Shōkō Asahara Print
Written by Koenraad Elst   
Monday, 23 August 2010 17:23

Shōkō Asahara

 

            Met wie men verkeert, wordt men geëerd.  Viswijven en deftige burgers passen dit beginsel al eeuwen toe, en nog steeds belaagt extreemlinks zijn gekozen vijanden met “schuld door associatie”.  De Dalai Lama mag er sympathiek uitzien, maar bekijk zijn vrienden en je weet wat voor iemand hij wérkelijk is.  Aldus de boodschap van Victor en Victoria Trimondi (www.trimondi.de), die op middelbare leeftijd hun roeping gevonden hebben in het “ontmaskeren” van Zijne Tibetaanse Heiligheid.

            Neem nu het geval Miguel Serrano.  Hij was de ambassadeur van Chili in India toen de Dalai Lama in 1959 zijn land ontvluchtte.  Hij ging de Tibetaanse vluchtelingen tegemoet en wachtte hen op aan de grens.  Nadien heeft de Dalai Lama hem nog meermalen vriendschappelijk ontmoet.  Niets aan de hand, ware het niet dat Serrano de ideoloog was van het “esoterisch hitlerisme”, waarin Hitler een incarnatie van Visjnoe werd, opvolger van Krisjna en de Boeddha.  Ja, van op een geheime nazi-basis op Antarctica, het nieuwe Sjambhala, stijgen UFOs op ter voorbereiding van Hitlers terugkeer en eindzege.  Kortom, een neonazi en bovendien zot.  Desgevraagd verklaarde Zijne Heiligheid dat hij dat niet wist.  Zijn volgelingen beschouwen hem weliswaar als alwetend, maar het zou inderdaad kunnen.

            Het viel hem echter moeilijker om zich geloofwaardig te distantiëren toen op 20 maart 1995 de boeddhistische Sekte van de Opperste Waarheid een gifgasaanslag pleegde in de metro van Tokio.  Het sarin-gas maakte 12 doden en 5500 mensen hadden medische verzorging nodig.  Sekteleider Shōkō Asahara (°1955) en negen luitenants werden in 2004 ter dood veroordeeld, een beroep is nog hangende. 

Hij had de Dalai Lama voor het eerst gezien in Tokio in 1984 op een openbare lezing en ontmoette hem persoonlijk in Dharmsala in februari 1987.  Ze sloten de ogen en na een tijdje kreeg Asahara een intens visioen van de Boeddha, blijkbaar op hem overgedragen door de Dalai Lama.  Nadien zei deze dat het boeddhisme in Japan erg gedegenereerd was en hij vertrouwde hem de missie toe om er het ware boeddhisme te verspreiden: “Jij kan dat doen, want jij hebt de geest van de Boeddha.”  Dat althans was de versie van de Japanner, die erg koketteerde met de foto van deze ontmoeting en zichzelf ging omschrijven als een leerling van de Dalai Lama.  Deze ontkende na de aanslagen elke speciale relatie of persoonlijke opdracht: hij ontving nu eenmaal jaarlijks honderden toegewijden.

            Toch blijkt dat ze elkaar tussen 1987 en 1995 nog vijf keer ontmoet hadden, en dat Asahara omvangrijke donaties voor de opvang van Tibetaanse vluchtelingen naar Dharmsala gestuurd had.  Op zijn beurt kreeg hij van de Dalai Lama in 1989 een aanbevelingsbrief die hem toeliet om zijn sekte in Japan als kerk te laten erkennen, met alle bijbehorende institutionele en fiscale voordelen.  Na de aanslagen omschreef de Dalai Lama hem nog als “een vriend, hoewel niet noodzakelijk een volmaakte vriend”.  Hij ontmoette ook andere hoge geestelijken uit Tibet en Sri Lanka, waar hij zelfs een relikwie van de Boeddha meekreeg.  Deze flink in de verf gezette connecties gaven hem een behoorlijk aanzien onder Japanse boeddhisten; in 1995 hadden er negenduizend zich bij zijn clubje aangesloten.

            En dat is hem naar het hoofd gestegen.  Tibetaanse bezoekers aan Japan waarschuwden de Dalai Lama voor het vreemde gedrag en de eigenwaan van Asahara: “Ik ben de Boeddha”, “Ik ben de Christus” e.d.  Hij oefende het recht uit om met zijn vrouwelijke leerlingen ritueel te paren terwijl hij van mannelijke leerlingen onthouding eiste.  De goeroe gaf ook steeds meer blijk van achtervolgingswaan, vandaar een toenemende obsessie met zelfbescherming en bewapening, en enkele moorden op onbetrouwbaar geachte sekteleden.  Dit alles leidde niet tot een breuk met de Dalai Lama noch, voor zover bekend, zelfs maar een berisping.  Na de aanslagen deelde het Tibetaanse gezantschap in Tokio mee dat de relatie tussen de Dalai Lama en Asahara louter spiritueel geweest was en niets met de misdaad te maken kon hebben.  De Trimondi’s stellen daar tegenover dat juist het spirituele karakter van hun relatie tot de misdaad geleid had.

            Asahara had zich ijverig in de apocalyptische Kâlatsjakra Tantra verdiept, een spirituele specialiteit van de Dalai Lama.  Vier maanden vóór de aanslagen behandelde hij in een radiotoespraak de komende oorlog onder leiding van Raudra Tsjakrin, de Furieuze Raddraaier en koning van Sjambhala, tegen de barbaren: “De oorlog op het einde van deze eeuw is de laatste geprofeteerde gebeurtenis.  Wanneer hij plaatsvindt, wil ik dapper vechten.”  Hij deed daarbij allerlei foute voorspellingen, ondermeer van een wereldwijde kernoorlog in 1999-2003 met Japan als goedaardige overwinnaar die de restanten der mensheid zou redden.  Ten gunste van de Dalai Lama en zijn Tijdwieltekst moeten we opmerken dat Asahara de inhoud hier naar eigen smaak vervormd heeft: geen enkele boeddhistische bron dateert de Sjambhala-oorlog op eind 20ste eeuw. 

Net als eindtijdverwachters in christendom en islam was Asahara zo gretig dat hij het grote gebeuren heel dichtbij zag.  Ja, hij zou de komst van de eindstrijd eigenhandig bespoedigen.  Hij zette een fabriekje op voor de massaproductie van Kalasjnikovs en een labo voor de aanmaak van scheikundige en biologische wapens.  (Zijn enige juiste voorspelling, namelijk van de aardbeving te Kobe in januari 1995, leidde tot speculaties dat Asahara’s wetenschappers deze zelf op gang gebracht hadden.)  Uit Rusland, waar hij dertigduizend volgelingen en enkele politieke contactpersonen had, liet hij gedemonteerde helikopters invoeren.  De eerste echte actie zou een gasaanval zijn op het parlement en de  regeringsgebouwen van Japan, de aanslagen in de metro waren daartoe slechts een proefronde.  Eerst nemen we Tokio, dan de wereld.

Om het Tibetaans boeddhisme vrij te pleiten, wijst men graag op andere invloeden: Asahara had vóór zijn ontmoeting met de Dalai Lama ook technieken uit het taoïsme en het hindoeïsme beoefend, en in de laatste jaren vóór de aanslagen citeren zijn geschriften steeds meer uit Westerse bronnen zoals Nostradamus, wat pop-Kabbala (na de aanslagen doopte de sekte zich om tot Alef) en de nieuwtestamentische Apocalyps.  Dat excuus is toch wat te gemakkelijk.  Feit blijft dat hij zijn religie altijd tot het “Diamanten Voertuig” rekende, d.i. het Tibetaans boeddhisme, en dat hij zijn apocalyptische plannen steeds in termen van de Sjambhala-eindstrijd formuleerde.  Achteraf probeerden de overblijvende sekteleden, een tweeduizend, hun religie weer respectabel te maken door juist referenties naar Tibetaans-boeddhistische rituelen uit hun teksten te schrappen.

 

 (augustus 2006)

Last Updated on Wednesday, 24 November 2010 23:24