Linkse en objectieve media Print
Written by Koenraad Elst   
Thursday, 09 April 2015 16:55

Linkse en objectieve media (1)

('t Pallieterke, jan.-feb. 2007)


De kranten melden schamper dat VB-politici Freddy Van Gaever en Bruno Valkeniers een nieuw dagblad willen uitgeven dat “objectief” moet zijn. Na de mislukking van de iet of wat rechtse weekbladen Topics, Punt en Paf (en ongeacht de 61 jaar van een ander weekblaadje) zijn de linkse mediahegemonen er gerust in dat dit rechtse initiatief ook wel niks zal worden. En Jürgen Verstrepen, ook VB, vindt dit in het internettijdperk een stap naar het verleden, een geriskeerde mega-investering in een wegdeemsterend medium.

Een krant, veel meer nog dan een opinieweekblad, vergt inderdaad enorme investeringen. Je moet dan ook sportnieuws brengen en faits divers en honderd andere geldverslindende besognes die niets bijdragen tot het oorspronkelijke project, namelijk een verschil te maken in de ideologische machtsverhouding binnen het medialandschap. Dit op een ogenblik waarop de gevestigde kranten die hun plaats op al die terreinen al lang veroverd hebben, achteruit boeren. Het project heeft inderdaad weinig kans op slagen.

De eerste reden is echter niét dat een nieuwe krant bij voorbaat onleefbaar is in een medialandschap vol dalende oplagecijfers. Het is gewoon niet juist dat je de kansen van een nieuw product kan voorspellen op basis van de kennelijke vraag op de markt. Mensen die nooit de behoefte aan pakweg een Personal Computer gevoeld hadden, lieten zich verleiden eens het ding op de markt kwam. Met een goed aanbod creëer je de vraag. Met name een echte kwaliteitskrant, dus per definitie één die in haar berichtgeving objectief is, zou massa’s lezers en ex-lezers van de nu dominante dagbladen kunnen aantrekken.

Maar juist op dat punt heeft dit initiatief vanaf het begin de schijn tegen. De genoemde geldschieters waren enkele jaren geleden ook al behoorlijk geslaagd in het leven, en toen hebben we niets van hen gehoord, ook niet bv. toen het prille weekblad Punt financieel gered moest worden. De enige kans die een blad met een minimaal budget als Punt had, was van onmiddellijk met enkele primeurs de aandacht te trekken, van zulk kaliber dat het VRT-nieuws niet anders had gekund dan het blad citeren. Toen dat niet meteen lukte, wou niemand er nog geld achteraan gooien, want ideologisch bevlogen rijkaards die echt hun schouders onder zo’n blad zetten om het leefbaar te maken (zoals Taki Theodoracopulos, de financier van The American Conservative), die bestaan in de Vlaamse rechterzijde niet. Pas nu ze in de partijpolitiek gestapt zijn, zien de heren het licht.

Maar wat is de geloofwaardigheid van een krant met een zo duidelijk partijpolitieke inspiratie? Er is natuurlijk alle ruimte voor een rechtse krant, één die zaken belicht die in de huidige media niet of slechts ernstig verdraaid aan bod komen, en dit in opiniestukken zowel als in de selectie van nieuwsitems. De echte test is echter of zij kan fungeren als forum voor debat tussen diverse zogenaamd rechtse standpunten, zoals De Morgen of The Guardian ruimte bieden aan meningsverschillen tussen linkse stromingen. Een letterlijk partijdige hoofdredactie zal daarvan niet veel terecht brengen, zeker gezien het palmares van het VB inzake krampachtige omgang met meningsverschillen.

Maar een partijkrant zou misschien wel leefbaarder zijn dan een onafhankelijk blad? Na het opdoeken van Punt hebben VB-gezinde lezers ons op het hart gedrukt dat een minder nadrukkelijke distantiëring jegens het VB (“te N-VA”, wat gezien de verdere loopbaan van enkele redacteuren een kern van waarheid bevatte) heel wat abonnees had kunnen opleveren, namelijk de VB-militanten die het blad nu niet lustten. Maar hoeveel zouden dat er geweest zijn? Meer dan degenen die aan de andere kant zouden afhaken? Wie van dat miljoen kiezers leest überhaupt?

Maar nogmaals, extrapolaties van de conventionele wijsheid over recente ervaringen naar de toekomst doen hier niet zoveel terzake, want een bekwame redactieploeg die met de voorziene gevaren rekening houdt, zou iedereen kunnen verrassen met een product dat het publiek wél overtuigt. Edoch, ook op dit punt zijn er verontrustende geruchten. Naar ik uit goede bron opgevangen heb, zou er voor het probleem van het grote financiële risico een oplossing bedacht zijn: besparen op de redactie! Nu je het nieuws zomaar van het internet kan plukken, heb je genoeg aan een handvol jongelui die dat vlug-vlug in hapklare brokken kunnen omzetten, niet?

Ja, dat zal wel. Het is precies door dát beleid dat de bestaande zogeheten kwaliteitskranten hun prijs niet meer waard zijn. Om maar een recent voorbeeldje te noemen: een lang artikel in Knack (26-7) over de strijd in Libanon heeft het voortdurend over de stad “Tyre”, omdat het weekblad voor mensen die denken blijkbaar wel personeel in dienst heeft dat uit een Angelsaksische nieuwsbron kan afschrijven maar niemand die nog weet dat “Tyre” de Engelse naam is voor Tyrus. Niemand, althans in Vlaanderen, wil nog investeren in mensen met intellectuele cultuur die de naakte nieuwsfeiten kunnen kaderen en duiden. Een nieuw blad zou juist op dat punt tegen de stroom moeten ingaan.

Anderzijds, na al die kritiek moet het gezegd dat een initiatief van enkele industriëlen om het gat in de mediamarkt te vullen, op zich een blijde verrassing is. De bezittende klasse staat namelijk diep in de schuld bij de Vlaamse samenleving, vooral bij hen die hongeren en dorsten naar een “objectieve” pers. Terwijl het ene medium na het andere gekaapt werd, terwijl bv. De Standaard van christendemocratisch en Vlaamsgezind omgeturnd werd tot linksliberaal en belgicistisch, staken zij die de middelen en connecties hadden om een tegengewicht te scheppen, geen vinger uit. Nu misschien wel.

Het verdient inmiddels nader onderzoek hoe en waarom het eclatante overwicht van links in de media tot stand gekomen is. Aan dat feit zelf hoeft niet getwijfeld: cijfers uit de VS, Frankrijk, Nederland en België tonen allemaal dat een grote meerderheid van het mediapersoneel links stemt. En dat is welbeschouwd ook maar logisch, zoals we volgende week zullen zien.

 

Linkse en objectieve media (2)

Een jaar of wat geleden speculeerde een ochtendkrant over een eventuele uitstap van Alexandra Colen uit haar partij en parlementair mandaat. De lezer vernam dat het gezin Beliën-Colen volledig aangewezen is op het loon van mevrouw het kamerlid. Het stond in De Morgen dus het kan best uit de lucht gegrepen zijn, maar het leert ons wel iets over wat die krant meent te weten inzake de machtsverhoudingen in de media. Zij meent namelijk (en schijnt ook normaal te vinden) dat duizendpoot Paul Beliën aan zijn vele publicaties geen noemenswaardig inkomen overhoudt. De literaire output van dr. Beliën is een veelvoud van die van pakweg Marc Reynebeau, zijn rivaal in de belgiologie, maar anders dan laatstgenoemde zou hij daar niet van kunnen leven.

Ik weet niets over dit individuele geval, maar als ruwe algemene regel is de veronderstelling van De Morgen volkomen juist. Wie als rechts bekend staat, zal in de media niet aan een normaal inkomen geraken. Yves Desmet beweert graag dat “de politieke correctheid van links naar rechts verschoven is”, maar gelooft tegelijk dat de rechtse journalist bij uitstek geen eerlijk loon naar werken kan vinden terwijl al die linkse journalisten op zijn eigen redactie dat wel kunnen. De macht in de media ligt dus nog steeds nadrukkelijk bij links. Ook een vermeend rechtse kapitalist die zijn geld in media belegt, genre André Leysen, waagt het niet om daar tegen de linkse hegemonie in te gaan.

Links heeft tijdens zijn lange mars doorheen de instellingen één voor één bijna alle media gekaapt, samen met alle ideologisch gevoelige segmenten van het uitgeverswezen en het hoger onderwijs. De overmacht van links in de culturele en intellectuele sectoren is overweldigend en het waakt erover dat niemand met een rechts stempel er een voet aan de grond krijgt. Rechts, of wat zo heet, was te dom om ervoor te vechten. Zo betreurde Annemie Neyts het eens dat de liberalen het rijksonderwijs zonder slag of stoot door de socialisten hadden laten inpalmen. En rechts verliest nog steeds terrein. Een recent geïncasseerde dreun was bv. de beslissing van cultuurminister Bert Anciaux om vzw’s op basis van “kwalitatieve” (in plaats van objectieve) criteria voor subsidies in aanmerking te nemen en vervolgens het mes te zetten in de financiering van onvoldoende “multiculturele” organisaties, zoals het Zangfeest.

De enige verschuiving in rechtse zin die de jongste decennia plaats gevonden heeft, is die binnen de linkerzijde, zowel media als partijpolitiek, namelijk van socialisme naar linksliberalisme, van economisch marxisme naar cultureel marxisme. Die is echter niet het gevolg van enige actie van de wegdeemsterende rechterzijde, maar louter van het besef binnen de oppermachtige linkerzijde dat het socialisme economisch failliet was. Je moet nog steeds links zijn om bij het Bestel binnen te mogen, maar eens binnen mag je wel af en toe een rechts geluid uitstoten, genre Louis Tobbacks “meeuwen op een stort” of Yves Desmets fameuze “kutmarokkaantjes”.

Rechtse journalisten zijn bijgevolg marginalen aan wie in het mediabestel geen plaats gegund wordt. Dat is niet alleen in ons land zo. U dacht misschien dat er in de VS veel geld in omloop is plus een sterke rechterzijde. Feit is echter dat rechtse journalisten en columnisten er zeldzaam zijn en meestal aan de bedelstaf. We moeten dan wel onderscheid maken tussen de echte conservatieven, nu paleoconservatieven genoemd, en de neocons, die op cruciale punten zoals het immigratiedebat duidelijk links staan. Laatstgenoemden hebben een heel netwerk aan media en denktanks, minder prestigieus dan de linkse New York Times, Newsweek e.d., maar toch genoeg om mensen een baantje te bezorgen. De paleocons daarentegen zijn schooiers.

De onlangs overleden dr. Sam Francis was na zijn ontslag (wegens te rechts) bij de neoconservatieve Washington Times aangewezen op wat aalmoezen bijeensprokkelen via gelegenheidsartikelen in marginale blaadjes. Joe Sobran verdient wat bij met gimmicks zoals het aanbod om voor zoveel dollar eens met hem te dineren. Wel leuk voor gearriveerde middenstanders om op feestjes iets te laten vallen over “toen ik laatst bij mijn vriend Joe Sobran was”, maar mij lijkt dat een verdunde vorm van prostitutie. De wetenschapsjournalist Steve Sailer geniet het speciale voorrecht dat de immigratiekritische webstek VDare (volgens hem het enige rechtse medium dat zijn medewerkers eerlijk betaalt) bij de lezers geld inzamelt om hem enkele jaren voltijds te kunnen in dienst nemen voor onderzoekswerk inzake hete hangijzers als “ras en IQ” of de economische effecten van immigratie. Dat betekent dat van alle kapitalisten die doorlopend mensen inhuren en salarissen betalen, er geen enkele is die het geld op tafel wil leggen voor het loon van één rechtse journalist.

En dat waren dan nog maar de grote namen. Klagen kunnen verschopte rechtse journalisten nergens, want het antwoord van bemiddelde Amerikanen is voorspelbaar: “Als jij toch zo slim bent, waarom ben je dan niet rijk?” Dus maar flink de handen uit de mouwen steken. Een eigen blaadje beginnen, waarvan de beperkte inkomsten meteen opgaan aan de materiële producenten (drukker) terwijl de intellectuele producenten slechts kruimels krijgen. Zij zullen toch niet weglopen, want voor hen geldt: “Publiceer of crepeer”, dus beter gratis stukjes schrijven dan in de vergetelheid belanden. Velen hebben een eigen webstek waarop ze permanent om sponsoring bedelen, soms met een boze dreiging van ermee te stoppen als de lezers niet eens gauw hun verantwoordelijkheid gaan nemen. Of hoe rechts het stakingsrecht ontdekt! Ziedaar dus de vrije markt in actie, maar het is toch erg zielig in vergelijking met de comfortabele positie van de linkse intelligentsia.

Ter rechterzijde overheerst de tendens om mekaar te laten stikken in de naam van het “rugged individualism”. Dat is het egalitarisme van rechts: iedereen moet maar zijn plan trekken. Er is maar één God, en dat is de markt. Heeft Adam Smith ons immers niet geleerd dat het eigenbelang nastreven de beste manier is om via een onzichtbare hand het algemeen belang te dienen? Linksen daarentegen zorgen voor mekaar. Niet uit eigen zak, natuurlijk, maar nu ze de instellingen plus de ideologisch gevoelige delen van de privé-sector controleren, kunnen ze postjes uitdelen. Wie blijk geeft van ijver voor de linkse zaak, mag rekenen op een benoeming ergens waar zijn talenten maximaal kunnen renderen. Rechts kan de overheidsnetwerken niet voor zijn kar spannen, en de geroemde vrije markt blijkt geen alternatieve oplossing te bieden.

Deze neoliberale toestand staat in contrast met de premoderne tijd en met de oude conservatieven die nog premoderne gewoonten hooghielden. Toen wendde men geen gelijkheid voor, de rijken beseften dat ze hun rijkdom aan toeval van geboorte en chance te danken hadden, terwijl die van vandaag aannemen dat ze hem eerlijk verdiend hebben en dat anderen hun armoede evenzeer verdienen. Dus beschouwden zij het toen als een ereplicht om al eens een intellectueel of artistiek veelbelovende armoezaaier onder hun financiële hoede te nemen. Daar moet je nu niet meer op hopen. Aan jongelui met ambities in deze richting zou ik zeggen: bekwaam je maar in een eerlijk doch lucratief ambacht, loodgieterij of zo, en bewaar je pen en je goeie ideeën voor zondag.

Wat er bestaat aan rechtse media, is grotendeels parasitair. Hun medewerkers verdienen elders hun brood en schrijven hun bijdragen in hun vrije tijd, of als het even kan in de “tijd van de baas”. Je vindt er zelfs die deze stand van zaken met een Olympisch argument rechtvaardigen: de deugden van het amateurisme. Iemand die in het volle leven staat heeft minder tijd om iets te zeggen, maar wát hij dan zegt, is waardevoller dan de broodschrijverij van de beroepsjournalisten en, erger nog, beroepscommentatoren.

Er is echter een diepere reden waarom de rechtsgezinde kapitalist er weinig voor voelt om in rechtse media te investeren. En we bedoelen dan niet zijn vrees voor negatieve publiciteit zodra de linkse media de aandacht trekken op zijn rechts engagement. Veel belangrijker is dat de geschiedenis, over langere termijn beschouwd, uitwijst dat de media heus niet zoveel gewicht in de schaal werpen.

Links gelooft in ideologische strijd en investeert dus veel energie in het verwerven van machtsposities in de media. Rechts vertrouwt erop dat de werkelijkheid zelf alles wel weer in orde brengt, en laat de machtsverhoudingen in de media maar op hun beloop. Pravda’s vol met propaganda voor het socialisme hebben niet kunnen verhinderen dat dit systeem aan zijn eigen contradicties ten onder gegaan is. Evenmin heeft de bekering van de Vlaamse pers tot een militant belgicisme in de jongste twintig jaar kunnen verhinderen dat terzelfder tijd steeds meer niet-flaminganten in sleutelsectoren (economie, politiek, zelfs sport) op basis van hun reële ervaringen besloten hebben dat België vierkant draait en beter gesplitst kan worden. De aanvankelijke vastbeslotenheid van de linkse media om de problemen van de multiculturaliteit onder het tapijt te vegen is onder druk van de feiten flink verwaterd. Kortom, laat de partij van de leugen gerust de media in handen hebben, de waarheid zal toch overwinnen.

 

Linkse en objectieve media (3)

Enkele lezers zijn boos om mijn retorische vraag in verband met het project voor een VB-krant: “Wie van dat miljoen kiezers leest überhaupt?” Trappen tegen de kiezers van een partij waar al zovelen tegen trappen, het is niet sportief, wel? Maar dat veronderstelt dat ik de niet-lezende medemens minacht. Dat is niet zo.

Gezien de steun die intellectuelen aan misdadige politieke systemen gegeven hebben, krijg ik zo mijn twijfels bij campagnes tegen de “ontlezing”. In India heb ik enkele prachtmensen gekend die letterlijk niet konden lezen. Maar hoe sympathiek zulke mensen verder mogen zijn, feit blijft dat zij geen krant in leven zullen houden. En de leescultuur van de talloze geschoolde jongeren die voor het VB kiezen, draait om het internet. Hun restconsumptie van papieren media zal niet volstaan om een nieuw dagblad overeind te helpen.

Een partijkrant heeft geen toekomst, een kwaliteitskrant die zich tot de bredere rechterhelft van het opiniespectrum richt, genre The Daily Telegraph, misschien wel. Zoiets bleek al bij de lancering van De Morgen: de tijd voor een SP-krant was voorbij, er was echter wel een publiek voor een vrijbuitend linkse krant. Zo’n rechtse krant zou goed standhouden als ze bestond, maar van nul beginnen in een al dichtbevolkte en afkalvende markt vergt bij de initiatiefnemers een zeldzaam grote gedrevenheid.

Toen Knack begon, probeerden de uitgevers zowat om de maand een nieuw formaat of een nieuwe hoofdredacteur uit totdat de succesformule op punt stond. Zij waren vastbesloten om te slagen en een vaste plaats in het medialandschap te veroveren. De nadagen van mei ’68 waren getuige van vele gedurfde initiatieven van linkse ijveraars, bv. Serge July’s dagblad Libération, dat overigens model stond voor onze Vlaamse ochtendkrant, of André van Halewycks uitgeverij Kritak. Links heeft zijn media vooral door noyautering verworven, d.w.z. na infiltratie de bourgeois-media van binnenuit overnemen (schoolvoorbeeld: De Standaard); maar het heeft onmiskenbaar ook zelf creatief heel wat uit de grond gestampt. Beide praktijken, kapen en zelf creëren, kwamen uit dezelfde linkse strijdlust voort: het ging om niets minder dan de eindstrijd van recht tegen onrecht, men moest de reactionaire krachten met alle middelen van het veld verdrijven. Ter rechterzijde zie ik nergens een dergelijk élan, maar misschien wacht er wel iemand in de coulissen om ons te verrassen.

Sommigen nemen er aanstoot aan dat ik op bepaalde verdiensten van links en op het falen van rechts wijs. Tja, er is mijns inziens niets gewonnen met een onjuiste (in casu karikaturaal negatieve) inschatting van je tegenstander. De welweter aan de toog kan zich onjuistheden veroorloven, niet echter wie het strijdperk instapt. Beter leren van dan schelden op je tegenstander.

Niet dat ik de negatieve punten wil minimaliseren, zoals bv. de felle onverdraagzaamheid van links, dat andersdenkenden nog steeds liever monddood maakt dan met hen in debat te treden. Neem nu deze dadergetuigenis uit het jongste nummer van HP/De Tijd (18-8): een lezer roept op tot een campagne om een einde te maken aan de gastvrijheid van dat blad voor rechtse columnisten, zoals Dirk-Jan van Baar met zijn “oerconservatisme en antifeminisme”. Hij onthult: “Destijds hebben we er met onze lezersreacties voor gezorgd dat de beledigende artikelen van Theo van Gogh uit HP/De Tijd zijn verdwenen. Bij deze roep ik mijn medelezers op om in actie te komen om nu Van Baar weg te werken”. Zo hoort u het uit eerste hand: de linkse lobby is erin geslaagd om Theo van Gogh in een prominent medium het zwijgen op te leggen. Marginale moedjahedien als Mohammed B. grijpen daarvoor naar extremere middelen, maar de kaviaarlinksen kunnen gewoon hun intimiderende invloed aanwenden.

Anderzijds, al zullen rechtse gezichten geen plaats krijgen in linkse media, rechtse standpunten komen er steeds meer aan bod. Terwijl staatsinstellingen als het CGKR onverminderd hun repressiebeleid met brutale onzinpropaganda ondersteunen, is er in de media meer openheid voor kritiek. Neem nu deze bekentenis van Margot Vanderstraeten in De Morgen (24-6-2006). In 2001 schreef ze voor Humo een artikel over diefstal door Turken en Marokkanen. Ze wuifde jonge gasten in dure auto’s aan om hun te vragen waar ze het geld ervoor vandaan hadden. Van zestig waren er maar drie tot verdere medewerking bereid, vele anderen vertelden haar ronduit dat ze “het natuurlijk niet met werken verdiend” hadden. Goed, toch drie harde werkers die wel wilden laten zien welke extra moeite ze overhadden om zulke luxe te kunnen verwerven.

Margot bekent dat ze die minderheid van drie op zestig valselijk voorgesteld had als representatief voor de echte moslim-immigrant. Maar weldra ontdekte ze dat zelfs drie op zestig nog een geflatteerde schatting was: “Humo was nog geen week uit of een van de drie bleek zijn verhaal tot in de puntjes te hebben verzonnen. Nog even later werd hij door de politie voor een zwaar misdrijf gearresteerd.” Dat was haar “grootste journalistieke flater”: ze had “de werkelijkheid vertekend door blindelings te geloven in een gedachte die zo politiek correct is dat ze stinkt”. Het zou een betere dienst geweest zijn “om niet de drie maar de 57 overige te belichten”.

Zo weten we dus uit eerste hand van welke leugens de multiculturele propaganda aan elkaar hangt, en nog wel via een in deze zeer gezaghebbende krant. Let echter op de paradox: ondermeer door die “politiek correcte” leugen te verspreiden heeft Margot haar linkse faam gevestigd, en juist daarom geniet ze nu het voorrecht van de linkse heersende klasse om ook al eens iets rechts te zeggen, in casu de rechtzetting. Want niemand die als rechts bekend staat, zou in die krant de ruimte krijgen om te schrijven: “58 op 60 Marokkaanse Mercedessen oneerlijk verworven.” Ik zou trouwens niet weten of die telling juist is, want misschien hebben sommige geïnterviewden wel tegen Margot gelogen en zich een vals crimineel profiel aangemeten, denkend dat dit indruk maakt op multimooie meiden.