalprobleem van immigrantenkinderen dat het onderwijsproces in onze scholen zo verstoort, is geen kwestie van ras (het betreft bv. ook Russische kinderen, die echter om culturele redenen veel minder dan moslimkinderen buiten het Vlaamse gemeenschapsleven gehouden worden en dus sneller het Nederlands verinwendigen).  De vele problemen die de islam stelt, zijn evenmin een kwestie van ras.  De onmin tussen moslims en niet-moslims in Nigeria, Bangladesj of Bosnië betreft telkens gemeenschappen die raciaal niet van elkaar verschillen.  De islam is geen ras en termen als “anti-moslim-racisme” zijn een schaamteloze valsemunterij.

 

Onderzoek in Groot-Brittannië illustreert hoe niet-raciale factoren hier van veel groter belang zijn.  Een overheidsrapport uit 1984 had nog IQ-gegevens verwerkt, iets wat vandaag wel niet meer zou mogen, en daaruit bleek dat inheemse leerlingen een gemiddeld IQ van 100 hadden, Zuid-Aziatische 98 (misschien iets te laag geschat wegens taalaanpassing), en zwarten slechts 88.  Ik ken niet genoeg van psychometrie om dit soort gegevens te bevestigen of te betwisten, maar hetzelfde geldt zeker ook voor directeur De Witte.  IQ-onderzoekers stellen doorgaans dat IQ een sterke erfelijke (dus “raciale”) component heeft, dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen IQ en schools succes, en een omgekeerde tussen IQ en misdadigheid evenals buitenechtelijke voortplanting. 

 

Welnu, hoewel blanken en Zuid-Aziaten qua IQ ongeveer gelijk staan, vallen hun misdaadcijfers en schoolresultaten ver uiteen langs culturele lijnen.  Moslims hebben een veel hoger misdaadcijfer dan autochtonen, hindoes hebben (net als Chinezen) een veel lager misdaadcijfer.  Hindoes hebben ook een veel hoger slaagcijfer en, net als moslims, een veel lager percentage buitenechtelijke kinderen dan de autochtonen.  Binnen de “zwarte” groep is er dan weer een groot verschil tussen de ambitieuzere Afrikanen en de meer aan lager wal geraakte Caraïbische zwarten.  Zeer merkwaardig is de vergelijking tussen blank en zwart: qua buitenechtelijke kinderen benaderen de blanken stilaan het zwarte percentage, en ondanks hun vermeend lager IQ doen zwarte meisjes het op school beduidend beter dan blanke jongens.  Hier zijn sociale en culturele factoren in het spel.  De verwildering van de zeden in naam van de progressiviteit zorgt bij de autochtonen voor een onverantwoordelijker seksueel gedrag en voor een verwaarlozing van het schoolse leren.  Vooral blanke jongens doen minachtend jegens “strevers” en imiteren liever de straatcultuur van bepaalde minderheidsgroepen.  Omgekeerd zien negermeisjes in Engeland, net als Marokkaanse meisjes in België, in ons onderwijssysteem een kans om zich aan de beperkingen van hun thuismilieu te ontworstelen, zodat zij extra hun best doen.  Anders dan hun broers zijn zij niet te trots om zich aan de schoolse discipline te onderwerpen. 

 

Kortom, zelfs als de door sommige geleerden geponeerde rasverschillen in IQ bevestigd worden, dan nog zijn de belangrijkste factoren in de integratieproblematiek overduidelijk sociaal-cultureel en niet raciaal.  En zo zien het ook diegenen die het migratiedebat willen voeren.  Tevergeefs zoekt men bij hen, en zeker bij Daniëls, pogingen om de problemen te verklaren vanuit rasverschillen.  Het eindeloos gedram over “ras”, tot en met in de benaming van het CGKR, helpt het migratie- en integratiedebat dus niet vooruit, maar verdraait juist de inzet ervan.  Directeur De Witte wil graag het debat, maar blijkbaar wel alleen binnen een vervalsend begrippenkader.

 

De onverantwoorde gehechtheid van de commissarissen van het eenheidsdenken aan het begrip “ras” is ergens wel verklaarbaar.  Door associatie met Auschwitz is het racisme grondig gecriminaliseerd, en men wil die criminalisering graag in één moeite overdragen op nieuwe doelwitten (bv. islamkritiek, zelfs indien geuit door kleurlingen die als moslim grootgebracht zijn, zoals de wegens “racisme” veroordeelde Nederlandse Pakistani Mohamed Rasoel), dat maakt de strijd heel wat gemakkelijker.  Een valse associatie met “racisme” is dus een formidabel wapen in het zwartmaken van mensen en ideeën.  Vraag is alleen of dat soort desinformatiecampagne gevoerd moet worden met belastinggeld en door een overheidsdienst.

 

 

(Nucleus, mei 2005)