Vlaanderens nationale symbolen PDF Print E-mail
Written by Koenraad Elst   
Monday, 15 November 2010 10:00

 

            Symbolen zijn een geliefd gespreksonderwerp binnen elke nationalistische subcultuur, ook onder flaminganten. Hun betekenissen kunnen een visie op de nationale geschiedenis en identiteit inhouden, of een politiek programma voor de toekomst. Laten we ons langs deze weg toegang verschaffen tot de flamingantische denkwereld. Welke symbolen zouden bij een modern en zelfbesturend Vlaanderen passen?

 

            Het onofficiële Vlaamse devies: “Wat we zelf doen, doen we beter”, is een schot in de roos. Wie spijkers op laag water zoekt, en dat doen er veel zodra zij de argeloze Vlamingen in een kwaad daglicht willen stellen, zal het lezen als een belijdenis van eigen superioriteit. Volkomen ten onrechte: voor iedereen, hoe meerder- of minderwaardig ook, ongeacht ras of taal, geldt dat hij beter zal werken en ook meer plezier uit zijn werk zal halen als hij voor zichzelf en volgens eigen inzicht werkt. “On n’est jamais mieux servi que par soi-même”, zeggen de Franstaligen, en hen zouden we nooit van meerderwaardigheidsgevoelens durven verdenken.

 

           Nog een geslaagd symbool is de nationale feestdag, 11 juli, ter herinnering aan de Guldensporenslag in 1302. Deze was niet alleen een nationale strijd van inlanders tegen een buitenlandse agressie, zuiver defensief bovendien, maar ook een strijd van boeren en poorters tegen het koninklijk centralisme. Niets fouts aan, integendeel, heel progressief. 

          Het was bovendien een gewonnen veldslag. De Servische gewoonte om de nederlaag op het Merelveld tegen de Turken te “vieren” is wat morbide. Bij het begin van WO1 riep koning Albert de Vlamingen op om de Guldensporenslag, en de Walen om de zeshonderd Franchimontezen te gedenken. Voor de Vlamingen goede raad, die ze ook opgevolgd hebben, voor de Walen echter een wrange herinnering. Zij weten wel beter dan zichzelf jaarlijks de weliswaar heldhaftige nederlaag en uitroeiing van de Franchimontezen onder de neus te duwen. Anderzijds hebben de Vlamingen in de jaren na de Guldensporenslag veel van de vruchten van hun overwinning weer verkwanseld. Niets om te vieren, dat, maar wel heel tekenend voor een duurzame politieke gewoonte. 

Voor het overige is elk van onze nationale symbolen een slecht zittend kleed. De keuze van de hoofdstad is een vreemde geschiedenis. Brussel is, spijts alle peppraatjes van Johan Verminnen en de Dansaert-Vlamingen, geen stad die veel liefde of zelfs maar sympathie opwekt, noch bij bezoekers (Baudelaire) noch bij de autochtonen. Onze hoofdstad is grondig ontvlaamst en ligt met akkoord van de Vlamingen buiten het officieel Vlaamse grondgebied. Geen enkel ander volk heeft zichzelf zo’n pad in de korf gezet.

 

De hymne (nou ja) De Vlaamse Leeuw is qua melodie via-via gebaseerd op een Frans jachtlied. Ze steekt als lichtzinnig af tegen de gedragen hymnen van onze Britse, Duitse, Nederlandse en zelfs Franse buren. Erger nog is de tekst van het lied, van het ongeloofwaardige begin over een niet te temmen leeuw (wie is er nu tammer dan de Vlaming?) tot de zeer gezwollen laatste strofen vol bloed en woede en gegrijns “op ’s vijands trillend lijk”. Alleen de frase “Geen tronen blijven staan” is politiek betekenisvol.

 

Mijn eerste deelname aan een flamingantische bijeenkomst was bij de voorstelling van het boek To the Intellectuals of Zoetenaaie and Lootenhulle (1990) van de Vlaamse Volksbeweging, over de opdringende verengelsing van onze universiteiten, en daar ontmoette ik de linkse éminence grise Willy Courteaux. Net als ik kreeg hij zijn mond niet open bij het aanheffen van De Vlaamse Leeuw. Nadien legde hij me uit: “Van de Brabançonne maken ze schertsversies, maar De Vlaamse Leeuw is zijn eigen karikatuur.”

 

Maar zou een alternatief voor De Vlaamse Leeuw niet kwetsend zijn voor de Vlaamse militanten die het zo vaak vol toewijding gezongen hebben? Nauwelijks, want zelfs Karel Dillen heeft ooit in het parlement voorgesteld om een ander volkslied te kiezen, Waar Maas en Schelde vloeien. Maar een andere kapel scherpslijpers zal daartegen dan weer inbrengen dat zijn tweede strofe, over Geus en Klauwaard die “de vreemde kop verplet” hebben, van xenofobie getuigt. Zelfs de eerste strofe, waarin “vrijheid mannen vormt”, zal verketterd worden, want seksistisch.

 

Als vlag is de protserige Vlaamse Leeuw ook geen succes. Er wonen hier geen leeuwen, niet in de natuur en nog minder in steden en verkavelingen. Die leeuw als symbool voor Vlaanderen is een permanente uitnodiging tot spot: “Pourquoi le lion  est-il le symbole des Flamands?” – «Parce que c’est le roi des bêtes.” Guy Spitaels zette hem aldus op zijn plaats: «Le lion flamand rugit, mais il n’a pas de dents. » De Vlaamse successen zijn van een heel andere aard, de vrucht van noeste productieve arbeid, braaf in de tredmolen. Een volkseigen trekpaard, dat zou al een geschikter embleem zijn.

 

Wat de kleuren betreft, hier wil het lukken dat de tegenstelling tussen de Vlaamse zwarte leeuw op gouden veld en de Brabants-Belgische gouden leeuw op zwart veld mooi de tegenstelling tussen Vlaanderen en België weergeeft. Volgens kunstenaars wordt zwart overstraald door geel: op een zwartgele tweekleur zal het geel de indruk geven, méér dan de helft van de oppervlakte in te nemen. De zwarte leeuw ziet er dus kleiner uit, bedeesd rondkijkend op zijn veel te groot gouden veld, terwijl de gouden leeuw zijn zwarte achtergrond opvult. Heel tekenend voor de werkelijke verhoudingen tussen Vlaanderen en België, maar niet iets om in je nationale symbolen mee uit te pakken.

 

Over de kleur van de klauwen is onder flaminganten al veel inkt en speeksel gevloeid. De Brabantse leeuw heeft rode klauwen, vandaar de rode kleur naast geel en zwart in de Belgische vlag. Hetzelfde schijnt te gelden voor de zwarte leeuw in het wapen van de graaf van Vlaanderen, althans vanaf de 14de eeuw. Maar flaminganten zien dat anders: effen zwart moet die leeuw zijn. Echte klauwaards wuiven de officiële Leeuw “met zijn roodgelakte nagels” weg als “de jeannettenleeuw”.

 

Meermalen hebben Vlaamse excellenties het idee gelanceerd om een nieuw logo voor de Vlaamse instellingen te ontwerpen. Flauw, dat wegmoffelen van de Leeuw, weer zo’n zielig geval van Vlaamse identiteitsschaamte. Anderzijds, dat die Leeuw aan vervanging toe is, blijft heel goed te verdedigen.

 

Nog zo’n slecht passend kleed is de nationale bedevaart aan het “memoriaal van de Vlaamse beweging”, de IJzertoren, die herinnert aan de strijd en het lijden van de Vlaamse frontsoldaten in 1914-18. De Vlaamse beweging, laat staan Vlaanderen zelf, is geen voortbrengsel van de Eerste Wereldoorlog, die zich wel hier afspeelde maar zonder deelname van een Vlaams leger (wat iets anders is dan een door Vlamingen bemand Belgisch leger). De Vlamingen blazen verzamelen op een site uit een oorlog die de hunne niet was. Er stonden flaminganten aan beide zijden, fronters die tegen de Duitsers vochten en activisten die met hen samenwerkten.  

Dat onderstreept wel de zinloosheid van die oorlog (en volgens velen ook van het nationalisme, dat alle strijdende partijen animeerde) en vormt een goed uitgangspunt voor de pacifistische component van de bedevaart. In Frankrijk of Engeland, of onder belgicisten, is een herdenking van WO1 niet pacifistisch maar triomfalistisch, omdat die oorlog wél de hunne was. Het IJzerfront was dus specifiek voor de Vlamingen de bron van de verzuchting: “Nooit meer oorlog”. Met de eis van “zelfbestuur” had het al iets minder te maken. De eerste IJzerbedevaarten dachten nog helemaal Belgisch, ze stamelden en bedelden bij de poort om wat rechten die het Belgisch gezag de koningsgetrouwe Vlamingen zou toewerpen. De oproep “Waalse vrienden, laten we scheiden” (1992) van de gedoodverfde softie Lionel Vandenberghe was eigenlijk een ongehoorde uitzwaai naar het radicalisme. 

 Het opschrift “Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus” dateert uit de tijd toen Vlaanderen (d.i. België nadat het Waalse proletariaat en de Brusselse burgerij zich van de Kerk hadden afgekeerd) een katholieke frontlijnstaat was, een bolwerk tegen het ketterse Nederland en het maçonniek-laïcistische Frankrijk. Ten goede of ten kwade, maar die tijd is voorbij, en vele bedevaartgangers generen zich voor het opschrift. Zelfs de schrijfwijze van “Kristus” wringt ten gevolge van de onstabiele spelling van het Nederlands. Voor Basken of Ieren zou dat al voldoende reden geweest zijn om de afschaffing van de progressieve spelling in 1995 uit alle macht te bestrijden, maar de Vlamingen wilden daarvoor niet uit hun nest komen. In plaats van elke mogelijke betwisting aan te grijpen als een platform om de nationale strijd te propageren, bewaren de Vlamingen liever hun kracht voor de echt belangrijke confrontaties (waaruit zou moeten volgen dat ze bij elke communautaire ronde weer zo’n gedurfde overwinningen behalen).

 

             Het meest gebruikte symbool van een natie is haar naam. “Vlaanderen”, “Vlaams” en “Vlaming” zijn termen die een officiële status gekregen hebben in het bestuur van de Noord-Belgische deelstaat. Zij zijn nochtans omstreden. De heel-Nederlandse strekking binnen de Vlaamse beweging vindt dat de “Vlaamse gemeenschap” eigenlijk “Nederlands” of desnoods “Zuid-Nederlands” had moeten heten. Ook de ijveraars voor het Algemeen Nederlands tegen het Vlaamse taalparticularisme (vaak tegenstanders van het Vlaams-nationalisme) maken het bezwaar dat “Vlaams” een aparte identiteit impliceert los van de Nederlandse.  

           Vanuit historisch oogpunt, zeer eerbiedwaardig onder flaminganten met ringbaardje, geldt het bezwaar dat “Vlaanderen” naar het middeleeuws graafschap verwijst, hetwelk helemaal niet met het huidige Vlaams gewest samenviel. Het omvatte hiervan minder dan de helft en lag er voor de helft buiten. Er zijn wel meer dergelijke verschuivingen, bv. van “Limburg” dat eigenlijk buiten de huidige provincie Limburg lag. Maar als we dan toch soeverein zijn en onze symbolen zelf kiezen, dan kunnen we ons beter niet laten kennen aan dergelijke onnauwkeurigheden. Bovendien, voor de velen die zich in dit soort zaken eerst en vooral naar de echte of vermeende internationale opinie willen plooien: “Flandres” heeft wereldwijd nog altijd zijn historische betekenis, terwijl geen hond het in zijn nieuwe betekenis van “Noord-Belgische deelstaat” kent.  

           Deze onvolkomenheden van onze verbale, muzikale en visuele visitekaartjes passen helemaal in het beeld dat Franstaligen zo lang van de Vlamingen gehad hebben, namelijk “boeren die naar de stad gaan”, onwennig in een slecht zittend pak. Dat probleempje zal misschien een oplossing vinden zodra de Vlamingen door de ervaring van zelfbestuur politiek volwassen geworden zijn. Dat is dan toch al één reden om voor de Dietse Direct-Democratische Republiek te kiezen.

Last Updated on Monday, 15 November 2010 10:12
 
Copyright © 2024 Koenraad Elst. All Rights Reserved.
Joomla! is Free Software released under the GNU/GPL License.