Kan CD&V zich herstellen? PDF Print E-mail
Written by Koenraad Elst   
Monday, 24 October 2011 21:10

 

 

Vele Belgische partijen zijn recent van naam veranderd.  Een van de meest zinloze gevallen was de omdoping van de Christelijke Volkspartij, een heldere programmatische zelfomschrijving met maximale naambekendheid, tot “Christen-Democratisch & Vlaams”.  Toegegeven, in het huidige klimaat was het bijna moedig om het lid “Vlaams” in de benaming op te nemen, en “christen-democratisch” is een correcte aanduiding van de politieke familie waartoe de partij zich rekent.  Maar dat maakt de naamwijziging nog niet tot iets beters dan een frivole pas op de plaats, een nutteloos spelletje van politici onder elkaar.  Bovendien is het gedoe met de ampersand (&) erg onnozel en een symbool voor het gepruts met de vorm die de futloosheid inzake inhoud moet maskeren.  Tenslotte is er een spraakkundig probleem. 

 

Een afkorting moet naar getal en geslacht op dezelfde wijze behandeld worden als de volledige uitdrukking die zij vervangt: “de VS (Verenigde Staten) willen de grootste blijven”, “de VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten) zijn de pest voor Vlaanderen”, “het CDA (Christen-Democratisch Appèl)”.  Maar de uitdrukking “Christen-Democratisch en Vlaams”, die uit bijvoeglijke naamwoorden bestaat, heeft net als “Agalev” getal noch geslacht.  Het argument dat het hier om een duo gaat dat dus een meervoudsvorm vergt (“CD en V hebben besloten”, vgl. destijds het Humo-overlijdensbericht “Tsjoe En Lai zijn gestorven”), laat ik aan anderen over.  In ieder geval is er hier geen zelfstandig naamwoord dat om een lidwoord vraagt.  Men zegge dus niet “de CD&V”, nog minder “het CD&V”, maar wel lidwoordloos “CD&V”.  Om uit te proberen hoe dat voelt en leest, wijden we hier een artikel aan CD&V.

 

 

Christelijk ballast

 

In interviews ter gelegenheid van de publicatie van zijn memoires heeft oud-premier Jean-Luc Dehaene eindelijk zijn gedacht gezegd over de naamsverandering van wijlen de CVP: men had ermee moeten wachten tot de ontkerkelijking nog wat verder was voortgeschreden, en dan ineens de C eruit gooien.  Wat nu gebeurd is, is half werk: “christen-democratisch” is dan wel een politieke term, geen religieuze zoals “christelijk”, maar het verband bestaat nog steeds.  En dat vindt Dehaene een ballast: de verwijzing naar de christelijke wortels zou zeker de vele ex-christelijke kiezers afschrikken.

 

Die vrees wordt niet bevestigd door de ervaring in Duitsland, waar de CDU-CSU sinds jaar en dag een unieke politieke lijn vertegenwoordigt die evengoed ongelovigen en ex-gelovigen aanspreekt.  De CVP zelf had in haar stichtend Kerstprogramma al gesteld dat de christelijke inspiratie een heel-Europees erfgoed geworden was waarin ook niet-christenen zich konden herkennen.  En zo voelen de meeste kiezers het ook aan, althans in landen waar de christen-democratie een duidelijk politiek profiel heeft.  Net als de Britse Tories vertegenwoordigt de CDU-CSU de softe rechterzijde in het politieke spectrum, en kiezers die zich daar politiek thuisvoelen laten zich niet weerhouden door een eventueel verschil in religieuze overtuiging.  Zelfs bij CD&V heeft de ongedoopte woestijndochter Nahima Lanjri zich door de C niet laten weerhouden om de partij te vervoegen.

 

Zopas maakte de SP.A bekend dat ze pastoor Staf Nimmegeers prominent op haar lijst zou plaatsen.  Die zal zelfs door fanatiek antiklerikale socialisten voor lief genomen worden, net als destijds pastoor Jef Ulburghs: de pastores zijn politiek immers overtuigd links.  Omgekeerd wijst niets erop dat de Waalse PSC kiezers gaat terugwinnen met haar naamsverandering tot het volkomen kleurloze Centre Démocrate Humaniste, dit overigens in een België waar “humanistisch” niet gewoon “a-religieus” betekent maar een sterk anti-religieuze connotatie heeft.  Ter attentie van CDH-leidster Joëlle Milquet weze herinnerd aan de opmerking van de christen-democratische denkmeester Jacques Maritain: een humanisme dat de religieuze dimensie miskent kan geen integraal humanisme zijn.  En haar simpelweg vergooien van het ideologische partij-erfgoed zal haar bij niemand in de achting doen stijgen.

 

 

IJzerbedevaart

 

Ontrouw aan zichzelf wordt door vriend noch vijand gesmaakt.  In Diksmuide zien we daarvan een uitstekende illustratie.  Het IJzerbedevaartcomité denkt nu al twintig jaar dat het “de jeugd zal terugwinnen” door de eigen Vlaamse en vrijheidslievende traditie af te bouwen ten voordele van een nieuwe links-autoritaire boodschap.  Vandaar de malafide “hertaling” van de glasheldere maar zogenaamd ouderwetse leuze “nooit meer oorlog, zelfbestuur, godsvrede” tot de fletse smartlap “vrede, vrijheid, verdraagzaamheid”, die helemaal niet hetzelfde betekent (in de huidige ideologische configuratie betekent “verdraagzaamheid” zelfs het tegendeel van het inclusieve “godsvrede”, namelijk uitsluiting van al wie als onverdraagzaam gebrandmerkt wordt).  Noch deze verbale arglistigheid noch modieuze regiewijzigingen allerhande konden de trend tot wegblijven van de jeugd ombuigen. 

 

Jongeren zouden nog respect kunnen voelen voor comitéwoordvoerders die, zodra ze zich niet meer kunnen terugvinden in principes als “zelfbestuur” en “godsvrede”, consequent de Bedevaart de rug zouden toekeren.  In de plaats daarvan zeggen die woordvoerders hooghartig: wie ons niet in het geschipper en het gekruip voor de linkse opiniehegemonen wil volgen, moet hier maar wegblijven.  En dat doet de jeugd dan ook massaal, samen met de ouderen trouwens.  Ook de opiniemeesters naar wier gunst het comité dingt, uiten trouwens hun misprijzen: daags na de jongste Bedevaart met haar verwoede pogingen om rechts uit te sluiten en links ter wille te zijn, stelde Douglas De Coninck in De Morgen voor om deze 75ste editie meteen de laatste te laten zijn.  Jaren geleden al weigerde Ramses Shaffy en vervolgens ook Liesbeth List om een uitnodiging van het Comité te aanvaarden: dit wou hun optreden gebruiken als een gebaar tegen rechts, maar zij vonden zelfs een als links geherprofileerde Bedevaart nog altijd en onherroepelijk te rechts.  Het comité probeerde dus een identiteit uit te drijven waar het in de ogen van zijn vermeende linkse bondgenoten onlosmakelijk aan vast zat.  Welnu, iemand die zijn eigen hart probeert uit te trekken, ziet er niet alleen afzichtelijk uit maar ook intens belachelijk.  Niemand zal zulk een zielige neuroot volgen.

 

Zopas hoorde ik Comité-tenor Frans-Jos Verdoodt op een debat in Zoersel nog verklaren dat “de jeugd niet meer warm gemaakt kan worden voor de romantische Vlaamse eisen, maar wel bijvoorbeeld voor pacifisme”.  Ach, sommige pre-68-ers denken nog altijd dat de jeugd bestaat uit Viëtnambetogers, dat zij van nature links is, enz.  Feit is dat het misbruik van de bedevaartweide voor het pacifistisch popfestival “Ten vrede” afgelopen voorjaar minder jongeren trok dan er tien jaar geleden spontaan naar de Bedevaart zelf kwamen, en dat van deze festivalgangers er in augustus praktisch geen enkele de weg naar de weide terugvond voor die Bedevaart.  Ook de Maghrebijnse “Ten Vrede”-zanger Cheb Khaled die verklaarde dat hij van het betreden van Vlaanderens heilige plaats “een stijve kreeg”, kwam niet terug om de Vlaamse doden te eren, noch zelfs om de Comitéleden wat politieke steun te geven tegen de Vlaamsgezinden.  Jongeren van links en rechts voelen nu eenmaal weinig respect voor ouderen die hen naäpen of bij hen in het gevlij trachten te komen.  Dat is immers net zo pijnlijk-lachwekkend als een dame op leeftijd die er in minirok weer jong denkt uit te zien.

 

 

Herbronning

 

Ook CD&V, voorheen de CVP, is al twintig en meer jaren bezig met vertwijfelde pogingen om “de jeugd terug te winnen”.  Zolang zij in de regering zat, had zij alvast één onklopbare troefkaart: loopbaanperspectieven.  Die trokken massaal nieuwe leden aan, zij het wel van de verkeerde soort, namelijk opportunisten zonder overtuiging.  Is dit het onvermijdelijk noodlot van een beleidspartij?  Nee, en er is dicht bij huis een zwaarwichtig tegenvoorbeeld: de PS is ook een machtspartij die zonder gêne marchandeert en politieke compromissen sluit, en die ook carrièristen aantrekt, maar die toch trouw blijft aan haar ideologische lijn: franstalig supremacisme en biefstukkensocialisme.  Terwijl de PS als geen ander een eigen stempel op de Belgische politiek kon drukken, moest de CVP altijd beschaamd gaan uitleggen waarom zij bij de compromissen steevast haar eigen programma verloochende ten voordele van de PS-eisen.

 

Om jong bloed aan te trekken zal CD&V vandaag iets originelers moeten bedenken dan de profijten van regeringsdeelname.  De minimumvereiste is een duidelijke ideologische profilering.  Hiervoor moet de partij wel uit een diep dal klimmen.  De jongste decennia gaf zij regelmatig beschamende schertsvertoningen van ideologische verwarring en onernst te zien.  Begin jaren ’80 betoogde een groot deel van de Vlaamse CVP-parlementsfractie tegen de plaatsing van kernraketten, maar stemden alle betrokkenen in het parlement uiteindelijk vóór.  Recenter betoogden velen vóór het migrantenstemrecht om tenslotte tegen te stemmen: eerst wilden zij zich tegenover de media profileren als “progressief” (een begrip waarvan zij de inhoud graag door hun tegenstanders laten invullen), vervolgens gaven zij gehoor aan het standpunt van hun partijcongres, dus van hun “basis”.  Zulk dansen en springen van de ene poot op de andere vloeit nooit voort uit een bezinning op christen-democratische beginselen, alleen uit schrik: nu eens voor de kiezer, dan weer voor de media.  CD&V is een partij van angsthazen.

 

In het jongste nummer van het partijblad Ampersand drijft voorzitter Stefaan De Clerck, naar aanleiding van de Nepal-crisis, de spot met het gewring van de paarse politici met hun geweten: “Speel niet op mijn geweten, dan word ik boos” (Jos Geysels), “Wat mijn geweten denkt, doet er niet toe” (Patrick Janssens).  Vanwege mensen die altijd heel pathetisch de morele snaar bespelen als het om de strijd tegen rechts gaat, is dit wegwuiven van het geweten inderdaad nogal vermakelijk.  Maar iedereen weet dat CD&V geen haar beter is.  Men herinnert zich de abortuscrisis, toen het geweten plots even een rol kwam spelen in de Belgische politiek, althans dat van koning Boudewijn.  Formeel was de partij tegen legalisering, maar de talrijke mandatarissen die in feite pro waren, zoals Miet Smet, traden daarvoor niet uit de partij of de regering.  En degenen die tegen waren, traden evenmin uit toen de CVP-ministers mee het ongewone scenario voor de legalisering arrangeerden en in de plaats van de tijdelijk regeringsonbekwaam verklaarde koning hun handtekening onder de wet zetten.  Waar ter wereld haalt Stefaan De Clerck het recht om met het gewetenloze gedraai van andere politici te spotten?

 

Ook in de oppositie heeft de partij haar beginselen niet opnieuw aangeboord.  Alle initiatieven die haar tenoren genomen hebben, waren in het beste geval pragmatische voorstellen over ideologisch neutrale thema’s of, vaker, pogingen om met de nieuwste ordewoorden van de dominante ideologie mee te doen.  Zo presteerde Sabine de Béthune het, de kar te trekken van de biologisch-deterministische trend in de politiek, met haar succesvol pleidooi voor een verplicht percentage mensen met XX-chromosomenpaar (ook bekend als “vrouwen”) in de politiek.  Dit zet de deur wijd open voor raciale quota en is radicaal strijdig met de moderne ideeën over de keuzevrijheid van de burger.

 

Op het T-shirt dat de partij tegenwoordig uitdeelt, staat bij een zwerm bijen de leuze: “Durf je angel uitsteken.”  Men zoekt echter tevergeefs naar een geval waar een partijtenor iets stekeligs, raaks of anderszins non-conformistisch gezegd of gedaan heeft.  Neem nu de crisis rond de wapenleveringen aan Nepal.  Heel voorspelbaar sprong CD&V op wat eigenlijk de Agalev-kar had moeten zijn, namelijk de afwijzing van de regeringsbeslissing om wapens te leveren aan een democratische staat die belaagd wordt door een plaatselijke versie van de Rode Khmers.  Je kan natuurlijk zeggen dat “the duty of the opposition is to oppose”, maar verantwoordelijke politici, zeker van een partij met zoveel bestuurservaring, mogen toch wel eens over de daadwerkelijke implicaties van haar keuzen nadenken. 

 

In Rwanda heeft België (volgens Marc Eyskens onder Loge-druk) geweigerd de wettige regering te steunen tegen de Tutsi-agressie vanuit Oeganda.  Gevolg: paniek en chaos, een genocide in Rwanda met minstens een half miljoen slachtoffers, het overslaan van het conflict naar Kongo en daar inmiddels al enkele miljoenen slachtoffers.  Is het dat wat CD&V, Lionel Vandenberghe en andere softies in Nepal willen herhaald zien?  Het is alleszins waar ze objectief voor pleiten.  Soms is militaire steun gewoon het minste kwaad.  In plaats van zich door een kinderachtig extreem-pacifisme te laten leiden, hadden de christendemocraten hier de christelijke (Thomistische) leer van de “rechtvaardige oorlog” kunnen toepassen: het is gerechtvaardigd, strijd te voeren (en er dus ook wapens voor te leveren) als het minder menselijke schade oplevert, hem wel te voeren dan hem niet te voeren.  Welnu, het is zonneklaar dat de Nepalese bevolking veel meer zal lijden als de maoïsten aan de macht komen, dan als zij verslagen worden; en dat zij ook meer zal lijden als de strijd nog lang gerekt wordt dan als de wettige regering de strijd snel kan beslechten.  Spijts de laakbare intriges rond dit dossier, had een loyale oppositiepartij in dit geval de regeringsbeslissing moeten steunen.

 

 

Het conservatieve alternatief

 

De huidige CD&V-leiding maakt zich sterk dat zij bij de verkiezingen de zege van de nieuwe Nederlandse premier Jan-Pieter Balkenende en zijn Christen-Democratisch Appèl (dat immers “óók tegen een paarse regering moest optornen”) in eigen land zal kunnen herhalen.  Dat is echter hoogst onwaarschijnlijk.  Hoewel de paarse formule hier minder geslaagd is dan in Nederland, waar de regering-Kok tenminste haar wereldbefaamde economische successen kon voorleggen, liggen de kansen voor de christen-democratische oppositie hier veel slechter.  Het Nederlandse CDA bood de kiezer namelijk een duidelijk alternatief voor dat wat zo opvallend fout zat in de paarse lijn, met als belangrijkste thema naar de kiezer toe: het herstel van maatschappelijk fatsoen en verantwoordelijkheid na acht jaar paarse verloedering.  CD&V biedt de kiezer alleen maar zoutloze praatjes en met elke wind meedraaiende stuurloosheid.

 

Dankzij zijn duidelijke ideologische profilering kon het CDA ten volle profiteren van de opmars van en vervolgens de moord op Pim Fortuyn.  Deze kristalliseerde de onvrede met paars zeer krachtig, maar vele kiezers wensten een bedaarder alternatief dat toch aan wezenlijk dezelfde verzuchtingen beantwoordde, en zij vonden dat kant en klaar bij het CDA.  De Vlaamse christendemocraten moeten niet klagen over de afwezigheid van een Vlaamse Pim Fortuyn, want hier doet zich in wezen dezelfde situatie voor: vele kiezers willen een anti-paarse stem uitbrengen, maar aarzelen om die aan het Vlaams Blok te geven.  Zij zoeken naar de door pater Leman geïnvoceerde doch voorlopig louter denkbeeldige “fatsoenlijk rechtse partij”.  Daar ligt een Balkenende-achtige glansrol klaar, maar durft CD&V hem spelen?

 

Het ziet er niet naar uit.  Onder de tweede regering-Kok is men in het CDA volop de conservatieve denktraditie gaan bestuderen.  CD&V daarentegen heeft zich nog volstrekt niet bevrijd van de mentale onderwerping aan de linksliberale opiniedwang.  Dat geldt zelfs voor de gedoodverfde conservatieve vleugel binnen de partij.

 

Bijvoorbeeld, CD&V-kroonprins Pieter De Crem wordt regelmatig als “conservatief” afgeschilderd, in maart jongstleden nog door Louis Tobback in de VRT-studio bij Walter Zinzen.  Aan dat imago dankt De Crem allicht een deel van zijn populariteit bij de CD&V-basis.  Nochtans had hij daags voordien op dezelfde zender die omschrijving expliciet afgewezen: “Conservatisme betekent ‘kop in kas’, alles wat het status-quo in gevaar brengt is slecht.”  Kortom, de man blijkt met Tobback en de dominante intelligentsia het kinderachtige vijandbeeld te delen dat het echte begrip conservatisme aan het oog onttrekt.

 

Om het commentaar te hernemen dat ik destijds in het weekblad Punt gaf: het gedrag van zogenaamd “conservatieve” politici doet denken aan een klassieke tragi-komische scène uit westerns.  In de film The Pale Rider van Clint Eastwood rekent een team van zeven misdadigers af met een brave goudzoeker.  Om beurten schieten ze een kogel naar zijn voeten.  “Het is gemakkelijk”, zegt hun hoofdman, “je moet maar dansen op het ritme.”  Dansend en springend ontwijkt de arme man hun kogels, tot ze het spelletje beëindigen met een genadeschot.  Ook in onze nationale politiek worden regelmatig goudzoekers tot wanhopige en lachwekkende pirouettes gedwongen, namelijk de “burgerlijke” politici.  De kogels zijn in hun geval haatwoorden die zij zich tot elke prijs van het lijf trachten te houden: “rechts” en “conservatief”. 

 

Dit overkomt zowel de VLD als CD&V.  De mediagevoelige VLD-partijtop schoffeert de rechtervleugel wanneer deze uiting geeft aan de bekommernissen van de VLD-kiezerskern, de kleinburgers die de onveiligheid aan den lijve ondervinden.  Geen erg ideologische of typisch “rechtse” zorg, maar toch onaanraakbaar sedert ze dat etiket draagt.  “De VLD is [zijn?] geen rechtse partij”, verzekert ons goudzoeker Karel De Gucht.  Men herinnert zich inderdaad maar weinig rechtse wapenfeiten van de VLD.  Van sommige linkse politici herinnert men zich trouwens ook geen linkse wapenfeiten, maar zij blijven zich wel met goed gevolg links noemen.

 

In Wallonië zijn de vermeend rechtse partijen nog verder naar links afgedreven.  PRL-voorman Louis Michel zei ooit dat het migrantenstemrecht geen verkiezingsthema mocht worden, want “daar zou la droite van profiteren”.  Dat brengt de liberale familie op dezelfde anti-rechtse golflengte als Tobback.  Die prees zopas nog de manier waarop enkele noordse landen het migrantenstemrecht “onder grote mensen” doorgevoerd hadden, zonder debat of bemoeienissen van de kiezer.  Dat tekent meteen de belangrijkste tegenstelling in de huidige politiek: die tussen links-autoritair en rechts-libertair.  Van dit laatste zou de liberale partij logischerwijze de vertegenwoordiger moeten zijn.  Mocht zij dit aandurven, dan zal zij op termijn misschien vaststellen dat die vreeswekkende scheldkogel “rechts” eigenlijk maar een losse flodder is.

 

Ook CD&V zou deze gapende leemte in het politiek-ideologisch landschap kunnen opvullen.  In een volgend artikel geven wij daartoe enkele praktische tips.

 

 

 

(Nucleus, oktober 2002)

 

 

 

 

Een toekomst voor CD&V ?

 

Een recente opiniepeiling van de VRT en De Standaard zet CD&V op voorsprong: vooruitgang tegenover de vorige verkiezingen en opnieuw de grootste partij.  Zalig zij die in die evident partijdige peiling de hoop op beterschap voor een zieke partij zoeken, want hun zal de aanblik van de nakende ondergang nog enkele maanden bespaard blijven.  Niemand weet natuurlijk hoezeer de paarse regering het nog voor zichzelf zal verbrodden, zodat de kiezer van puur armoede zijn stem toch maar zal geven aan oppositiepartijen die zwak en onsamenhangend uit de hoek komen: N-VA en CD&V.  Maar bij de huidige stand van kennis over langetermijntrends (ontkerkelijking, verburgerlijking van de werkende klasse) en dagjespolitiek (kieswethervorming op maat van ministers, dus niet-CD&V) is er alle reden tot skepsis over een aanstaande stembuszege van de christendemocraten.  En als zij volgend jaar niet opnieuw in de regering komen en aldus wederaanknopen met hun traditie van cliëntelisme, dan is een verdergaande wegdeemstering nagenoeg onvermijdelijk.

 

Zoals een bekend CD&V-gemeenteraadslid uit een provinciehoofdplaats mij toevertrouwde: “Natuurlijk is er plaats voor een christelijke partij. Maar in CD&V is van die inspiratie nog maar weinig te merken, en de meeste leden geloven niet meer in de partij.”  Ook sympathiserende waarnemers als Manu Ruys zien het einde van de tot voor kort zo onmisbare CVP naderen.  Wij gaan hier geen toverformule geven om het tij te keren, maar wel enkele ideeën en minimumvereisten voorstellen om het partijschip drijvend te houden en weer op koers te krijgen.  En omdat wij niet opnieuw het warm water willen uitvinden, zullen we uitgaan van de bekende zelfgekozen basiswaarden van CD&V.

 

 

Christen

 

Partijstrategen stellen wanhopig vast dat de term “christen” in een ontkerkelijkende samenleving geen stemmentrekker meer is.  Je kan dan twee kanten op.  Ofwel geloof je in je ideologische boodschap, en dan probeer je de mensen daarvoor te winnen resp. terug te winnen.  Je kan dan tot een lachwekkende roeper in de woestijn verworden, zoals de PvdA die voor een klein en krimpend publiek nog steeds het grote gelijk van Lenin en Stalin verkondigt.  Maar het kan ook gebeuren dat je na een tocht door de woestijn opeens terug naar de macht geroepen wordt, als de miskende profeet die het al die tijd eigenlijk juist gezien had. 

 

Ofwel geloof je niet in je boodschap, en dan ruil je ze in voor een andere waarvan je vermoedt dat ze een groter “marktsegment” zal aanspreken.  Een voorbeeld van die overtuigingsloze benadering was de speculatie van Volksuniemandataris Herman Lauwers, een decennium geleden, dat de partij een nog niet bereikt marktsegment ter linkerzijde, “ergens tussen Agalev en SP”, moest aanspreken.  De linkse kiezer wordt door de meeste partijen opgevreeën, dus dat “nog niet bereikte marktsegment” bestond alleen in Lauwers’ verbeelding, maar zeker moet hij geweten hebben dat het beoogde kiespubliek pas Volksunie zou stemmen als die partij haar eigen Vlaams-nationale bestaansreden op klinkende wijze zou afzweren.  Sindsdien is de vlucht van de Volksunie voor haar eigen ideeëngoed tot een aanvankelijk hilarante en op de duur gewoon verachtelijke tragikomedie geworden.  Daarmee zou CD&V alvast mogen weten hoe het vooral niet moet.

 

Maar nee, ook CD&V probeert het met een afzweren van zichzelf.  Je ziet dat nog het best aan het gedrag van de jongerenafdeling.  In een partij met toekomst vormen de jongeren het radicaalste segment: de linksen linkser, de rechtsen rechtser.  De jongsocialisten wilden de SP een radicaler linkse koers doen varen, en de jonge Verhofstadt bracht het libertaire ideeengoed binnen in de gezapige PVV.  Maar de CD&V-jongeren hadden op het stichtingscongres in Kortrijk alleen eisen die het christen-democratisch karakter van de partij zouden verzwakken in plaats van versterken.  Je kan het homohuwelijk goed of slecht vinden, maar niemand kan zich wijsmaken dat het een zaak is waarmee CD&V zich scherper christen-democratisch profileert.

 

Er is ook nauwelijks een CD&V-jongere of CD&V-mandataris die zichzelf “christen” zal noemen.  En het is bijna beter zo, want degenen die dat wel doen, denken daarbij niet aan de sociale leer van de Kerk of aan de christelijke gezinswaarden.  Nee, meestal zijn het er die “christelijk” gelijk stellen met sentimenteel, masochistisch en gespeend van zelfrespect.  Dat soort totaal scheefgetrokken interpretatie van het christendom is een probleem binnen de hele moderne christelijke gemeenschap, ook ver buiten de partij. 

 

Beschouw bijvoorbeeld volgend debatje in de lezersrubriek van het katholieke weekblad Tertio, oktober 2002.  Lezer EvG waarschuwt tegen de gevaren van een toetreding van Turkije tot de EU: moslims die geïndoctrineerd zijn met haat jegens ons zullen hun lidmaatschap en numerieke sterkte tegen ons gebruiken.  Die lezer leeft in de werkelijke wereld waarin gevaren en vijanden bestaan; de discussie hoeft verder alleen nog te gaan over de feitelijke vraag of de staat Turkije inderdaad een voertuig is van een haatdragende islam. 

 

Lezers RB en MHR, perfecte vertegenwoordigers van de nieuwe partijlijn onder “christenen”, gaan echter met een grote boog rond die feitendiscussie en proberen het met neerbuigende ironie: EvG is een “strijder voor Christus te vuur en te zwaard”, een “bange blanke man” die zich “in zijn al te weelderige bestaan bedreigd” voelt (al blijkt uit elk onderzoek dat xenofiele lezers een weelderiger inkomen hebben dan xenofobe).  En na die hatelijkheden schakelen ze naadloos over op een preek over naastenliefde en de barmhartige Samaritaan.  Jamaar, die Samaritaan kreeg met een hulpeloze gewonde te maken, terwijl de discussie hier ging over een vermeende vijand die een invasie beraamt.  Maar in hun weelderige positie, parasiterend op de betrekkelijke veiligheid die voorgaande generaties voor ons land hebben opgebouwd, prediken hedendaagse “christenen” dat wij tegenover agressor en hulpbehoevende precies hetzelfde gedrag moeten betrachten.  Het christendom, zo zeggen zij, is gebaseerd op “onvermoeibare liefde, niet op duivelse haat” noch op “wraakgevoelens en xenofobie”,-- en dat impliceert voor hun ook de moedwillige blindheid voor (en dus feitelijke collaboratie met) de haat, de wraakgevoelens en de xenofobie die  inherent zijn aan en zeer openlijk beleden worden door de islam. Hun christendom bestaat uit het fanatiek verwerpen van elk onderscheidingsvermogen.  En overigens ook uit ijskoude onverschilligheid jegens de christenen van Turkije die daar in recente decennia verjaagd of uitgemoord zijn.

 

Wie de inhoud van de hedendaagse godsdienstlessen of van de zondagspreken nagaat, zal vaststellen dat de verwerping van weerbaarheid en zelfrespect nu tot de feitelijke leer van de Vlaamse Kerk geworden is.  Met name inzake defensievraagstukken en inzake de toegang tot het grondgebied is elke volwassen besluitvorming onmogelijk voor mensen die zich in deze abject-sentimentele versie van het christendom wentelen.  Als vandaag een CD&V-er in een debat dienaangaande het woord “christelijk” in de mond neemt, dan is het om te pleiten voor een beleid dat het erfgoed van onze kinderen aan asielbedriegers (hardnekkig en tegen alle bewijzen in “vluchtelingen” genoemd) te grabbel gooit, of dat de wettige macht in Nepal ontwapent en aan de Mao-terroristen slachtoffert. 

 

Nochtans zei Christus niet tegen de honderdman, zijn militaire eenheid te ontbinden en zijn wapens weg te gooien.  Integendeel, tijdens de Koude Oorlog steunde de NAVO op de christendemocratische partijen om in West-Europa een politiek van weerbaarheid tegen de Sovjet-dreiging vol te houden.  En nochtans erkent de Kerk (ondermeer in de heden erg gekoesterde anti-nazi encycliek Mit brennender Sorge) het recht van elk volk op een gezond nationaal gevoel en nationale belangenbehartiging.  Hier is dus een herbronning nodig, weg van het fanatiek-kinderachtige neo-christendom en terug naar een evenwichtige visie die de legitieme belangen van individuen, collectiviteiten en de mensheid tracht te verzoenen. 

 

Dat hoeft geen paleo-christendom zijn, want ook de vaders van de christen-democratie hadden al duidelijk gesteld dat zij onder hun christelijke inspiratie een breder geheel van waarden verstonden waar ook vele post- en rand- en niet-christenen zich zouden in herkennen.  Een “integraal humanisme”, zo noemde Jacques Maritain het, dat ook de religieuze dimensie erkent zonder zich op één religieuze traditie (laat staan theocratische staatsopvatting) vast te pinnen.  Maar het moet uiteraard meer zijn dan de ééndimensionale mensvisie die vandaag domineert, en waarvan het sentimentele neo-christendom een onwillekeurige karikatuur is.

 

 

Democratisch

 

CD&V bekent zich tot de democratie.  In partijteksten vindt men echter alleen een zeer wollige invullig van dat begrip, en dit terwijl een zo vaak misbruikte term vandaag juist een scherpe omschrijving behoeft.  Bedoelt men misschien de democratie van de “Duitse Democratische Republiek” of van Pol Pots “Democratisch Kampuchea”?  Formeel allicht niet, maar toch heeft niemand CD&V ooit weerstand zien bieden aan de neo-sovjetisering die Vlaanderen en Europa steeds meer in haar greep krijgt: boycot van regeringen met niet-linksliberale partijen, gerechtelijk verbod op dergelijke partijen, bestraffing van dissidente (ondermeer “discriminerende”) meningen, pogingen tot pers- en nu zelfs internetcensuur.  CD&V heeft in de meeste gevallen op elk bestuurniveau dit soort sluipende wurging van de vrijheden gesteund, ook al heeft ze er nooit het initiatief toe genomen.

 

Volgens Alexis de Tocqueville moet men de vrijheid mateloos liefhebben, de democratie slechts met mate, want deze laatste is tenslotte maar een structuur.  Vandaag worden vrijheden opgeofferd aan iets tirannieks dat zich grimmig “democratie” noemt, en CD&V verzet zich daar niet tegen.  Partijstrategen zullen u toevertrouwen dat de domme kiezersmassa niet wakker ligt van thema’s als de bedreigde vrijheden, zodat men daarvoor toch geen haatcampagne vanwege de media moet riskeren (wie opkomt voor de spreekvrijheid van ketters wordt immers zelf mee verketterd).  Feit blijft dat de partij wel allerlei andere zaken behartigt waarvan de kiezer evenmin wakker ligt en waar hij desgevraagd tegen is. 

 

Aldus bijvoorbeeld een ander tendens die de democratie aanvreet, namelijk de opsluiting van de burgers in biologische categorieën.  CD&V werkt van harte mee aan quota-regelingen, in eerste instantie voor vrouwen (“ritsprincipe”), straks ongetwijfeld ook voor vreemdelingen en wie weet welke nog.  Zoals Jos Verhulst recent opmerkte (De Witte Werf, oktober 2002), is de rechtvaardiging voor quota, namelijk dat zij voor een afspiegeling van de maatschappelijke werkelijkheid zorgen, grondig vals: in dat geval zou men immers ook quota moeten instellen voor schromelijk ondervertegenwoordigde groepen zoals armen en niet-partijleden.  CD&V zal alleszins geen enkele kiezer verliezen als ze tegen de nefaste quota-tendens ingaat.  Als pionier van vrouwendeelname aan de Belgische politiek hoeft de partij ook niet te vrezen dat dit als vrouw-onvriendelijk zal geduid worden.  Desnoods kan ze een gebaar stellen door een uitdagend onwettige want ritsloze lijst in te dienen met alleen vrouwen.

 

Of bedoelt men met democratie de echte volkssoevereiniteit, de directe democratie met referendum op burgerinitiatief?  De christendemocraten hebben op dit punt geen al te fraai palmares (in Duitsland hebben zij recent een wetsvoorstel in die zin afgeschoten) en zijn in ons land altijd bij uitstek de dragers van een cultuur van bevoogding geweest.  Vandaag de dag pleit Herman van Rompuy wel voor een uitzonderlijk referendum over euthanasie, maar niet zonder de referendumgedachte in het algemeen af te doen als “demagogisch” en andere oudbakken antidemocratische koosnaampjes.

 

Zoals we hier al omstandig betoogd hebben, is absoluut elk argument dat tegen de directe democratie ingebracht wordt, in het verleden ook gebruikt tegen de vertegenwoordigende democratie en tegen de democratische idee zelf.  Op dit punt moet de partij het roer dus radicaal omgooien en voor de democratie kiezen in plaats van voor de bevoogding.  Er zijn misschien belangrijker zaken in het leven dan democratie, maar als een partij zich per se democratisch wil noemen, dan kan ze beter de daad bij het woord voegen. 

 

De paarse partijen hadden van de invoering van de directe democratie met bindend referendum op burgerinitiatief een strijdpunt gemaakt, maar hebben dat plan onder druk van de PS ingeslikt en vervangen door een kieswethervorming die in elk opzicht een achteruitgang voor de volkssoevereiniteit is.  CD&V bekritiseert die nieuwe kieswet omdat die haar eigen kandidaten benadeelt (namelijk door de kiesstrijd meer dan ooit te personaliseren, dit in het voordeel van regeringspolitici met veel toegang tot de media), maar ze zou die kritiek best op een fundamenteler niveau brengen.  Door het verraad van paars aan de eigen kiesbeloften is hier voor CD&V een gat in de markt om zich als kampioen van de democratie te herprofileren.  Dat vergt een radicale omschakeling, eerst en vooral mentaal, maar in minder heilvolle dossiers heeft de partij haar vermogen tot bochtenwerk al bewezen, dus waarom dit nu niet eens voor iets goeds aanwenden?

 

 

Vlaams 

 

Inzake de communautaire kwestie heeft CD&V reeds officieel een keuze gemaakt, namelijk voor het confederalisme.  Een beetje onvoorzichtig, want confederalisme impliceert separatisme: je kan maar een statenbond hebben als er eerst soevereine staten zijn die zich confedereren (zie hierover de analyse door Andre Monteyne in het jongste nummer van Secessie).  Maar het is geen cassante keuze voor een “Vlaamse republiek, lidstaat van de EU”, en dat heeft zo zijn voordelen, terwijl het ook past in de compromisgrage traditie van de partij.  Het belangrijkste voordeel van de confederale variant van het separatisme is dat men dan nog een nominaal Belgisch niveau kan in stand houden, met als verbindend symbool het koningshuis.  Zo zijn Canada en Australië soevereine staten, lid van de VN en van diverse bovenstatelijke associaties (NAFTA, ANZUS), maar erkennen zij als staatshoofd nog steeds de Britse koningin.  Principiële republikeinen zullen dat natuurlijk geen voordeel noemen, maar het CD&V-kiespubliek overlapt voor een groot deel met dat bevolkingssegment dat volgens enquêtes het meest aan het koningshuis gehecht is, ondermeer de huisvrouwen.

 

Uiteraard is daarmee alleen een sentimenteel probleem inzake België’s institutionele toekomst omzeild, en moet de partij nog steeds een standpunt innemen tegenover de harde dossiers, in de eerste plaats de miljardentransfers naar Wallonië die het belangrijkste materiële cement van de Belgische eenheid vormen.  En daarover heb ik de partij niets anders te adviseren behalve: ontwikkel nou eindelijk eens een beetje ruggengraat.  Nu je Waalse zusterpartij jullie (en eigenlijk de hele christen-democratie) de rug toegekeerd heeft, hebben jullie geen enkele reden meer om minder dan zakelijk te zijn in onderhandelingen met Wallonië.  O, en voor de neo-christenen die ruggengraat iets duivels en fascistisch vinden: bedenk dat ook de naastenliefde een hardere houding tegenover de Waalse afpersing gebiedt.  Zoals in neo-christelijke brochures van 11-11-11 al zo vaak betoogd is: je helpt iemand meer door hem te leren vissen dan door hem een vis te geven.  Zonder de verslavende injecties van Vlaams geld hadden de Walen het nooit zo ver laten komen met de verloedering van hun economie.  Help de Walen, bevrijd hen van de transfers.

 

Op dit punt kunnen we niet voorbij aan een kleine bedenking bij de noodlottige vergissing van de CVP in juni 1999, namelijk het door Jean-Luc Dehaene opgedrongen besluit om niet de leiding te nemen van de te vormen Vlaamse regering.  Na de voorbije magere jaren moet menige CD&V-er zich toch de haren uit het hoofd rukken als hij denkt aan de politieke mogelijkheden die de partij (en Vlaanderen met haar) toen vergooid heeft.  Stel je voor: de VLD vormen een paarse Belgische regering terwijl de CVP samen met een deel van de paarse combinatie (waarschijnlijk VLD en VU) een anders samengestelde Vlaamse regering vormt.  Niet alleen zou het Vlaamse beleid dan niet door België en Wallonië gedicteerd zijn, met anti-Vlaamse stunts die onder Luc Vandenbrande totaal ondenkbaar waren; niet alleen zouden er regelmatig aanvaringen geweest zijn tussen de Belgische regering en de Vlaamse, die daardoor vanzelf in de richting van meer zelfstandigheid zou bewegen; maar bovendien zou de CVP het genoegen gesmaakt hebben, zelf het beleid van slechts één regering te moeten steunen, terwijl haar coalitiepartner met een tweestrijd zou zitten tussen een Belgische en een Vlaamse vleugel.  Wat in beide partijen het Vlaams bewustzijn zou aangescherpt hebben.  Vlaanderen zou er sterker door geworden zijn, en de CVP-CD&V Vlaamser.  Ik hoop voor haar dat ze in deze nog een tweede kans krijgt, en dat ze zich inmiddels mentaal voldoende omturnt om die kans ook te grijpen.

 

 

Verbondenheid

 

In een dossier in Vrij Nederland (5-10-2002) over het conservatisme legt Hans Hillen, oud-kamerlid voor het CDA, uit hoe hij zichzelf voor het eerst als “conservatief” betitelde toen zijn partij na een kletterende verkiezingsnederlaag in 1994 in de oppositie terechtkwam: “Ik kwam tot de conclusie dat het CDA, als het relevant wilde blijven (...), een conservatieve partij moest worden.  Maar met name de Anti-Revolutionairen [protestanten strekking Wereldraad van Kerken] zijn besmet met het progressieve virus.  Als je bij hen iets van de huid afkrabt, spat het rood je tegemoet.  De katholieken hebben het meeste last van het meeloopvirus. (...) Maar omdat de analyse die ik maakte en de stukken die ik schreef vooral gericht waren op het dragen van eigen verantwoordelijkheid en het herwaarderen van begrippen als ‘soevereiniteit’ en ‘subsidiariteit in eigen kring’, moest men op zijn minst enige minzaamheid aan den dag leggen [d.w.z. tegenover de CDA-linkerzijde die de staat en het opeisen van ‘rechten’ centraal stelde].  Toch is het conservatisme op de agenda komen te staan.  Jan Peter Balkenende staat absoluut open voor het conservatieve gedachtegoed.”

 

En hij won de verkiezingen.  CD&V is minder zegezuchtig.  Daar durven zelfs de gedoodverfde conservatieven het niet aan om een conservatieve gedachte, noch uiteraard het woord ‘conservatief’ zelf, uit te spreken.  Zij zitten als getogen katholieken inderdaad met het meeloopvirus, en zolang “conservatief” in de media als een scheldwoord gebruikt wordt, zullen zij zich anti-conservatief blijven opstellen.  Ter vervanging sturen zij een andere verleider het veld in: het wollige toverwoord “verbondenheid”.

 

Nationalisten kunnen zich bij die term zeker iets voorstellen: de natie die zich verbonden weet door een gemeenschappelijke taal en afstamming.  De katholieken van weleer konden zich daar eveneens iets bij voorstellen: de gemeenschap van gelovigen die, ongeacht stand en afkomst, mekaar op zondagmorgen in de kerk terugzagen.  Dat was overigens de reden waarom de CVP echt een volkspartij kon zijn die mensen over klassegrenzen heen verenigde, iets wat de VLD niet kan.  Voor het CD&V-doelpubliek van vandaag ligt het al veel minder duidelijk.

 

Zo betoogt Ann Demeulemeester, algemeen secretaris van het ACW, in het jongste nummer van het partijblad Ampersand: “’Verbondenheid’ verdraagt geen vaagheid maar vraagt reële solidariteit en herverdeling.”  Kortom, en nog minder vaag: socialisme.  Als dat de betekenis van “verbondenheid” moet zijn, kan CD&V maar beter meteen de heilige Spirit volgen en opgaan in de SP.A.  We sturen de vraag dus terug naar partijvoorzitter Stefaan de Clerck: define your terms, please.

 

“Halfslachtigheid is de ziekte die de christen-democratie het meest bedreigt”, stelt Leo Tindemans in zijn memoires.  Zelfs in zijn tijd was dat voor de partij al een probleem, maar toen had zij tenminste Tindemans.  Met hem werd het wel niet echt anders (zoals Walter Pauli in zijn recensie in De Morgen onbetwistbaar aantoont), en dat was juist de reden voor zijn succes.  Vlaanderen had het redelijk goed en wilde allerminst een revolutie, maar Tindemans vertolkte heel goed een bepaald gevoel dat bij de Vlaamse massa leefde, namelijk een gevoel van verzet tegen de aanstormende macht van links dat toen onze samenleving begon over te nemen, een gevoel van gehechtheid aan vagelijks christelijke en Europese beschavingswaarden. 

 

Men wist toen ook niet nauwkeurig waar de partij nu precies voor stond, maar men wist veel beter dan vandaag waar ze zeker tegen was.  In die richting kan CD&V vandaag de formule zoeken voor een voorzichtige herleving.  Maar ten overvloede weze herhaald: zonder ruggengraat zal zelfs de beste formule geen resultaat opleveren.

 

 

(Nucleus, november 2002)

Last Updated on Monday, 12 August 2013 10:23
 
Copyright © 2024 Koenraad Elst. All Rights Reserved.
Joomla! is Free Software released under the GNU/GPL License.