Bedevaart naar Mammon (de zaak Lucas Cathérine) Print
Written by Koenraad Elst   
Tuesday, 06 October 2015 12:21

 

 

 

 

 

1. De eerste globalisering

 

”Ik wist niet dat de wereld zo klein was”, riep Ibn Battoeta uit toen hij in China een mede-Marokkaan ontmoette. Het is nu ook de titel van het nieuwe boek van Lucas Catherine, een verslag over de middeleeuwse vorm van globalisering: Ik wist niet dat de wereld zo klein was, Reisverslagen van een eerste globalisering (EPO, Antwerpen 2001).

 

Naar eigen zeggen is Lucas Catherine (°1947) de reïncarnatie van de vrijzinnige Mogol-keizer Akbar (d. 1605), thuis tussen de moslims zonder zelf gelovig te zijn, en een “Arabier honoris causa”. Hij was bij recente verkiezingen kandidaat voor de maoïstische Partij van de Arbeid, maar is geen saloncommunist: ooit volgde hij een guerrilla-opleiding bij de PLO, compleet met vuurdoop in een aanval op Israëlische stellingen. Zijn boeken over Palestina en de joodse lobby leverden hem het etiket “antisemiet” op.

 

Desondanks surfte hij naar het succes op de aanzwellende golf van multiculturalisme met zijn boeken over de islamwereld. Als marxist doet hij niet mee aan de lichtzinnige verheerlijking van de islam, waarvan hij de schijnbare verdiensten relativeert. Waar men tegenwoordig beweert dat wij aan de middeleeuwse Arabieren heel wat wetenschap te danken hebben, schrijft hij correct dat zij -- nuance -- als “doorgeefluik” dienden voor Griekse, Indische en Chinese wetenschap. Tegelijk bepleit hij een herwaardering van de niet-Westerse beschavingen, wier prekoloniale vorm van wereldhandel volgens hem evenwichtiger was dan de huidige Amerikacentrische globalisering.

 

Het verhaal van de “eerste globalisering” begint vierduizend jaar geleden in Bahrein op de zeeroute tussen Indië en Mesopotamië, waar we de uit inscripties bekende koperhandelaar Ea-Nasir, tijdgenoot van Abraham, volgen naar hun beider thuisstad Oer. Met zevenmijlslaarzen stapt Catherine dan door landen en eeuwen, naar Ban Chao, de Chinese veroveraar van Centraal-Azië; naar Fa Xian en Xuan Zang, monniken die naar India pelgrimeerden; en naar Zheng He, die in reuzenschepen expedities tot in Mekka en Zanzibar ondernam.

 

Niet de Chinezen maar de Arabieren zouden als handelaars de hele oude wereld in onderlinge verbinding brengen. Ze woonden op het Euro-Afro-Aziatische kruispunt, en hadden nog iets op de Chinezen vóór: hun godsdienst. Wat men verder over de islam ook mag zeggen, de religie van de zakenman Mohammed bevorderde de handelsethiek daar waar het confucianisme de handel misprees. Welnu, belijdt Catherine, de winstgod Mammon is “de hoogste God”, of alleszins degene die mensen het best de baan op krijgt om nieuwe einders te verkennen.

 

Catherine beschrijft met veel liefde het door moslims gedomineerde wereldhandelssysteem, daarbij de factor slavernij buiten beschouwing latend. Hij wordt veel kritischer wanneer de overname van dit systeem door de Europeanen in het vizier komt. Aloude Europese helden als Marco Polo en Columbus brengt hij tot beperktere proporties terug. De Europese expansie begon marginaal al met de Vikingen toen die volgens een Arabische reiziger nog madjoes (“vuuraanbidders”, heidenen) waren, maar kwam echt op gang met de christelijke geloofsijver. Zo vatten de Portugezen hun kolonisatie van gebieden rond de Indische Oceaan, tijdelijk zelfs van de Arabische kuststrook Oman, op als een voortzetting van de kruistochten.

 

Kritiek op dit leerrijke geschenkboek mag beperkt blijven tot details. Chinees kent de auteur duidelijk minder goed dan Arabisch: “zijde” is niet zhi maar si, en Qin Shi Huang Di (3de eeuw v.C.), de ijzeren éénmaker van China, is niet de legendarische Huang Di, de “gele keizer” (27ste eeuw v.C.). Let liever op Catherines originele portretten van avonturiers als Ibn Battoeta, die de hele bekende wereld bereisde. In elk land huwde deze vroege globalist enkele inlandse vrouwen, en zo werd hij een echte man van de wereld.

 

 

(Punt, 5 februari 2002)

 

 

2. Reactie van Lucas Catherine

 

 

Sent: Tuesday, February 05, 2002 3:50 PM

 

 

Geachte,

 

Uw redacteur mag denken en schrijven wat hij wil over mijn boek en over mij zelf, maar hij mag niet liegen over feiten uit mijn privé-leven. Ik heb nooit “een guerillaopleiding bij de PLO gevolgd”. Ik ben wel als cameraman -- ik ben ooit in 1970 afgestudeerd aan een Brusselse filmschool -- een guerilla-aanval gefilmd. Dat is iets heel anders.

 

Waarschijnlijk zoekt hij zijn mosterd in mijn boek De reïncarnatie van een Atheïst, maar dat is geen geschiedkundig werk maar eerder een half-fictief werk (net als bvb 3 x Weg van Zanzibar). Niet alle feiten die daar in staan zijn historisch en ik probeer in dat boek de lezer herhaaldelijk op het verkeerde been te zetten. Ondermeer door te beweren dat ik de reïncarnatie van groot-mogul Akbar ben. Dat blijkt al uit de duidelijk fictieve commentaren op de achterflap. En voor wie het echt wil weten, ik ben niet de reïncarnatie van Akbar. Dubbele bodems zijn blijkbaar niet aan Koen Elst besteed.

 

 

Lucas Cathérine

 

Vandeweyerstraat 70, 1030 Schaarbeek

 

 

 

3. Antwoord van de auteur

 

 

Ironie is een moeilijk genre, en uw boek De reïncarnatie van een atheïst is er gewoon te serieus voor. Het staat vol feitelijke weetjes over de Mogols, Marx, Soedan, Roberto d’Orazio en andere non-fiction. Over de persoonlijke anekdotes in dat boek verklaarde u destijds aan Telepro dat u “niks kan verzinnen”, dat het allemaal echt gebeurd is. Welnu, op p.35-41 beschrijft u uw eigen deelname (inderdaad zonder vooropleiding) aan een Palestijnse guerrilla-actie in 1969. U vertelt hoe “wij onze eerste katioesjka-raketten op Kunaitra afschoten” en hoe “we minstens een officier en een tiental soldaten hadden uitgeschakeld”. U hebt er inderdaad ook gefilmd: “Ik had mijn camera om de hals hangen, in de ene hand droeg ik mijn kalasjnikov en in de andere een kratje munitie.” Door die “vuurdoop” voelde u zich “een tweede maal geboren, dit keer als Arabier”. U stelt vriend en vijand teleur door dit relaas nu als "half-fictief" af te doen. Ik ga u niet lichtvaardig van “liegen” verdenken, maar ik ben niet overtuigd. Voor mij blijft u die zeldzame ‘68-er die de daad bij het woord voegde.

 

 

(Punt, 12 februari 2002; in de gepubliceerde versie is door de eindredacteur gesnoeid)

(het geheel is ook gepubliceerd als hf.13, p.97-100, van K. Elst: Het boek bij het Boek, 2009)