De Vrijheid Om Te Dwalen Print
Written by Koenraad Elst   
Wednesday, 25 February 2015 22:15

“Waaraan kan je zien dat Guy Verhofstadt staat te liegen?” – “Zijn lippen bewegen.”

 

 

Liegen is geen strafbaar feit. In De Zevende Dag van 12 september beweerde Guy Verhofstadt bijvoorbeeld dat “Geert Wilders zegt dat alle moslims terroristen zijn”. In werkelijkheid heeft Wilders dat nooit gezegd en het vaak uitdrukkelijk ontkend (de wisselwerking tussen een betrekkelijk kleine strijdende voorhoede en haar brede maar betrekkelijk passieve achterban is immers wel wat ingewikkelder dan dat, zoals welbekend sedert Mao’s en Che’s theorie en praktijk van de guerrilla). Maar niemand sleept Verhofstadt omwille van deze zoveelste leugen voor de rechter.

Enkele jaren geleden, na de veroordeling van Siegfried Verbeke wegens Holocaust-ontkenning, legde CGKR-advocaat Paul Quirynen dat door hem bedongen vonnis aldus uit: vrije meningsuiting moet er natuurlijk wel zijn, maar “liegen mag niet”. Dat was wat hij voor de mediamicrofoon ten behoeve van de verkleuterde tv-kijker zei, maar in de rechtszaal had hij daarmee nooit een rechter kunnen overtuigen. De toen door hem ingeroepen revisionismewet, in 1995 met alle stemmen min één (CVP-er Herman Suykerbuyk) goedgekeurd, zegt ook niets over liegen. Zij veroordeelt alleen het ontkennen, minimaliseren of goedpraten van de volkerenmoord op de Europese Joden door de nazi’s en hun bondgenoten in 1939-45. En om die dingen te doen, hoeft men niet te liegen.

 

“Liegen” betekent dat men doelbewust iets zegt waarvan men meent te weten dat het onwaar is. Iemand die weet of gelooft dat de Holocaust plaatsgevonden heeft, maar zegt dat er nooit zo’n Holocaust geweest is, die liegt. Er is echter geen enkele aanwijzing dat Verbeke, of de zojuist op grond van dezelfde wet veroordeelde oud-VB-senator Roeland Raes, in dat geval is. Alle bekende feiten over hen zijn consistent met de hypothese dat zij echt geloven wat zij zeggen. Je kan hun standpunt een vergissing noemen, in kerkelijke termen een dwaling, maar geen leugen.

 

Wie de persoonlijke lotgevallen van de revisionisten bekijkt, zal onmiddellijk inzien dat niemand zich zulke ellende op de hals haalt voor een bewering waaraan hij zelf geen geloof hecht. Integendeel, de uitsluiting, de gevangenisstraffen, de fysieke agressie die zij moeten trotseren, nemen zij erbij omdat zij juist hartstochtelijk in hun boodschap geloven. Ook al is wat zij zeggen niet de waarheid, het is wel hun oprechte overtuiging. En bijgevolg geen “leugen”.

 

Wie met het revisionisme uitpakt, gooit niet alleen zijn eigen ruiten in, maar brengt ook maar schade toe aan elke beweging waarmee hij zich associeert. Raes bezorgt er zijn partij veel last mee. “Roeland Raes is een ezel”, schreef Mark Grammens na de eerste moeilijkheden die Raes ondervond als gevolg van zijn luchthartige uitspraken over omvang en intentionaliteit van de Jodenvervolging door de nazi’s en over de beweerde onechtheid van het dagboek van Anne Frank. Ten eerste wist de senator dat hij daarmee een wet overtrad, ten tweede kan hij niet anders dan geweten hebben dat de interviewers maar wat graag een revisionistische “bekentenis” uit zijn mond wilden optekenen om die tegen hem en zijn partij te gebruiken. Natuurlijk zou hij in een democratie alle recht hebben om zulk standpunt te verkondigen, en waar dat recht niet geldt, zou het als daad van democratisch verzet te rechtvaardigen zijn om tegen de wet in toch zulk standpunt te uiten. Maar een politicus moet weten wat hij wil. Als een partij mede de architect van de toekomst wil zijn, moet zij haar toekomstproject niet opofferen aan een debat over het verleden, en dat debat aan historici overlaten.

 

De wet die nu een strop om Raes’ hals legt, is door zijn eigen partij mee goedgekeurd. Naar verluidt had Raes in de bespreking vooraf in het partijbestuur ook geen bezwaar gemaakt tegen die goedkeuring. Het stemgedrag van het VB had toch geen invloed op de al of niet goedkeuring, en een pro-democratische nee-stem tegen de instelling van het revisionistisch opiniedelict zou toch maar als “bewijs” van nazi-gezindheid gebruikt zijn. Dus, in het belang van de Vlaamse onafhankelijkheid en andere VB-doelstellingen, toch maar die verwerpelijke wet slikken. Op die keuze viel veel af te dingen, maar het was wel de gemaakte keuze, en het zou maar consistent geweest zijn om zich dan verder van revisionistische uitspraken te onthouden. Niemand vroeg aan Raes om dingen te verklaren waarin hij niet geloofde, hij hoefde alleen maar “geen commentaar” te zeggen.

 

Waar vinden we een democratische meerderheid, d.w.z. een politieke meerderheid van democratisch-gezinden, om deze (en principieel alle) muilkorfwetten te herroepen? De anti-revisionistische historici zouden, zoals in Frankrijk, de eersten moeten zijn om de politieke wereld hiertoe onder druk te zetten. Deze uitzonderingswet inzake de geschiedenis van WO2 schept immers een taboesfeer die elk debat over dat onderwerp hindert. Zij wakkert ook het antisemitisme aan, i.c. de beeldvorming over de oppermachtige Joodse hand, dus ook Joodse milieus hebben er belang bij, hun stem pro democratie en contra dit opiniedelict te laten horen.

 

Wat de politieke partijen betreft, uit VLD-hoek hebben we meerdere stemmen gehoord tegen het muilkorfprincipe, alleen is het wachten op een wetsvoorstel dat de moeder aller muilkorfwetten ongedaan maakt. Verder lijkt het VB klaar om op zijn tactische ja-stem uit 1995 terug te komen. Maar vooral is het uitkijken naar een initiatief van de partij die in 2007 met de leuze “freedom of speech” triomfantelijk het parlement binnentrok, de LDD. Nu die partij tot spoedig verdwijnen gedoemd lijkt, kan zij haar plaats in de geschiedenis nog verdienen door één zinnetje uit de eveneens gedoemde Brabançonne nieuw leven in te blazen: “het woord getrouw dat g’onbevreesd moogt spreken…”

 

 

(Brussels Journal, 23 sep 2010)