Nieuwe godsdienstconflicten in India PDF Print E-mail
Written by Koenraad Elst   
Thursday, 16 October 2014 10:11

De jongste jaren, en dit jaar nog intenser dan de vorige, is India om de paar weken opgeschrikt door grote bomaanslagen volgens het bekende al-Qaida-recept: een tiental bommen die tegelijkertijd op verschillende plaatsen in één stad ontploffen. Maar dat is niet de enige gewelddadige ontwikkeling in de ontwakende reus en grootste democratie ter wereld.

In de eerste jaren na 9/11, toen mega-bomaanslagen van Madrid tot Bali regelmatig het nieuws haalden, stelden de Indiase media met enige tevredenheid vast dat er bij de daders nooit Indiase moslims waren. Schijn of werkelijkheid, die indruk is recent alleszins volledig weggeblazen door de “Indiase Moedjahedien”. Deze groep eist de verantwoordelijkheid op voor een lange reeks bomaanslagen in vele grote steden van India. Zij gaan erg beredeneerd te werk. Hun explosieven zijn zo geplaatst dat de slachtoffers praktisch uitsluitend hindoes zijn.

In een perscommuniqué rechtvaardigen zij zich met de bij het haar getrokken pleidooien uit de dominante media, die moslimterrorisme altijd verklaren als een “begrijpelijke reactie” op vermeend hindoe-fanatisme, overheidsrepressie en de beklagenswaardige armoede en discriminatorisch wantrouwen waarvan de moslims het “slachtoffer” zijn. Frans India-watcher Christophe Jaffrelot bestempelt dat communiqué als “geniaal”, maar het doet eigenlijk niet meer dan het malafide pleidooi van de opiniehegemonen tegen alle kritiek op de islam en het moslimterrorisme nazeggen.

De desinformatie over het religieus geweld is dus allerminst onschuldig, het is zelf een factor van nog meer geweld. Over de hindoe-moslim-rellen van 2002 in Gujarat bv. hebben de “seculiere” media lang beweerd dat dit een door de hindoes goed voorbereide “pogrom” of zelfs “genocide” op arme onschuldige moslims was, het soort onrecht waarvoor de Moedjahien rechtvaardige wraak zeggen te nemen. Nochtans was die geweldgolf begonnen met de moord op 58 hindoe pelgrims in het station van Godhra toen moslims hun treinwagon in brand staken. Een vervelend detail, maar wie de informatiekanalen controleert, kan daar wel een mouw aan passen. Terwijl een officiële onderzoekscommissie alle getuigen ondervroeg en alle gebruikelijke onderzoeksdaden stelde, benoemde spoorwegminister Lalu Prasad Yadav zelf een éénmanscommissie die snel-snel tot moslimvriendelijke conclusies moest komen, want hij had de moslimstemmen nodig bij een herverkiezing. Zo gezegd, zo gedaan: net vóór de verkiezing meldden de krantenkoppen de “bevinding” dat de brand in de treinwagon zelf aangestoken was en dat de hele geweldgolf “in werkelijkheid” vooraf door hindoes gepland was. Dit verhaal werd wereldwijd overgenomen, ondermeer door De Morgen. En door de Indiase Moedjahedien in de rechtvaardiging van hun terreurcampagne.

Vorige maand maakte de officiële commissie eindelijk haar onderzoeksresultaten bekend, maar daarover hebt u niets in De Morgen gelezen. Het was integendeel de moslimse brandaanslag op de treinwagon die van tevoren beraamd was, en het wilde geweld dat daarop volgde, was gewoon de reactie daarop, die door de moslimplanners ook wel voorzien en gewenst moet geweest zijn. Net als in 1946-47, toen de Moslim-Liga door gewelddaden de hindoes doelbewust tot geweld op moslims provoceerde om het juiste klimaat te scheppen voor de gedwongen splitsing van India, zo heeft de moslimlobby ook nu groot politiek voordeel gehaald uit “Gujarat 2002” en de desinformatie die de “seculiere” media daar met graagte over verspreid hebben.

Nadat de hindoes in het half jaar na 9/11 de ene bomaanslag na de andere (die toen meestal niet opgeëist werden) lijdzaam ondergaan hadden, was de brandaanslag in Godhra de druppel die de emmer eindelijk deed overlopen. Na de reeks bomaanslagen van de jongste twee jaar, meestal opgeëist door de Indiase Moedjahedien, is het grote nieuws nogmaals de afwezigheid van een overeenkomstige reactie vanwege de hindoes. De media moedigen dat passief slikken van moslimagressie sterk aan. Na de recente bomaanslagen in Guwahati, hoofdplaats van de woelige provincie Assam, met weer eens meer dan zestig hindoe-slachtoffers, blokletterden kranten van “Assamese burgers hernemen hun leven”, over hoe manmoedig de hindoes het geleden geweld weer maar eens doorslikten om de draad van hun leven weer op te nemen. Dit om hen zo ver te krijgen, niet meer aan de bomaanslagen terug te denken en er geen politieke besluiten aan te verbinden. Dit staat in contrast met berichtgeving over echte of vermeende ellende die moslims treft. Dan is het altijd “onherstelbaar” en “ten hemel schreiend”, en jaren later verschijnen er nog reportages over de mensonterende nasleep en de aanhoudende moslimwoede. Wat daarentegen het lijden van de hindoeslachtoffers betreft: zand erover, en veel.

Soms springt de veer toch wel eens en komt er toch een hindoe-reactie. Die is dan typisch wild en emotioneel, zonder plan of strategie. De theorie van de gewapende revolutie volgens Mao of Marcuse hebben de hindoes duidelijk nooit bestudeerd. Toch zijn wilde wraakoefeningen in de vorm van straatrellen sedert 2002 helemaal uitgebleven.

Recent is er vermoedelijk dan toch iets gebeurd waarvoor velen al enkele jaren waarschuwen: een terreuraanslag door hindoes. De manier waarop moslims na gewelddaden steeds weer politiek hun zin krijgen en in de media vrijgepleit worde, moest op zekere dag eens een hindoe op het gedacht brengen om hetzelfde te proberen. Meteen zal dat niet lukken, want de moslims genieten bij voorbaat van een gunstig vooroordeel bij de opiniemakers, terwijl de hindoes zich nooit bezig gehouden hebben met de verovering van de opinieruimte. Een terreurdaad hunnerzijds zal dus alleen tot veroordelingen en repressie leiden, niet tot het equivalent van moskeebezoeken door politici om de moslims te verzekeren dat niemand hen met terrorisme wil associëren..

In dit geval ging het om een bomaanslag in een moslimwijk te Malegaon, die vijf dodelijke slachtoffers maakte. Klein bier in vergelijking met de gebruikelijke moslimaanslagen, maar toch wel professioneel, met gebruik van RDX vermoedelijk afkomstig uit een legerarsenaal. De hoofdverdachte is inderdaad een hindoe legerofficier. Dat is een zeer belangrijk nieuw gegeven.

Samen met de hindoe-nationalisten is het vooral het leger dat zich regelmatig geschoffeerd voelt door de regerende United Progressive Alliance (UPA), een coalitie onder leiding van de Congrespartij met gedoogsteun van de Communistische Partijen. Na de onafhankelijkheid en splitsing in 1947 besliste binnenlandminister Sardar Vallabhbhai Patel om zo weinig mogelijk moslims in het leger toe te laten. Onder de huidige anti-hindoe regering voelen de moslims zich sterk genoeg om dat bolwerk van nationalisme binnen te dringen. Om te beginnen eiste een minister van de legerleiding een overzicht van het aantal moslims in al de verschillende legereenheden. Dit werd geweigerd: het leger is een seculiere instelling en, trouw aan de seculiere grondwet, deelt het zijn manschappen niet in naar religie.

In militaire kringen kan men het ook niet aanzien hoe de regering de veiligheidssituatie volledig uit de hand laat lopen. In het noordoosten zijn hele gebieden onder controle van diverse separatistische milities, en worden de grenzen niet effectief bewaakt tegen de massale illegale inwijking vanuit Bangladesj. In de gordel van Nepal via Bihar, Chattisgarh, Jharkhand en Orissa tot Andhra kunnen maoïstische guerrillagroepen straffeloos opereren en “revolutionaire belasting” heffen. Voor Kasjmir is de reïntegratie bij India verder af dan ooit.

Het beleid van “appeasement” woedt in alle hevigheid. Premier Manmohan Singh heeft verklaard dat “moslims een voorrangsrecht op onze hulpbronnen hebben”. Minister Vilasrao Deshmukh heeft voorkeurrekrutering van moslims in de politie aangekondigd. De verschillende status van hindoes en moslims bleek nog eens duidelijk deze zomer bij een betwisting over de bedevaart naar Amarnath, een aan Sjiva gewijde grot in Kasjmir. Bedevaarten zijn een sterk symbolisch twistpunt, hindoes moeten voor de hunne belasting betalen terwijl moslims voor de bedevaart naar Mekka subsidies krijgen. De Amarnath- beheerders hadden bedongen dat een stuk land aan de bedevaart toegewezen werd om faciliteiten voor de pelgrims te installeren. De moslims van Kasjmir hoefden maar één keer te protesteren, of de landoverdracht werd herroepen. Zo gaat dat nu eenmaal in seculier India.

Dit keer lieten de plaatselijke hindoes het er niet bij. In de stad Jammu, die tot de deelstaat Jammu & Kasjmir behoort maar wel nog een hindoe-meerderheid heeft (terwijl in Kasjmir zelf alle hindoes in 1990 verjaagd of uitgemoord zijn), stak iemand uit protest zichzelf in brand. Lachwekkende pathetiek, zeiden velen, maar in dit beval bracht hij een beweging van burgerlijke ongehoorzaamheid op gang. Jammu ligt op de flessenhals van de toevoer van goederen naar de door bergen ingesloten Kasjmirvallei. De hindoes van Jammu besloten tot een zakenboycot en afsluiting van de toegang tot Kasjmir. >Tot ieders verrassing kwamen er geen lekken in dit afwijzingsfront, en na een aantal weken gaf de regering toe: het bedevaartbestuur krijgt dus toch beschikking over grond voor faciliteiten voor de pelgrims.

Opvallend is dat de beweging in Jammu spontaan begon en tot het eind zelfstandig bleef, dus alle steun van de bestaande hindoe-nationalistische organisaties weigerde. “Die zouden het toch maar overnemen en vervolgens zonder het doel bereikt te hebben de agitatie opdoeken in een show van ‘compromisbereidheid’ en ‘redelijkheid’”, zo zei me een activist. Want de leiders van het hindoe-nationalisme, hoewel steevast afgeschilderd als fanatici, zijn eigenlijk schaamteloze tsjeven, die eerst de stemmen van de gegriefde hindoes binnenrijven en hen vervolgens in de steek laten, hopend op een schouderklopje van hun vijanden. Dat komt er wel nooit, zoals de ezel nooit de wortel die voor zijn neus hangt tussen de kiezen krijgt, maar ze blijven er wel onvermoeibaar achteraan lopen. Met dit verschil dat de ezel niet zo dwaas is om zichzelf die onbereikbare wortel voor te houden, terwijl de hindoe-leiders geheel uit eigen vrije wil een fata morgana nalopen.

In het Malegaon-onderzoek is ook een sadhvi (vrouwelijke geestelijke) gearresteerd. Dit is weer typisch voor de UPA-regering. Het is ondenkbaar dat een prominente moslimgeestelijke zou gearresteerd worden. Er zijn meerdere aanhoudingsbevelen tegen de imam van de hoofdmoskee van Delhi, maar hij maakt zich geen zorgen, hij zal niet door de politie verontrust worden. Daarentegen werd in 2004 de Sankaracharya van Kanchipuram, een van de belangrijkste hindoe-leiders (in belang te vergelijken met laat ons zeggen de generaal van de jezuïetenorde), uitgerekend tijdens Diwali, het belangrijkste hindoe-feest, opgepakt op grond van een beschuldiging van moord. Hiervoor was niet meer bewijs dan de beschuldiging door één persoon, die enkele maanden later door het Hooggerechtshof afgewezen werd als volkomen ongeloofwaardig en alleszins onvoldoende om onmiddellijke opsluiting te rechtvaardigen. Pas dan werd de geestelijke vrijgelaten.

Nog één voorbeeld uit vele van de gewoonte van de regering om hindoes te schofferen op manieren die tegenover de minderheden gewoon ondenkbaar zijn. De regering heeft een plan, oorspronkelijk gelanceerd door de hindoe-nationalistische regering van 1998-2004, om een vaargeul te openen door de rotsformatie die Zuid-India min of meer met Sri Lanka verbindt. Volgens het Ramayana-epos is dat een brug die door Rama aangelegd is toen hij zijn vrouw Sita uit gevangenschap bij Ravana givng bevrijden. Daarom hebben hindoe-geestelijken geprotesteerd tegen dit “heiligschennende” plan. Uiteraard is dit een natuurlijke rotsformatie en is het verhaal van haar aanleg door Rama een typische “oorsprongsmythe” die het ontstaan van een natuurverschijnsel moet verklaren. Tijdens een procedure voor het Hooggerechtshof verklaarde de regering dat “Rama slechts een mythische figuur is” en dus die “brug” niet gebouwd kan hebben. Uit het feit dat Rama allicht die “brug” niet gebouwd heeft en dat er rond hem allerlei legenden geweven zijn, volgt echter niet dat hij nooit bestaan heeft. En zelfs al had hij nooit bestaan, dan nog blijft het feit dat de regering nooit of nooit een dergelijke uitspraak zou durven doen over de religieuze figuren van de minderheden.

Niet alleen is alle kritische of skeptische discussie over Mohammed taboe. Een misschien nog veelzeggender voorbeeld betreft de apostel Thomas. Volgens de legende heeft die in de jaren 50 van de eerste eeuw het christendom naar Kerala gebracht. Aangezien er daar reeds joodse gemeenschappen leefden, is het in principe mogelijk dat via hen het christendom daar toegang vond. De eerste solide getuigenissen over christenen in Kerala dateren pas uit de vierde eeuw, toen een groep vluchtelingen uit het Perzische rijk (waar het christendom na de kerstening van het Romeinse rijk onder verdenking kwam als vijfde kolonne) in Kerala asiel vroeg en kreeg. Hun leider heette Thomas Cananeus, wat meteen verklaart waarom de stichting van het Indiase christendom aan een Thomas toegeschreven wordt. Er is een tekst uit de tweede eeuw die mogelijks christenen in Kerala vermeldt, maar daarin is Thomas opvallend afwezig, terwijl de rol van niemand minder dan een directe apostel van Jezus toch bij uitstek vermeldenswaard was. Het apocriefe en voor Thomas eigenlijk weinig flatterende boek Handelingen van Thomas laat Thomas naar “India” vertrekken, een vage term waarmee heel Azië bedoeld kon zijn (toen Columbus dacht dat hij in Zipangu/Japan aangekomen was, noemde hij de inheemsen “Indianen”, d.w.z. Aziaten), maar laat hem concreet in een woestijnachtig gebied terechtkomen waar iedereen een Perzische naam heeft. Het kan hoogstens om Afghanistan gaan, zeker niet over Kerala. Ik heb aan de KUL bij prof. Frank De Graeve s.j. geleerd dat geen enkele ernstige geleerde nog in de historiciteit van het verhaal over Thomas in India gelooft. Niemand minder dan de huidige paus heeft gezegd dat Thomas tot in “westelijk India” (Afghanistan) geweest is, niet in Kerala.

En toch kan je de Indiase seculiere media ondersteboven lezen en nooit zelfs maar een vermelding van de wetenschappelijke status quaestionis vinden. Terwijl secularisten in Europa de spot drijven met christelijke legenden, maken hun geestes- (of althans etiket-) genoten in India er een erezaak van om diezelfde legenden door dik en dun te verdedigen. Elke politicus die het christendom vermeldt, houdt eraan om nadrukkelijk en met enige pathos de Thomaslegende te herhalen.

Het moet gezegd dat de kerkleiders zich die omhelzing door marxisten, moslims en al wie verder maar anti-hindoe is, gretig laten welgevallen. India wordt geregeerd door een coalitie van alle anti-hindoe-krachten. Wanneer in het Westen een overheid beslist om kruisbeelden uit openbare gebouwen te verwijderen, doet dat de christenen pijn, maar in India werken zij actief mee aan het overheidsbeleid om alles wat naar hindoeïsme ruikt, uit het zicht te doen verdwijnen. En dat brengt ons dan bij de recente hindoe-christelijke rellen in Orissa. Dit zal voor sommige lezers niet prettig zijn, maar la vérité est bonne. Bij voorbaar moet ik me verontschuldigen bij enkele prachtmensen uit het katholiek missiewerk die ik ontmoet heb, ondermeer de inmiddels welbekende zuster Jeanne De Vos en de Nederlandse pater Frans Baartmans, maar met hun sociaal werk hebben zij een andere focus gekozen dan de strijd tegen de “afgoderij”, en in die zin zijn zij niet representatief voor het probleem dat zich de jongste jaren scherp stelt.

Wat de historische achtergrond betreft, merk eerst en vooral op dat christelijke instanties nooit een woord van dank geuit hebben voor de tolerantie die zij vanwege hindoes genoten hebben nadat zij als vluchtelingen in Kerala aankwamen. Dit i.t.m. de joden: Israëlische ambassadeurs spreken er regelmatig hun erkentelijkheid voor uit dat India het enige land is waar joden nooit vervolgd zijn. En dit ondanks de heel andere behandeling die de hindoes op hun beurt van de christenen gekregen hebben in de koloniale tijd, met ondermeer de inquisitie in Goa en de uitmoording van brahmanen. Of het verbond van de christenen met het koloniale bewind tegen de nationale onafhankelijkheidsbeweging, inbegrepen steun aan de bloedigste repressie, bv. na het neerschieten van vierhonderd mensen in Jallianwala Bagh in 1919.

Nadat de paus en andere christelijke instanties zich in de jaren 1990 verontschuldigd hadden bij de indianen en de joden, en zelfs bij de moslims voor de kruistochten, verlangden hindoes hetzelfde tegenover henzelf bij de 500ste verjaardag van Vasco da Gama's landing in 1498. Maar dat werd hooghartig geweigerd. Blijkbaar hebben christenen meer respect voor wie hen vervolgt (moslims, zie vandaag in Irak) dan voor wie hen altijd getolereerd heeft. Bovendien plaatst die weigering vraagtekens bij de oprechtheid van de andere verontschuldigingen. De joden hebben veel macht in de academia en in de opinievorming, de moslims hebben veel numerieke en gewapende macht, en dus plooit de Kerk voor hen en smeert zij hun stroop om de baard. Maar wanneer zij te maken krijgt met iemand van wie zij niets te vrezen heeft, verdwijnt dat zondebesef plots en is de oude eigengerechtigheid helemaal terug.

Wat hindoes vandaag stuitend vinden, is het massaal zendingsoffensief. De keuze voor de protestantse term “zending” boven de katholieke term “missie” is bewust: het zijn vooral Amerikaanse protestanten die er echt een offensief van maken. Kerken die in moslimlanden een heel laag profiel houden, verklaren in India openlijk de oorlog aan de heidenen (zelfs aan de moslims: in Kasjmir zijn er de laatste twintig jaar duizenden bekeringen tot het christendom geweest). In de verbale dimensie van die oorlog wordt het hindoeïsme systematisch beledigd en belasterd, en wel door dezelfde kerken die tegenover moslims allerlei zeemzoete belijdenissen over “dialoog” en “kinderen van dezelfde God” afsteken. Tegenover de hindoes spreken de rijpere kerken (katholieke, anglicaanse) wel over “inculturatie” en dergelijke, maar voor de Amerikaanse evangelisten gaat het noch min noch meer om een oorlog op leven en dood tegen de “afgoderij” en de “duivel”.

Het gevolg is dat als in een dorp enkele mensen zich bekeren, zij volledig met de dorpsgemeenschap breken. Voor die mensen is er geen scheiding tussen religie en dagelijks leven, alle gemeenschapsactiviteiten en kunstambachten hebben een religieus aspect, dat voor de bekeerlingen dus “des duivels” en absoluut te mijden is. Omwille van de verwoestende sociale effecten is de gewone bevolking fel tegen missionering gekant. Nee, niet de vermaledijde hindoe-nationalisten, maar wel degelijk de gewone mensen. Mahatma Gandhi, wiens naam christelijke polemisten graag gebruiken om hindoes tot passiviteit te bewegen,

was een uitgesproken tegenstander van de missionering en vond dat ze verboden moest worden.

Verboden is ze nooit, integendeel, maar enkele deelstaten hebben wel zogenaamde “antibekeringswetten”, in werkelijkheid een Freedom of Religion Act, die het bekeringsproces in het publieke domein trekt en oplegt dat wie zich bekeert, dit vooraf bij de overheid moet laten registreren. Recent hebben enkele hindoe-nationalistische deelstaatregeringen zo’n wet ingesteld, samen met één Congres-deelstaatregering, maar drie deelstaten hadden zo’n wet al ingesteld eind jaren ’60 onder Congresbestuur. Een nationale wetgeving in die zin, voorgesteld door Congreskamerlid Kartik Oraon, behorend tot de tribale gemeenschappen die bij uitstek geviseerd worden, werd toen bekwaam gesaboteerd door premier Indira Gandhi. Die wetten hebben louter symbolisch belang. In Orissa zijn er de laatste veertig jaar honderdduizenden bekeringen tot het christendom geweest, waarvan er slechts twee overeenkomstig de wet geregistreerd zijn.In ieder geval verbiedt de wet bekering niet, ongeacht wat een bepaalde propaganda wil doen geloven.

De jongste maanden zijn naar verluidt enkele tientallen doden gevallen tijdens rellen met christenen in de sterk tribale Orissa. De tegenpartij wordt hier voor het gemak als “hindoe” aangeduid, maar het gaat om tribalen, en in andere contexten bezweren missionarissen ons dat “tribalen geen hindoes zijn” (in de strijd om de controle over de terminologie zijn de hindoes totaal geen partij voor het gesofistikeerde missieapparaat). Aanleiding was de moord op een hindoe-geestelijke en vier van zijn assistenten in het tribale district Kandhamal. Hij was al vaker het mikpunt van aanslagen, ondermeer vorig jaar, toen christelijke media ook al grimmige berichten over christenvervolgingen de wereld insturen, toen strikt zonder vermelding van de aanleiding. Dit keer vielen de feiten moeilijk te ontkennen, maar de schuld werd, ook natuurlijk in de “seculiere” media, nadrukkelijk niet aan christenen toegeschreven maar aan “maoïsten”.

De vermoorde hoogbejaarde swami Laxmananda stond pal tegen het goed gefinancierde missieoffensief en gaf leiding aan de tribalen in hun verzet tegen de voortdurende aanvallen op hun cultuur. Daaraan is niets dat maoïsten zouden moeten bestrijden. Het eerste wat Mao deed toen hij de macht greep, was alle missionarissen in China gevangen nemen of het land uit zetten. Nee, de aanslag was zeer zeker het werk van christenen. Dat sluit overigens niet uit dat zij min of meer tot een maoïstische militie behoorden. Wat men de “maoïsten” noemt, is eigenlijk ene kern van doctrinaire intellectuelen, vooral brahmanen, die vervolgens onder ontevredenen iedereen rekruteren die ze maar kunnen. Dat lompenproletariaat werkt in zijn vrije uren met de van de maoïsten gekregen wapentraining dan zijn eigen agenda af, in dit geval het uit de weg ruimen van een hinderpaal voor de kerstening.

Het geval Laxmananda weeeerlegt overigens elk van de redenen waarmee de zendelingen uitpakken om het hindoeïsme te bestrijden. Zij zeggen het voor de laagste kasten of “dalits” op te nemen, maar Laxmananda was zelf een “dalit”. De missie van de Vlaamse pater Constant Lievens in Chotanagpur oogstte lof met haar juridische bijstand aan de tribalen in hun strijd om grondrechten, toen het nieuwe Britse eigendomsrecht hun gronden openstelde voor verwerving door speculanten en grootgrondbezitters. Maar vandaag doen de zendelingen in Kadhamal juist het omgekeerde. Volgens de wet kunnen behalve de overheid alleen tribalen woudgrond bezitten. Omdat de tribalen zich tegen misisonaering verzetten terwijl een andere gemeenschap voor het christendom kiest maar niet als tribaal geklasseerd wordt, lobbyt de plaatselijke kerk voor de herklassering van hun eigen kudde als tribalen om zo met financiële steun uit de VS de woudgronden te kunnen opkopen. De zendelingen beroemen zich op hun werk in het onderwijs, dat de hindoes zouden verwaarlozen, maar Laxmananda leidde juist een internaat om in die ongeletterde tribale gemeenschap aan de kinderen een opleiding te bieden. Wat de zendelingen tegen hem hadden, was allerminst dat hij de armen educatie en sociale promotie ontzegde, integendeel.

Wat de hindoes tegen d christenen hebben is niet dat zij “de Ander” zijn, zoals onnozele commentatoren beweren. Binnen het hindoeïsme zelf is er volop verschil en duizendjarige ervaring met pluralisme. De meeste hindoes hebben ook alle sympathie voor Jezus, in tegenstelling met Mohammed. Daar waar moslims vooral terreur plegen tegen de hindoes, gelden christenen of althans zendelingen als gluiperig, huichelachtig en leugenachtig. Een beetje het beeld dat bij ons de vrijzinnigen van de “tsjeven” hebben. Enkele jaren geleden pleegden moslims bomaanslagen tegen christelijke kerken en lieten ze hindoe-pamfletten achter om de hindoes vals te beschuldigen. Ze werden echter opgepakt en de ware toedracht werd bekend. Toch heeft de kerk nooit haar valse beschuldigingen tegen de hindoes herroepen. Idem voor de veelgeciteerde beschuldiging van "verkrachting van vier nonnen in Jhabua" (1999), die na gerechtelijk onderzoek het werk van mede-christenen bleek te zijn. Sommige christelijke media hebben dat verhaal discreet laten vallen, anderen houden het vol, maar bij mijn weten heeft geen enkele het expliciet herroepen en zich verontschuldigd.

De evangelisten hebben oorlog gevraagd, en na lang aandringen hebben ze hem nu eindelijk ook gekregen. Ik denk niet dat hij nog verder zal escaleren, maar er is nu alleszins bewezen dat het geduld van de hindoes niet eindeloos is. Als de zendelingen in een moslimland hetzelfde gedaan hadden, dan was er vandaag in dat land geen enkele christen meer over. De gepaste reactie zou dus zijn dat zij ootmoedig dank u zeggen omdat de reactie nog zo beperkt gebleven is. De tolerantie van de hindoes jegens de christenen houdt in heel India fundamenteel stand. Een gebaar van goede nabuurschap van christelijke zijde zou welkom zijn.

 

 

(Nucleus, nov. 2008)

 
Copyright © 2024 Koenraad Elst. All Rights Reserved.
Joomla! is Free Software released under the GNU/GPL License.