De apotheose van Claus Print
Written by Koenraad Elst   
Wednesday, 19 January 2011 01:02

 

Zij die in de oorlog aan de verliezende kant stonden, ook kinderen, hadden het nadien moeilijk. Maar dat kon een prikkel zijn om er hard tegenaan te gaan en het ver te brengen. Naast Hitlerjunge André Leysen was Hugo Claus (°1929), destijds lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen, allicht de succesvolste onder de prille “zwarten”.

De zelfgekozen dood van Claus was in De Morgen aanleiding tot diverse debatten, ondermeer over de reputatie van miskend genie die deze bourgeois-bohémien lange tijd gecultiveerd zou hebben. Een vranke vrijdenker in het benepen katholieke Vlaanderen, die moet logischerwijze toch miskend of zelfs vervolgd zijn, niet? Het blijkt echter dat hij in het bestaansonzekere schrijverswereldje juist een bevoorrechte positie innam. Zijn eerste roman De Metsiers (1951) zat meteen bij een prestigieuze uitgeverij en kreeg veel aandacht, meestal lovende, zelfs in “het reactionaire katholieke weekblad ’t Pallieterke”. Misschien omdat dit toen het blad was van de repressieslachtoffers en daarom deze lotgenoot met een gunstig vooroordeel bejegende? Het ordewoord schijnt echter te luiden dat dat aspect van Claus’ vormingsjaren schroomvallig ontweken moet worden: de meeste rouwberichten reppen met geen woord over zijn NSJV-verleden.

De geschiedschrijving zal alleszins minder aandacht besteden aan zijn jeugd dan aan zijn levenseinde. “Groots”, zo noemde prof. Etienne Vermeersch de soevereine wijze waarop de schrijver de dood omhelsd had. Hij stierf zoals hij geleefd had, want zijn euthanasie bevestigde hem in de rol van heraut van de culturele revolutie die het brave Vlaanderen onherkenbaar veranderd heeft; en die volgens Vermeersch praktisch zonder voorgaande is, eender waar of wanneer.

Van een zelfgekozen dood kan je binnen zekere perken ook het tijdstip kiezen, en daarin heeft Claus zich een meester van het historische gebaar getoond. Zijn laatste paar dagen mocht Claus de aanblik genieten van mediabijdragen alom over zijn magnum opus, Het verdriet van België, dat net 25 jaar eerder uitgekomen was. Mogelijks is de datum van 19 maart hem wel door oud-jezuïet Vermeersch ingefluisterd, want dat is de feestdag van Sint-Jozef, patroon van “de goede dood”. Maar wat de timing van zijn euthanasie echt symbolische lading gaf, is dat zij samenviel met de laatste dag van het premierschap van Guy Verhofstadt.

Toen de afscheidnemende premier recent gevraagd werd naar de belangrijkste verwezenlijkingen van zijn paarse regime, noemde hij als eerste de doorbraak in de ethische kwesties. Zijn records in budgettair wanbeheer en in communautair gepruts waren gewoon deel van immer fluctuerende Belgische verschijnselen, het vrijgeven van euthanasie vormde daarentegen een eenmalige radicale breuk met duizendjarige zekerheden. Bovendien benam praktisch gelijktijdig een Franse kankerpatiënte zich het leven na een gerechtelijk vonnis dat haar expliciet de euthanasie ontzegde. In Frankrijk wordt nu honderduit verwezen naar het Belgische alternatief en naar het precedent-Claus. Ook in Nederland, waar net een parlementsdebat plaatsvindt over de verruiming van de euthanasiewetgeving, is de commotie rond Claus groot nieuws. Zwarte Hugo schrijft geschiedenis.

Vandaar de triomfantelijke toon in Verhofstadts eerbetoon aan de schrijver. Voortaan laat de mens zich zijn leven niet meer dicteren, noch door de Kerk noch door de natuur. Waar zwangerschapsafbreking of homo-adoptie nog inzet zijn van twist over het recht om voor de betrokken kinderen te beslissen, niet  louter “zelf”-beschikking dus, is het geval van de euthanasie veel zuiverder: daar beslist men alleen over het eigen leven. Het ziet ernaar uit dat de vrije dood een paarse verworvenheid is die men in de afzienbare tijd niet meer ernstig in vraag gaat stellen. De Vlaamse christendemocraten hebben al verklaard dat ze, terug in de regering, de ethische kwesties niet aan de orde willen stellen. Zelfs de islam, die op andere vlakken de klok terug wil draaien, zal hier geen strijdpunt van maken. Voor onze en volgende generaties wordt het “anders gaan sterven”.

Het is een echt paarse ontwikkeling, die de liberale zorg voor de individuele vrijheid combineert met de socialistische bekommernis om de verplichte solidariteit. Ik neem aan dat we geen opzet moeten vermoeden achter het feit dat de liberalisering net plaatsvindt nu de sociale zekerheid door de vergrijzing onbetaalbaar begint te worden. We kosten aan de ziekteverzekering méér tijdens ons laatste levensjaar dan tijdens de hele rest van ons leven, dus voor het systeem is het wel meegenomen als terminaal zieken zich een jaar besparen. 

Toch moeten we erop letten, geen valse voorstelling te geven van de redenen voor euthanasie. De betrokkenen verklaren dit vooral als een kwestie van zelfrespect. Zij willen hun nabestaanden niet tot last zijn, niet de erfenis erdoor jagen voor nutteloos geworden medische bemoeienissen, niet afhankelijk zijn van betuttelende verpleging, niet in de herinnering voortleven als een dement wezen dat buiten de menselijke communicatie stond. Zelfrespect staat hier tegenover de bevoogdende goedheid, die zij als ongewenste dwang afwijzen. Ondanks het zeer reële gevaar voor misbruiken (die de liberalen meteen in een wet willen gieten) heeft de liberalisering van euthanasie een breed maatschappelijk draagvlak. Op dit punt is er geen kloof tussen burger en politiek, zo geëvolueerd zijn de Vlamingen inmiddels.

Toen Friedrich Nietzsche God had dood verklaard, voegde hij daar een lof op de “vrije dood” aan toe. Zelf kon hij de daad niet bij het woord voegen, want de geestelijke aftakeling overviel hem zodat hij nog elf jaar als een lege huls de dood moest afwachten. Claus takelde langzamer af en was nog in de gelegenheid om in een helder moment voor de ingreep te tekenen. Het gaf hem als papenvreter het ultieme genoegen van kardinaal Danneels uitgedaagd te hebben tot een bedekte vermelding in zijn preek, uitgerekend met Pasen. Humanisten vieren de verrijzenis van Claus: in één klap getransformeerd van demente bejaarde tot paars rolmodel. Door zijn ultieme daad van zelfbeschikking belichaamt hij voorgoed de postchristelijke mens, ontvoogd van God en gebod.

(geschreven voor 't Pallieterke, eind maart 2008; daar gepubliceerd met ernstige wijzigingen, reden waarom ik nadien twee jaar niet meer voor dat blad geschreven heb, tot Jan Neckers mij overtuigde om terug te komen.)