Solidariteit in Europa Print
Written by Koenraad Elst   
Tuesday, 15 January 2013 23:32

We sluiten een jaar af waarin de financiële eurocrisis geleid heeft tot heel wat kritiek op de EU zelf. Zowel het behoren tot de eurozone van enerzijds de zuiderse lidstaten (waaronder Griekenland) en anderzijds de eigen lidstaat van haar noordelijke critici, als zelfs het lidmaatschap van de EU van vooral het Verenigd Koninkrijk, werden in vraag gesteld. Het probleem met Europa is gelijkaardig aan het probleem waarmee wij binnen België zoveel ervaring hebben: de tranfers van rijke naar arme gewesten, plots acuut geworden door de enorme omvang van de zuiderse reddingsoperaties.

Onder redactie van Prof. Hans Verboven hebben VVA en Pro Flandria een boek over deze problematiek uitgebracht: Vlaanderen en Europa. Noodzaak en grenzen van solidariteit, Pelckmans, Kapellen 2012. Het opent met een lange bijdrage van Hans-Werner Sinn waarin de financiële problemen die zich voor de EU stellen, uiteengezet worden. Voor niet-economen als ondergetekende is dit wel nodig als inleiding; voor economen signaleert het waar precies de auteurs van dit boek voor staan. Onthouden wij vooral dat de euro niet is ontstaan uit enige economische noodzaak, zoals ook Trends-redacteur Alain Mouton in zijn artikel aantoont; wel uit de wil van Frankrijk (president: François Mitterrand) om het herenigde Duitsland en zijn sterke munt aan banden te leggen. Verder past de gemeenschappelijke munt in de aloude eurostrategie van economische voldongen feiten die dan een verdere politieke integratie noodzakelijk maken.

 

De euro

De strekking van dit boek is niet resoluut anti-euro, de munt kan gered en economisch zinnig gemaakt worden. Maar de bijdragers willende euro niet tot elke prijs behouden. Voor Griekenland en de andere zuiderse landen zou het herstel van hun soevereiniteit over een eigen munt economisch veel nuttiger zijn, tenzij zij bereid zijn en in staat blijken om het beleid van Duitsland te kopiëren.  

Redacteur Hans Verboven  zet de juridische aspecten uiteen, met begrippen als due diligence en free riders, zoals bv. verzekeraars die opvatten. Geert Janssens vraagt zich af of de eurozone iets anders dan een solidariteitsmechanisme kan zijn, om te besluiten dat de euro maar kan bestaan dankzij de solidariteit, maar tegelijk veel meer is; erzonder zet Europa volgens hem een reuzenstap achteruit. Luc Rochtus houdt echter rekening met een uitstap van sommigen of zelfs met een algehele implosie, eerder door de uitstap van rijke dan van armlastige landen, als reactie op de “weeffouten” in de euroconstructie; hij bepleit een secessieclausule als drukkingsmiddel om de zwakkere landen ertoe te brengen, zichzelf en de euro te redden. Oud-politicus Frits Bolkestein belicht het probleem vanuit de praktijk als eurocommissaris. Hij spreekt zich duidelijk uit voor de terugkeer van Griekenland tot een eigen munt en eigen financieel zelfbestuur, dat het dan kan gebruiken om zijn economie weer op de sporen te krijgen. Andere economen werpen hun licht op weer andere aspecten van de crisis.

Solidariteit kan maar in de economie en de politieke samenwerking spelen als er een morele grondslag voor is. Democratie en solidariteit zijn eigenlijk tegenstrijdig, merkt Gerard Bodifée op, en solidariteit is eigenlijk een “onpolitieke” waarde. Zij vergt een gevoel van verbondenheid, dat men met sommigen wel maar met anderen niet heeft. Voelen de Europeanen zich verbonden met en medeverantwoordelijk voor iedere andere uniegenoot?

In België is de opgedrongen “solidariteit” een slechte zaak omdat één volk een ander volk haat en dus maximaal uitbuit en economisch benadeelt. Zo is de sluiting van Ford Genk, die in Le Soir op leedvermaak onthaald werd, een rechtstreeks gevolg van een ongezond beleid (met zware loonlasten en andere belastingen) die de Parti Socialiste aan een steeds onwilliger Vlaanderen oplegt. Zelfs het hof kwam tussen om de opening naar Nederland van de Generale en van de Sabena tegen te houden, want de Franstaligen wilden geen Nederlands overwicht, zelfs als dit tot een faling moest leiden. De Franstaligen bewijzen daarmee dat ze de Vlamingen als een ander volk beschouwen. In de EU is de zogenaamde solidariteit (d.i. de transfermechanismen) iets minder, maar voor velen toch al onverteerbaar omdat bv. de Finnen zich eerder Fin dan Europeeër voelen.

 

Culturele eenheid

                Enkele jaren geleden hield Pro Flandria een congres over Europa, dat een “nieuw elan” moest krijgen. Blijkbaar nam men de demografische, economische en psychologische problemen niet ernstig genoeg. Schrijver dezes heeft voldoende christelijke opvoeding gekregen om het belang te beseffen van hoop: men moet de toekomst niet al te zwart inzien. Maar intussen zijn alle parameters negatief, en geforceerd optimistische verklaringen zoals die van het Nobelcomité (dat de EU de vredesprijs overhandigde) en van EU-voorzitter Herman Van Rompuy klinken hol. De situatie is toch wel ernstig.

Gerard Bodifee maakt een diagnose van existentialistische Europese denkers als  Martin Heidegger en Jean-Paul Sartre, en besluit dat zij ons werelddeel tot een soort nihilisme verleid hebben. Het in “ziek aan zijn zelfbeeld”. Hem zullen velen aanhalen die betreuren dat de EU  zich niet uitdrukkelijk tot het christendom wil bekennen en die een terugkeer tot het “christelijk Europa” bepleiten, hoewel hij hier op deze kwestie niet ingaat. Wel pleit hij voor een geloof in brede zin, een vertrouwen in “de mens als beeld van God”. De enige grond voor optimisme vindt hij in de onuitroeibaarheid van het geloof, ook al ziet men in het Europa van vandaag vooral de omgekeerde tendens.

Paul Cliteur schaart zich aan de kant van degenen die geweigerd hebben om het christendom als verbindende gedachte in de EU-grondwet in te schrijven. Er was weliswaar weinig nobels in die weigering, maar uiteindelijk was zij toch terecht, zo betoogt Cliteur. Europa bestond al vóór het christendom, net zoals het na de ontkerstening nog altijd bestaat. Zeker vandaag, nu we alleen maar meer aanhangers van meer religies gaan huisvesten, kunnen we het als Europa alleen nog eens worden over een “moreel Esperanto”, een gemeenschappelijk ethiek ondanks de uiteenlopende metafysische overtuigingen. 

Een onverwachte genodigde voor dit boek is Erwin Truyens, jurist (ondermeer bekend als vreemdelingenadvocaat) en Groot-Nederlander, destijds stichter van de NSV, nu uitgever van het katholieke Vlaams-nationale Kort Manifest. Hij is resoluut tegenstander van deze Gemeenschap/Unie, die vanaf het begin opgebouwd wordt zonder plan of doel, men zal wel zien waar men uitkomt. Zo heeft men de euro ingevoerd om op termijn een verdere bestuurlijke integratie noodzakelijk te maken, maar zonder dat men daarvoor een blauwdruk had. Truyens is nochtans wel voor een Europa der volkeren met hertekende grenzen, en met echte subsidiariteit. Geval per geval zal men dan moeten uitmaken wat men samen doet en wat men op lagere bestuursniveau’s afhandelt. Europa is heruit te vinden.

 

Voor Europa, tegen dit Europa

                De hetze tegen de EU is begrijpelijk: ondemocratische structuren, kwalijke verdedigers (de pedofiel Daniel Cohn-Bendit, de wilde links-extremist Guy Verhofstadt, een buitenmatig betaald eurocratenheir), en een financiële crisis waar niemand aan kan ontsnappen. Toch moet men de dingen in perspectief houden: nee tegen déze EU, maar ja aan de EU. De EU moet democratisch worden, wat nu wel een revolutie betekent, en het monetair beleid moet beter op de economische werkelijkheid en de verschillen tussen Noord- en Zuid-Europa afgestemd worden. Er is veel te doen, maar dat kan binnen het bestaande kader van de EU.

                Vanuit Vlaams oogpunt geldt hiervoor nog een bijzondere reden: het bestaan van een gemeenschappelijke munt is een absolute voorwaarde voor de Vlaamse onafhankelijkheid. Als de Belgische frank nog bestond, zouden belgicisten de onzekere monetaire toekomst als dreigement gebruiken tegen de eigen staat Vlaanderen. Nu daarentegen is de verwachting dat de opvolgerstaten van België gewoon zullen doorgaan als deel van de Eurozone. Het is zorgwekkend dat de Vlaamse beweging dit volkomen vergeten schijnt te zijn, gezien het welkom dat de Vlaamse Volksbeweging en het Vlaams Belang de Nederlandse euroscepticus Thierry Baudet bereid hebben. Baudet spreekt vanuit een natiestaat, die zich een eigen munt kan veroorloven. België daarentegen is een wankele en kaduke kunstmatige staat, waar de munt kan ingezet worden als politiek wapen. Dezelfde redenen die sceptici aanhalen tegen de euro, gelden in België als argument tegen de Belgische frank, en dus concreet vóór de euro.

                Misschien heeft de euro zijn beste tijd gehad, en zal men zich later het voorbije decennium herinneren als één waarin Vlaanderen een open doelkans kreeg, een venster op onafhankelijkheid, maar die niet gegrepen heeft.