Het priestercelibaat Print
Written by Koenraad Elst   
Wednesday, 05 November 2014 00:50

Uit mijn humanioratijd herinner ik me enkele gastlessen van E.H. Herman Boon, missiepastor en op het eind van zijn leven aalmoezenier op Zaventem. Ondermeer kwam hij eens spreken over een levensoptie waar niemand van ons, ook niet de overtuigd katholieke leerlingen, ernstig over dacht: het priesterschap.

Hij maakte zich geen begoochelingen over zijn kansen om de jeugd van tegenwoordig, die “gedoopte heidenen”, te overtuigen, maar kwam gewoon eerlijk getuigenis afleggen. Hij vertelde hoe hijzelf door God geroepen was: tijdens zijn retorica, terwijl hij verliefd was op een meisje, werd hij in een slapeloze nacht door God gegrepen, “want God, die pakt u.” Hij deelde haar mee dat hij priester zou worden, en ze gingen elk huns weegs. “Ze is nu moeder van zes kinderen”, maar hij had zijn eigen keuze nooit betreurd.

Hij behandelde ook de leegloop van het priesterambt door uittredingen en gebrek aan roepingen: “Telkens wanneer er één van ons sterft, dan verdelen wij zijn taken onder ons, dan werken wij nog wat harder. En wij beseffen dat er straks niemand van jullie hier zal staan om onze plaats in te nemen. Ergens is het niet eerlijk van jullie generatie.”

Een tijd geleden organiseerde het college een reünie van ons leerjaar. Het bleek dat de meesten van ons geworden waren wat ze zich voorgenomen hadden en het zelfs ver geschopt hadden: als arts, vorser, bankier, TV-journalist. Wat waren wij een jaar van geluksvogels, we hoefden maar iets te willen en we kregen het. Alleen, hoewel een aantal klasgenoten brave kerkgangers gebleven waren, was niemand op de wenk van Herman Boon ingegaan.

Een enquête van Gazet van Antwerpen onder Vlaamse priesters leert dat de meesten gelukkig zijn met hun levenskeuze (allicht, want de anderen zijn uitgetreden), maar dat 80% vindt dat het verplichte priestercelibaat beter afgeschaft wordt. Zelf ben ik een afvallige, dus het zijn mijn zaken niet, maar ik ben de debatten in de Kerk van op een afstand blijven volgen, meestal met sympathie voor de behoudsgezinde strekking. Die progressieven die geen vrede hadden met de Kerk en haar daarom wilden veranderen, moesten voor mijn part maar eens de moed van hun overtuiging opbrengen en er gewoon uit stappen, met achterlating van hun veilige postjes. In de kwestie van het celibaat echter hebben de hervormers gewoon gelijk.

Een aantal jaren geleden zond de staatsomroep een debat uit over dit onderwerp. Aan de ene kant waren enkele behoudsgezinde leken, aan de andere professor Schoors, docent Hebreeuws aan de KUL, en zelf tot ontslag uit het priesterambt gedwongen (maar “ik voel mij nog priester”) toen hij voor het huwelijk koos. De keuze van sprekers was een typische manipulatie door de omroep: het progressieve standpunt laten vertolken door een deskundige, het conservatieve door leken. Desalniettemin, er was geen speld te krijgen tussen de argumenten van de prof.

Zijn opponenten beweerden dat het priestercelibaat door de eerste christenen ingesteld was, terwijl het een kerkpolitieke beslissing van later datum betreft. Paulus beval het celibaat aan, niet specifiek voor ambtsdragers maar voor alle christenen, doch maakte er geen verplichting van. Er waren in de hellenistische wereld cultussen met ongehuwde priesters, het zou niemand verbaasd hebben als Jezus en zijn apostelen het ook zo geregeld hadden, maar dat deden zij niet. (Zo waren er ook met priesteressen, en toch opteerde de Kerk hier niet voor; Paulus gebood de vrouwen om in kerkbijeenkomsten te zwijgen.) Later wou de Kerk priesters overal naar believen kunnen inzetten, en dan waren familiebanden hinderlijk. Daarnaast was er het voorbeeld van de monniken, wier levenswijze van nature wél om vrijheid van gezinsverplichtingen vroeg.

In een aantal religies maakt men een onderscheid tussen seculiere priesters, die maatschappelijke functies uitoefenen en gehuwd zijn, en reguliere priesters of monniken, die in het kader van hun breuk met al het wereldse ook de celibaatsverplichting aanvaarden. In het hindoeïsme kent men brahmanen, die hun priesterfunctie van vader op zoon doorgeven, en die alle levensrituelen leiden, van naamgeving over huwelijk tot crematie; en daarnaast celibataire wereldverzakers die in principe buiten de maatschappij leven. In Japan heeft men boeddhistische monniken, maar voor de rituele taken bij grote levensmomenten wendt men zich tot de Shinto-priester, die gehuwd is. Alleen het ritueel voor de afgestorvenen vertrouwt men soms toe aan monniken, juist omdat zij de breuk met de wereld belichamen. Dichter bij huis zien we hoe de orthodoxe christenen gehuwde bedienaren van de eredienst kennen naast celibataire monniken. Dat staat dichter bij de oorspronkelijke praktijk van de Kerk.

Verder is het celibaat voor de meesten een niet zo weldoende beproeving. Vele celibatair levenden, priesters zowel als anderen, zoeken vormen van compensatie voor het gemis aan intimiteit, wat tot aberraties leidt. Dat is geen typisch katholiek probleem. De boeddhisten gaan er prat op dat zij yogapraktijken kennen die de geslachtsdrift transformeren in iets hogers, maar Tibetaanse kloosters waren evengoed het toneel van allerlei onoorbaars tussen lama’s en novicen. De celibataire levenswijze is gewoon niet geschikt voor de meerderheid van mensen, ook niet voor velen die best goed werk zouden kunnen doen als zielzorger en leverancier van trouw- en rouwmissen.

Zou de afschaffing van de celibaatsverplichting tot meer roepingen leiden? Nee, zegt men, want ook bij dominees is er een roepingencrisis. Inderdaad, de belangrijkste reden om geen priester of dominee te worden, is dat men überhaupt niet meer gelooft. Maar feit blijft dat vele gelovige jongeren omwille van het celibaat de priesterroeping niet in overweging nemen, en dat honderden priesters louter om die reden uitgetreden zijn, mensen die noch het geloof noch het priesterschap wilden verzaken maar nu eenmaal wilden huwen. Het toelaten van gehuwde priesters zou ondermeer tot een aanbod aan late roepingen leiden, gehuwde mannen die zich in de Kerk willen engageren, ook als priester. De Kerk moet het zelf weten, maar mij dunkt dat zij zichzelf en haar leden een dienst zou bewijzen door de celibaatsverplichting voor seculiere priesters af te bouwen.

 

 

('t P, ca. 15 december 2006)