Er is een nieuw godsbewijs in de maak Print
Written by Koenraad Elst   
Sunday, 22 December 2013 14:06

(De Bron, maandag 2 december 2013)

Religieus zijn is goed voor u. Dat wordt eens te meer betoogd in het nieuwe boek God bewijzen van de Amsterdamse protestantse levensbeschouwers Rik Peels en Stefan Paas, besproken in De Standaard op 21-11-13. Andere onderzoekers hebben het de jongste jaren vaker gezegd: religieuze mensen hebben meer vertrouwen in de toekomst, kunnen beter tegenslagen verwerken, hebben dus ook meer kinderen, en zijn socialer en liefdadiger. Zelfs hun gezondheid zou meetbaar beter zijn.

De schrijvers laten echter geen twijfel bestaan over hun theïstische opzet en hun anti-atheïstische polemiek. Veel meer dan De Standaard laat geloven, stellen zij zich regelrecht in de christelijke traditie van de godsbewijzen. Achter de weldadigheid van religie promoten zij de juistheid van het christendom, of althans van het christelijk (maar ook joods en islamitisch) godsgeloof.

Religiositeit bewijst nu de religie

Het is in deze zin dat Mark Van De Voorde, hoofdredacteur van Kerk & Leven, deze bespreking verwelkomt: als op het eerste zicht een pleidooi voor religiositeit in het algemeen, maar in één moeite door ook een pleidooi voor het christendom in het bijzonder. (“Dat heet dan gelovig zijn”, De Standaard, 23-11-2013) Zelf ben ik evenzeer overtuigd van het maatschappelijk en psychologisch weldadige van religie, maar voor mij volgt daar niet uit dat één welbepaalde religie dan maar OK is.

Enkele uitspraken van Van De Voorde: “De hoop van mijn geloof geeft mij het lef om niet elke waan van de dag te moeten beamen. Mijn spirituele levenshouding doet mij balen van amechtige pogingen om erbij te horen.” Inderdaad, de waan van de dag vanuit de onwankelbaarheid van eeuwige waarheden bekijken, geeft een zekere onverstoorbaarheid tegenover modes in gedachten en gedrag.

Maar dan: christenen “hebben een origine die de grondslag is van ons denken over mens en samenleving, individualiteit en solidariteit, rechten en plichten, zelfs scheiding van kerk en staat en de Verlichting (Immanuel Kant was gelovig en René Descartes formuleerde een godsbewijs).”

Ja, de overgang naar de moderniteit begon per definitie met christenen, en de meeste grote geesten die stappen naar het wetenschappelijke wereldbeeld zetten, waren nog kerkgangers, onder meer omdat er nu eenmaal geen andere religiositeit voorhanden was. In toenemende mate hingen zij echter ideeën aan die niet op het christendom terug te voeren zijn. Dat was het hele idee achter de Renaissance: terug de waarden van de vóórchristelijke beschavingen herontdekken om de vrijheid en de onderzoeksdrift te beleven die het christendom niet kon bieden. En gaandeweg kwamen er ook nieuwe waarden, die steeds meer invloed begonnen te krijgen op die kerkgangers.

De Bijbel keurde de slavernij goed

Bijvoorbeeld, de meeste abolitionisten waren gelovig. De cruciale beslissing om in het Britse wereldrijk de slavenhandel af te schaffen, was vooral het werk van Sir William Wilberforce, tevens een ijveraar voor de christelijke zending. Nochtans was de afwijzing van de slavernij allerminst van christelijke inspiratie. Sommige christenen hadden enkele generaties de tijd genomen om zich het abolitionisme eigen te maken. Denken we maar aan de Quakers die in de 19de eeuw naam maakten als voorhoede-abolitionisten; zij waren een eeuw eerder nog slavenhandelaars).

Maar de Bijbel en de katholieke Kerktraditie hadden altijd al vrede gehad met de instelling van de slavernij.  Het laatste christelijke land dat die instelling afschafte was het katholieke Brazilië (in 1888). Het laatste land ter wereld overigens, dat de slavernij alleszins officieel afschafte, was Saudi-Arabië (in 1962).

Thomas van Aquino formuleerde godsbewijzen, meer zelfs dan René Descartes, maar leverde ook argumenten waarvan de slaveneigenaars nog in de 19de eeuw gebruik konden maken. Eerlijke abolitionisten gaven trouwens toe dat hun zaak niet op de Bijbel kon gebaseerd worden, al was het maar omdat slaveneigenaars hen voortdurend met de uitdrukkelijke en veelvuldige bijbelse goedkeuring van de slavernij om de oren sloegen.

Een ander voorbeeld is de democratie. Deze is onmiskenbaar van vóórchristelijk-heidense oorsprong. De beginnende Kerk organiseerde zich naar het voorbeeld van het ondemocratische Romeinse keizerrijk, steunde altijd monarchen, steunde ook in haar protestantse vorm het gevestigd gezag, en was in haar katholieke vorm een openlijk tegenstander van de democratie. De Syllabus Errorum of Lijst der Dwalingen van paus Pius IX veroordeelde in 1864 onbeschroomd  de godsdienstvrijheid, het liberalisme en, op levensbeschouwelijk gebied, het modernisme. Nog in 1907 werd de priester Alfred Firmin Loisy uit de Kerk gesloten omdat hij voorstander was van kritische Bijbelellezing. Alle priesters werden vanaf 1910 gedwongen om een eed af te leggen dat zij deze dwaling niet zouden volgen, en deze verplichting werd maar opgeheven in 1967.

Christenen hebben zich wel aangepast

Mark Van de Voorde haalt Jürgen Habermas aan, een bekende atheïst. Die noemt “het christendom, en niets anders, het ultieme fundament van de vrijheid, het geweten, de mensenrechten en de democratie, de benchmark van de westerse beschaving”. Tja, zulke gezagsargumenten kunnen op sommigen  indruk maken, op mij niet. Als Habermas dit al gezegd heeft en het zelfs na verrekening van de context standhoudt, dan is hij gewoon fout.

Het pluralisme werd door de Kerkvaders als typisch heidens beschouwd, terwijl zij hun eigen onverdraagzaamheid als passend beschouwden voor wie de geopenbaarde waarheid in pacht heeft. De mensenrechten stellen de mens en niet God centraal, en worden door sommige christenen nog steeds als principe bestreden.

En is de Kerk zelf een democratie? Zij kan dit principieel niet zijn, want zij definieert zichzelf als zijnde van goddelijke oorsprong. Niet de wil van de meerderheid, maar de Openbaring bepaalt haar gedragscode. Zij hoeft als private vereniging overigens geen democratie te zijn, zoals de dissidente priester Rik Devillé zou willen. Maar dat betekent dan wel dat zij moeilijk een model voor de democratie kan zijn geweest, of een motor voor vooruitgang in de richting van de democratie.

“Geloof is ook maatschappelijk gunstig. Gelovigen hebben meer vertrouwen in de samenleving, de instellingen en de medemensen, zo blijkt uit onderzoek in Nederland en bij ons. Precies omdat ze gelukkiger zijn door het ‘vertrouwen’ dat geloven is.” Ja, maar hierbij past de kanttekening dat het marxisme deze tevredenheid bekritiseerd heeft, en de rol van de religie in haar totstandkoming altijd als een “opium van het volk” aan de kaak gesteld heeft.

“Bij onze noorderburen werd ook vastgesteld dat praktiserende christenen meer democratisch zijn.” Merk op dat “democratisch” bij de heersende klasse, en zeker ook hier, een codewoord is voor “politiek conform”, net zoals “populisme” een codewoord is voor democratie. Praktiserende christenen zouden dus volgens  die opvatting conformistischer zijn. En inderdaad: vroeger waren zij gehoorzamer aan de Bijbel en de catechismus, nu gewilliger tegenover de politieke oekazen van het Bestel. Dus toch een soort “waan van de dag”. Want vroeger had de Kerk haar eigen agenda, en kon trouw aan de Kerk soms ontrouw tegenover het heersende gezag betekenen; maar tegenwoordig loopt zij een eindweegs mee met de heersende politieke lijn.

Hoe veilig kan antinazisme toch zijn

“Om al die redenen ben ik blij dat ik geloof. Om het te zeggen met de woorden die Anton van Duinkerken in 1935 richtte tot de Nederlandse fascistenleider Anton Mussert, die met zijn politieke keuze bewees louter een kind van zijn tijd te zijn: ‘Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek.’” Tja, wie in iets hogers gelooft, eender wat, is meer immuun tegenover de tijdsgeest, dat is hier weer bewezen. Hoewel: in 1941 was dit misschien rebels en moedig geweest, maar het was 1935 en de NSB zat toen nog machteloos in de oppositie. Met de katholieken en protestanten stevig in het regeringszadel, getuigde dit naar beneden trappen eigenlijk ook niet van veel moed, ook al was het inhoudelijk juist. Maar de keuze van het voorbeeld past ook op een vertoog van hedendaagse christelijke polemisten die het zo willen voorstellen dat het christendom een rots in de branding tegen het nazisme was.

De werkelijkheid is veel minder zwart-wit. De schijnwerpers worden natuurlijk gericht op martelaren als de Witte Roos, Edith Stein of Maximiliaan Kolbe, maar niet op de nazi-gezinde katholieken en (inderdaad in nog veel groter percentage) protestanten, noch op de nazi-goedkeuring van het katholieke antisemitisme van de passiespelen te Oberammergau, noch op de militant katholieke collaboratieregimes van Slovakije of Kroatië, noch op de katholieke gebeden wereldwijd voor de overwinning van Francisco Franco, noch op de niet-excommunicatie van katholiek gedoopten als Adolf Hitler en Joseph Goebbels, noch op de collegeleuze “Rome of Moskou” die talloze Vlaamse katholieke jongens naar het Oostfront dreef. We hoeven niet met de hetze tegen Pius XII mee te doen om toch wel wat afstand te nemen van het hoera-antinazisme dat hedendaagse christelijke polemisten ten toon spreiden.

In ieder geval was dit alles voor een eerdere generatie katholieken niet van belang. Soms kan men al eens de held uithangen tegen het nazisme, soms moet men er een voordelig compromis mee sluiten, maar uiteindelijk zal het nazisme voorbij gaan, terwijl het christendom blijft. Stat crux dum volvitur terra, “terwijl de wereld ronddraait, staat het kruis rechtop”, zo zei men vroeger. Men hoefde niet bij politieke of andere modes in het gevlij te komen (zoals Mark Van De Voorde bij het veilige antinazisme van na 1945), de christelijke boodschap was genoeg.

Als we maar verlost worden

De door sommige joden gevoerde strijd tegen de Romeinen was, althans volgens de Kerk, voor Jezus maar een misleide verstrooiing van waar het echt om ging: zijn eigen geboorte, dood en verrijzenis. Als het christendom werkelijk het antwoord is, dan hoeft het niet de democratie of de mensenrechten of de Verlichting voortgebracht te hebben: de  Verlossing is al goed genoeg.