Taalbeleid in India Print
Written by Koenraad Elst   
Tuesday, 15 February 2011 16:40

 

 1. Taal in India

 

            India is een erg divers land, ondermeer op taalgebied.  Het zou 1018 talen tellen, waarvan er 29 door meer dan één miljoen mensen gesproken worden.  De Brit George Abraham Grierson verzorgde tussen 1898 and 1927 de eerste en tot nu toe enige poging om het taalkundig landschap in kaart te brengen.  Hij en zijn honderdduizend assistenten deden formidabel onderzoek, maar gingen in zuidelijk en noordoostelijk India minder grondig te werk, en ook voor andere landsdelen zijn hun bevindingen vandaag wat gedateerd.  Daarom gaat het Central Institute of Indian Languages de komende tien jaar een nieuw taalkundig overzichtsrapport maken. 

Voorlopig nemen de onderzoekers aan dat 73 % van de bevolking als moedertaal één van 573 Indo-Arische talen spreekt (ver verwant met het Nederlands), waaronder Hindi, de tweede meest gesproken taal op aarde, en Bengali, de zesde; 24% één van 153 Dravidische talen, waarvan Tamil de bekendste is; en minder dan 1% voor 226 Tibeto-Birmaanse en 65 Austro-Asiatische  (met het Viëtnamees verwante) talen, benevens de geïsoleerde taal Nahali.  Een belangrijk en immer betwistbaar element in deze cijfers is wel de voorafgaande definitie van wat precies als taal geldt en wat slechts als dialect.  Hoewel onderwijs en media de taalstandaardisering bevorderen, kent India nog de premoderne situatie dat men in elke dorp de mensen van het volgende dorp verstaat, maar men na zo’n aantal dorpen een punt bereikt waarop de plaatselijke taal niet meer dezelfde is, want niet meer verstaanbaar voor de bewoners van het eerste dorp.

Een bijkomende reden hiervoor is dat men de vermoedelijk zeer talrijke uitstervende talen nog wil registreren, minstens als vervollediging van de feitenbasis van de taalkunde, in sommige gevallen ook om een bedreigde taal nieuw leven in te blazen.  De trend is echter dat steeds meer kleine talen onherroepelijk door grotere verdrongen worden en verdwijnen.  Twee van de grootste kleine talen, tot voor kort nog niet op schrift gesteld, zijn in de jaren ’90 voorlopig gered door hun opwaardering tot “officiële taal”: het Meitei of Manipoeri, en het Santali.  De meeste kleine talen zijn echter in een stadium gekomen dat normaliter hun verdwijning aankondigt, namelijk de universele tweetaligheid. 

In de tribale gebieden van Noord-India vindt men nog nauwelijks iemand die geen Hindi spreekt, en zelfs in onderlinge conversaties hoor je die mensen afwisselend gebruik maken van Hindi en hun eigen moedertaal, bv. Oraon, Bangani, Moendari, Nahali e.v.a.  Er wordt veel intern gemigreerd in India, en migratie is een zeef die alleen de sterkere talen behoudt: mensen met zulke verdeelde taalbasis laten meestal hun moedertaal thuis wanneer zij zich in een metropool gaan vestigen.  Een ander verschijnsel dat men in kaart probeert te brengen is de verandering die talen ondergaan, ondermeer onder invloed van de moderne media.  De impact van de alomtegenwoordige Bollywoodfilms op het taallandschap is stof voor een studie op zich.  Als vandaag nagenoeg heel India minstens wat Hindi verstaat (ook onder Tamils, die soms beweren dat het voor hen een totaal vreemde taal is), is dat goeddeels aan de filmliedjes te danken.

De officiële talen, opgesomd in de grondwet en ook gebruikt in de weergave van het bedrag op geldbriefjes, waren oorspronkelijk 14 in aantal, nu 22: Hindi, Bengali, Pandzjabi, Goedzjarati, Dogri, Nepali, Maraathi, Orija, Oerdoe (de moslimvariant van Hindi), Sindhi, Sanskrit, Konkani, Maithili, Assamija, Kasjmiri, Tamil, Teloegoe, Malajalam, Kannada, Santali, Meitei, Bodo.  Opvallend in dit lijstje is het Sanskrit, taalkundig gezien een dode taal, wat wil zeggen dat ze niet meer verandert, niet echter dat ze niet meer gesproken zou worden.  Sanskrit wordt veel meer gebruikt dan zijn Europese tegenhanger, het Latijn, en er zijn een paar dorpen waar cultuurminnende brahmanen het Sanskrit als huistaal gebruiken.  Samen met het Tamil geniet het Sanskrit officiële erkenning als klassieke taal.  Een ander buitenbeentje in de lijst is het Sindhi, de taal van de provincie Sindh, het mondingsgebied van de Indus, dat sedert 1947 in Pakistan ligt.  Er zijn toen veel Sindhi-sprekers naar India gekomen maar die zijn sindsdien op Hindi overgeschakeld. Als hun taal toch als officiële taal van India erkend is, zegt men van Pakistaanse zijde, dan is dat omdat India de splitsing nooit aanvaard heeft en ergens aanspraak blijft maken op Sindh en de andere provincies die nu Pakistan vormen.  

Het zal misschien verbazen dat het Engels géén officiële taal is.  Volgens de grondwet is Hindi de “nationale taal” of “verbindingstaal”, en heeft het Engels voorlopig de status van “hulpverbindingstaal”, namelijk tot 1965.  Zoals wel vaker gebeurt, en zoals we in nader detail zullen zien, verschilt de praktijk sterk van wat de wet voorschrijft.  Taal is ook in India de inzet van veel politiek getouwtrek. 

 

 

 

2. Separatisme

 

            Separatisme in het Indiase taallandschap kan twee dingen betekenen: een als dialect geklasseerde taalvariant die het statuut van aparte taal opeist, en een taalgemeente die zichzelf tot natie uitroept en een aparte natiestaat wil oprichten.  Er is in onafhankelijk India één nationaal-separatistische beweging geweest op basis van taalidentiteit, gericht op de afscheiding van een taalgebied uit India; en een handvol provinciaal-separatische, gericht op de stichting van aparte deelstaten voor bepaalde taalgemeenschappen.  Daarnaast zijn er heel wat onbesliste twisten over de erkenning van dialecten als zelfstandige taal, maar daarvan is de politieke inzet minder hoog. 

We hebben het hier niet over de nationaal-separatistische bewegingen van etnische of religieuze aard waarin taal geen of slechts een ondergeschikte rol speelt.  Zo is het Kashmiri separatisme gewoon een moslimseparatisme dat niets met taalkwesties te maken heeft: zowel het Kasjmiri als de moslimtaal Oerdoe zijn erkend en worden gebruikt als officiële taal.  Het separatisme en het identiteitsgevoel van de Naga’s in het verre noordoosten zijn evenmin door hun taaleigenheid gemotiveerd.  Zoals dat gaat in berggebieden, spreekt men in Nagalim in elke vallei een andere taal, er is dus geen Naga-taaleenheid.  Men behield er, als enige gebied in India, na de onafhankelijkheid in 1947 officieel het Engels als bestuurstaal.  Mede door de sterke aanwezigheid van Amerikaanse zendelingen is dit een van de meest verengelste delen van India, zodat Nagalim, als Indiase deelstaat danwel als aparte staat, weldra geen eigen taal meer zal hebben.

Taal is wel de basis van een aparte identiteit voor de Tamils.  Toen begin 20ste eeuw de nationale vrijheidsbeweging sterker werd, schiepen of bevorderden de Britten allerlei sectionele tegenbewegingen.  De bekendste daarvan was de Moslim-Liga, opgericht als anti-anti-koloniale (sic) beweging “om de Indiase moslim loyauteit aan het Britse rijk in te prenten”, aldus haar eigen statuten.  In de zuidoostelijke Madras Presidency werd dat de Justice Party, later omgevormd tot de Dravida Kazjagam, waaruit twee partijen voortkwamen die nu al decennia lang elkaar afwisselen als deelstaatregering, de Dravida Moennetra Kazjagam (DMK, “Dravidische Progressieve Beweging”) en daarvan afgesplitst de Anna DMK (naar de naam van haar stichter, Annadoerai).  Zij baseren hun identiteit op de Zuid-Indiase of Dravidische taalgroep, waarvan Tamil het bekendste lid is, naast vooral Teloegoe, Kannada en Malajalam. 

De leuze van hun profeet Ramaswami Naikar, “vader van het Tamil-ras” (titel van een biografie), was: “Als je een slang en een brahmaan ziet, dood dan eerst de brahmaan.”  De beweging ontstond als verklaard vijand van de brahmanenkaste, die de ruggengraat vormde van de Indiase vrijheidsbeweging; tegen religie in het algemeen; en tegen het gebruik van Noord-Indiase talen in Zuid-India.  Tweeduizend jaar geleden bestond er al zulk Tamil taalnationalisme: het Sanskrit werd nog aanvaard omdat het nu eenmaal de cultuurtaal was, maar toen dzjain-monniken zich er vestigden en hun Noord-Indiase volkstaal bleven gebruiken, verjoegen de Tamils hen.  Zoiets als flaminganten die in Kraainem wel Latijnse maar geen Franse missen dulden. 

Na 1947 streefde de “Dravidische” (maar alleen uit Tamils bestaande) beweging naar de schepping van een eigen staat, maar ze verzaakte die eis in de golf van Indiaas patriottisme tijdens de Chinese invasie in 1962.  In de plaats daarvan kwam er een inter-Dravidische afscheiding.  De sprekers van het Teloegoe, vandaag ca. 80 miljoen, wilden zich los maken uit de door Tamils gedomineerde Madras Presidency.  De centrale regering van Dzjawaaharlaal Nehroe was gekant tegen provincies op basis van taal en gaf niet toe, zelfs niet toen Teloegoe-voorvechter Potti Sri Ramoeloe in 1952 een vasten tot de dood begon.  Hij hield vol, en uit respect voor zijn offer werd zijn eis postuum ingewilligd: een eigen deelstaat, Andhra Pradesj.  Ook andere provinciegrenzen werden hertekend om met taalgrenzen samen te vallen.

            Toen wilden de sikhs een eigen of althans een door henzelf gedomineerde deelstaat.  De secularist Nehroe zou nooit een deelstaat op basis van religie toestaan.  Het ordewoord van sikh-leider Tara Singh werd dus de “Pandzjabi Soeba”, de Pandzjabi-sprekende provincie. 

Bij de volkstelling van 1961 voerde hij campagne om in het vak “huistaal” het Pandzjabi te noemen.  De meeste niet-sikhs weigerden hieraan mee te doen, want zij doorzagen het spel.  Ook voor de sikhs was dit een beetje een probleem gezien de dubbelzinnige taalkundige status van het Pandzjabi.  Voor de plaatselijke niet-sikhs, maar ook voor de sikhs van vroegere generaties inclusief hun tien goeroes, was het Pandjzabi slechts een Hindi dialect, ongeschikt voor officiële en geestelijke doeleinden.  De granth, de heilige schrift van de sikhs, was in het Hindi opgesteld.  Ook in Pakistaans Pandzjaab is Pandzjabi slechts een niet-geschreven dialect; voor serieuze doeleinden gebruikt men er Oerdoe.  In de 20ste eeuw zijn de sikhs er echter in geslaagd om van hun dialect een cultuurtaal te maken. 

Toch hield Nehroe zijn afwijzing van een Pandzjabi deelstaat vol, dus begon Tara Singh een vasten tot de dood.  Helaas, hij brak zijn vasten.  Hij verloor zijn gezicht bij zijn krijgshaftige volgelingen en werd veroordeeld tot één week schoenen poetsen.  Toch zou zijn wens spoedig in vervulling gaan.  Tijdens de Pakistaanse invasie in 1965 vochten de sikhs zeer loyaal voor India, en als beloning splitste Indira Gandhi in 1966 hun deelstaat in drie: Harjana en Himaatsjal, met hindoe meerderheid, en Pandzjaab, met een meerderheid van sikhs en het Pandzjabi als bestuurtaal.  Doorgaans zijn de diverse Indiase overheden zeer redelijk in de behandeling van taalgeschillen.  Dat is een van de successen van de Indiase democratie.

 

 

3. Het grootste kneusje ter wereld

 

            Volgens de grondwet is de officiële taal van India het Hindi.  Dat is de moedertaal van zo’n 40% van de Indiërs, weldra een half miljard mensen, en wordt goed verstaan door de overgrote meerderheid.  Het is ook een erg eenvoudige taal, veel gemakkelijker te leren dan bv. Chinees, Arabisch of Frans.  Het lag voor de hand dat de onafhankelijkheidsbeweging al vroeg de keuze voor het Hindi maakte, tegen het Engels, dat immers een diepe ongelijkheid tussen de massa en de verengelste elite zou scheppen of bestendigen. 

Het alternatief dat sommigen voorstonden, was een opwaardering van het dode Sanskrit tot levende bestuurstaal.  Aanvankelijk zou die zeer precieze en dus complexe taal leren moeilijk zijn, maar dan moeilijk voor iedereen.  Indiërs verwijzen vaak naar de joden, die manmoedig hun dode Hebreeuws tot levende taal, tot bestuurstaal van een moderne staat en tenslotte tot eerste taal van miljoenen mensen gemaakt hebben.  Maar zijzelf slagen er niet in om hun klassieke taal zelfs maar tot universele tweede taal te maken.

Uiteindelijk koos men voor de weg van de minste moeite, dus het Hindi, en voor problemen.  Want één volkstaal tot verbindingstaal verheffen, dat moest bij de sprekers van althans enkele andere volkstalen tot wrevel leiden.  Met name onder de Tamils was er een beweging tegen de erkenning van het Hindi als nationale taal.  Daar komt bij dat Hindi als een boerentaal geldt waar met name de verfijnde Bengali’s toch al geen hoge dunk van hadden.  De Engelssprekende elite gebruikte dit minoritair protest van provinciale elites als hefboom voor een wetswijziging die het statuut van het Engels als “toegevoegde verbindingstaal”, dat in 1965 had moeten uitdoven, voor onbepaalde tijd verlengde. 

            Als deel van de campagne tegen het Hindi doen bepaalde taalkundigen en lokale politici hun best om dialecten van het Hindi als aparte taal te definiëren en aldus het feitelijke bereik en belang van het  Hindi te verminderen.  Een achterhoedegevecht, want door de moderne media en het onderwijs verovert de standaardtaal snel de verste uithoeken van het taalgebied, waar van de dialecten gaandeweg alleen nog een tongval overblijft (net als in China, of in Vlaanderen).  Zo vind je in taalatlassen wel eens een taal “Bihari”, maar die bestaat gewoon niet.  Dat wat Bihari’s ervaren als hun taal, wat ze in laat ons zeggen een huwelijksaankondiging zullen gebruiken, is Hindi.  Wat dialectliteratuur betreft, de Nederlandse letteren omvatten óók de West-Vlaamse gedichten van Guido Gezelle zonder daarom minder Nederlands te zijn. 

En als we het dan toch over dialecten moeten hebben, dan is er niet één Bihari dialect.  In centraal Bihar is er het Magahi, in het noorden Maithili, in het westen Bhoodzjpoeri.  Van dit laatste kan je best de naam onthouden, want het is sterk aanwezig in het hart van het Nederlands taalgebied, de Randstad.  Het Bhoodzjpoeri is door arbeidsmigranten meegenomen naar Suriname, waar het Sarnami genoemd werd.  In de jaren ’70 drong Joop den Uyl aan Suriname de onafhankelijkheid op tegen de wil van de Hindoestanen, die Nederlander wilden blijven.  De helft van hen kwam naar Nederland en bracht het Sarnami mee,-- maar zij noemen hun taal wel degelijk Hindi.

Dat sommigen beknibbelen op de definitie zelf van Hindi is typisch iets wat alleen misprezen entiteiten overkomt.  Voor hetzelfde geld zou je het Engels kunnen kapot ontleden in Amerikaans, Australisch enz., maar niemand betwijfelt dat het Engels bij al zijn varianten één taal is.  Als je in trendy kringen in India wil meetellen, behoor je het Hindi te minachten als een taal voor huisvrouwen en ongeletterden.  Verdedigers van Hindi bepleiten het onderwijs in de moedertaal, ook natuurlijk voor de andere taalgebieden, en dat geldt in genoemde kringen bijgevolg als reactionair en eng-nationalistisch.  Tamil-chauvinisten die tegen het Hindi zijn, ijveren niét voor moedertaalonderwijs in de Tamilsprekende gebieden, want dat zou het belang van het Engels verminderen en dus onrechtstreeks het Hindi versterken.

De globalisering heeft de druk van het Engels nog opgedreven.  De staatsscholen in veel deelstaten onderwijzen in de moedertaal, daar gaan de arme kinderen.  Wie ambitie heeft voor zijn kinderen, stuurt hen echter naar Engelstalige privé-scholen, vaak van de christelijke  missies.  De belangen van het Hindi worden door zijn pleitbezorgers bovendien slecht verdedigd.  Recent besloot de regering van Goedzjaraat om het Engels vanaf het eerste leerjaar als tweede taal op het programma te zetten.  Dit leidde tot protest tegen de “verengelsing”, terwijl de maatregel juist bedoeld was om de verengelsing tegen te gaan.  Immers, als men erop kon vertrouwen om in een moedertalige school ook behoorlijk Engels te leren, altijd nuttig in de moderne wereld, dan zou de druk om voor Engelstalige scholen te kiezen, verminderen.  Zo bevestigden de activisten voor de moedertaal hun reputatie van domheid.  Het Engels ontmoet geen competente tegenstand, zodat India op taalgebied terugkeert naar de koloniale situatie.

Daardoor krijgen we het volgende beeld.  India en China zijn aankomende wereldmachten.  Hun officiële nationale talen zijn de twee meest gesproken talen op aarde.  Om mee te zijn, vinden vele duizenden het nodig om Chinees te leren.  Daarentegen denkt bijna niemand iets te zullen missen als hij geen Hindi kent.  

 

 

(februari 2008)