VS-bondgenoot India Print
Written by Koenraad Elst   
Tuesday, 15 February 2011 16:31

 

Een recent artikel in Foreign Policy gaf suggesties over hoe de VS toch nog kan winnen in Irak.  Een ander stuk in hetzelfde nummer illustreert echter welk mentaliteitsprobleem de Amerikanen noodlottig hindert.  Barbara Crossette, ooit India-correspondente voor de New York Times en Time, gaat in tegen de toenemende sympathie voor de ontwakende reus India: “De Amerikanen hebben tegenwoordig een liefdesaffaire met India, verleid door een kleurrijke cultuur, één van de grote keukens van de wereld, en het gevoel dat deze twee grote democratieën erg op mekaar gelijken.  In werkelijkheid echter hebben de twee landen weinig gemeen en veel dat hen uiteen kan trekken.”

Dat de sympathie voor India onmiskenbaar toeneemt, heeft uiteenlopende redenen.  Zo is India voor Westerse reizigers veel minder angstaanjagend geworden: betere communicatiemogelijkheden en de vermindering van cassant vertoon van armoede (bv. het verdwijnen van de melaatsheid en dus stilaan ook van de melaatse bedelaars) maken dat men zich er gemakkelijker thuis voelt.  De menselijke contacten tussen Westerlingen en Indiërs zijn toegenomen, zowel door immigratie als door toerisme en zakenrelaties.  Na het einde van de Koude Oorlog bevindt India zich ook politiek niet meer in het vijandelijke kamp, dat van de niet-gebonden landen die feitelijk met het communistisch blok meeheulden.  Het lijkt nu dat de VS en India als grootste democratieën natuurlijke bondgenoten hadden moeten zijn.

Nee, zegt Crossette: “Hoewel ‘s werelds volkrijkste democratie meer en meer op dezelfde golflengte lijkt te zitten met het Amerikaanse vrijemarktdenken, zijn India’s belangen vaak in conflict met die van de VS.”  Natuurlijk impliceert vrije markt vrije mededinging, dus belangenconflicten, wat had ze nu eigenlijk gewild?  En als we deze typisch Amerikaanse hyperfocus op het economische verlaten, zien we geopolitiek nog veel meer respectabele redenen voor India om afstand te houden tegenover de politieke lijn van de VS.  

Bijvoorbeeld: “Iran en India hebben een ‘strategisch partnerschap’ afgesloten in 2003 om de ‘historische banden’ tussen beide naties te cementeren.  India is nu boos om de Westerse eis dat het zijn steun aan Iran’s recht op nucleaire ontwikkeling moet stopzetten.” 

Puntjes op de i: bij cruciale VN-stemmingen inzake het Iraanse kerndossier heeft India met het Westen meegestemd.   Verder verdient India een compliment voor zijn samenwerking met het bij uitstek islamitische Iran.  Mocht het samenwerking met moslimlanden weigeren, dan zou Crossette de eerste zijn om te fulmineren tegen India’s “religieuze onverdraagzaamheid”.

            Ze vaart ook uit tegen de idee dat “India een wereldmacht met verantwoordelijkheidszin is”, want: “India heeft een geschiedenis van bemoeienis met de politiek van zijn zwakkere buren.”  (De VS niet?)  “Een rebellie in Pakistan splitste het land in twee in 1971 met veel hulp uit Delhi, welks leger feitelijk Bangladesj gecreëerd heeft.  Wellicht een miljoen mensen stierven in de bloedige campagnes van etnische en sektaire zuivering die daarop volgden.”

Deze leugen is werkelijk om te kotsen.  De inderdaad verschrikkelijke gebeurtenissen in Oost-Bengalen in 1971 waren volledig het werk van VS-bondgenoot Pakistan (in de context van de Koude Oorlog was het, naar ik in het KUL-krantenarchief heb kunnen vaststellen, in de Vlaamse pers ’t Pallieterke dat toen het felst Pakistan steunde) terwijl het Indiase leger er als bevrijder ingehaald werd.  Het Pakistaanse leger en plaatselijke moslimmilities moordden allen uit die men van deloyauteit jegens Pakistan verdacht, eerst en vooral de hindoe-minderheid.  Toen tien miljoen (!) vluchtelingen in India opgevangen moesten worden, besloot premier Indira Gandhi dat het welletjes was.  De Pakistaanse soldaten, die zo dapper geweest waren zolang het alleen op moorden en verkrachten aankwam (“Als we Bengalen niet kunnen behouden, moeten we ervoor zorgen dat de volgende generatie Bengali’s helemaal uit bastaarden bestaat”, aldus generaal Tikka Khan), gaven zich haastig over zodra ze hun Indiase collega’s in zicht kregen.

Met tegenzin stelt Crossette vast: “India heeft nochtans een positief imago geprojecteerd, vooral omdat het land veel succesvoller is dan de VS in diplomatie.”   Natúúrlijk heeft India een veel goedaardiger imago.  De enkele buitenlandse militaire interventies van India waren werkelijk een dienstbetoon aan het gastland: Bangladesj 1971, steun aan de Srilankaanse regering tegen de Tamil-Tijgers in de jaren ’80.  Eens de afgesproken job voltooid was, vertrok het Indiase leger onmiddellijk, terwijl de VS in talloze landen legerbasissen vestigt en zich met de binnenlandse politiek bemoeit.

Crossette betwijfelt dat India wel een vaste zetel in de VN-veiligheidsraad verdient: “Vorig jaar steunde India de Venezolaanse president Hugo Chávez in zijn bod voor een roterende zetel in de Veiligheidsraad.  India droeg in 2006 slechts 0,4 procent van het VN-budget bij, minder dan Israël.”  Wat men verder van Chávez mag denken, hij is nu eenmaal representatief voor een brede opiniebeweging in heel Latijns-Amerika, dus verdient hij gehoord te worden.  En uitgerekend de VS heeft lange jaren zijn financiële bijdrage aan de VN uit principe geweigerd.  Maar vooral, India heeft in natura betaald: het heeft de grootste bijdrage geleverd in manschappen voor VN-vredestroepen, inbegrepen het grootst aantal gesneuvelden.

Dan de aloude vergelijking van India met China.  Tijdens de Koude Oorlog werd honderduit herhaald dat het dictatoriaal gestroomlijnde China beter functioneerde dan het door democratisch gekrakeel gefragmenteerde India.  Niet alleen de linkerzijde maar ook zakenkringen betuigden met dat argument hun afkeer jegens de democratie.  En Barbara Crossette, die marktvrijheid verre boven politieke vrijheid verkiest, doet dit nog steeds: “India’s democratisch systeem verhindert het om draconische maatregelen te nemen, zoals China’s één-kind-beleid, om de bevolkingsgroei onder controle te houden.  In China is meer dan 90 percent geletterd, in India slechts 61 percent.” 

Ja, en onder Mussolini reden de treinen op tijd.  Wat is dictatuur toch efficiënt!  Als India en de VS geen duo van leidende democratieën kunnen vormen, is het omdat niet de Indiase maar wel de Amerikaanse heersende klasse de democratie vandaag weinig genegen is.  Dat blijkt verder nog uit Crossette’s sympathie voor de Kasjmiri separatisten en hun door Pakistan (dus door de VS) gesteunde terreurcampagne.  Daar valt ook het hele VS-discours over de “oorlog tegen de terreur” door de mand.  India is al twintig jaar onafgebroken het belangrijkste mikpunt van moslimterrorisme en heeft daarbij van de VS veel meer tegenwerking dan steun ondervonden.

Stuitend aan de krasse onjuistheid van Barbara Crossette’s beweringen is de achterliggende brutale onwil tot nauwkeurigheid in de perceptie van de wereldsituatie.  Hetzelfde zien we in Irak, wieg en frontlijn van het sjiïsme, waar de Amerikanen na vier jaar oorlog nog steeds de moeite niet nemen om zich over de diverse islamsekten te informeren.  En dat is dan de reden voor de weinig succesvolle buitenlandse politiek van de VS. Zij hebben de mentaliteit van een bommenwerperpiloot: het steekt allemaal zo nauw niet, want de gevolgen zijn toch voor een ander.

(april 2007)

Last Updated on Tuesday, 15 February 2011 16:37