De islam, hoelang nog? (2.1) Taslima Nasrin PDF Print E-mail
Written by Koenraad Elst   
Sunday, 24 July 2011 16:38

2. De onderdrukking van islamkritiek

 

2.1. Schrijfster gelauwerd, boek verbrand

 

(Dit is de tekst van een artikel dat ik in juli 1994 tevergeefs aan enkele dagbladen aangeboden heb.)

 

    In de beroering rond de Bangladesji vrouwenarts en schrijfster Taslima Nasrin zijn er vreemde dingen gebeurd. Een vergelijking brengt ze meteen aan het licht, bv. met de kommotie destijds rond De Goelag-Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn. Stel je voor dat allen die hun sympathie met Solzjeni­tsyn betuigden, strikt vermeden om met één woord te reppen over de inhoud van zijn werk, over het kommunisme en de kampen. Dat is gewoon on­denkbaar, en het is ook niet gebeurd. Er waren natuurlijk linksen die Solzje­nit­syn haatten omdat hij de schijnwer­per richtte op feiten die zijzelf ontken­den, maar zij hadden niet de slechte smaak om plots Solzje­nit­syn te gaan toejuichen; zij keken de andere kant op. Maar wie Solzje­nit­syn steunde, sprak vooral wèl over de Goelag.

    Of herinner u de moord op Steve Biko. Kan men zich voorstellen dat een sympathizerend rouwverslag zou nagela­ten hebben, de Apar­theid aan te klagen en Biko's strijd er­tegen in de verf te zetten? Natuurlijk niet: niemand was zo hypoc­riet om tegelijk Biko te prijzen en de Apar­theid tegen kritiek af te schermen.

    Wat toen ondenkbaar was, is tegenover Taslima Nasrin de norm. Ziedaar een Solzjenitsyn wiens Goelag Archipel zelfs door zijn eigen sympathisanten doodgezwegen wordt. De twee stel­lingnames die de schrijfs­ter elk een doodvonnis opgeleverd hebben, worden in geen enkel perscom­mentaar ges­teund of zelfs maar besproken, en meestal niet eens vermeld, ook niet in de reeks "open brieven aan Taslima Nasrin" van Bernard-Henry Lévy en andere modieuze auteurs.

    Eén thema, reden voor het jongste doodvonnis, is de rol van de basisdoktrine van de islam (niet van een marginaal "fundame­ntalisme") in de onderdrukking van de vrouw. Naast haar betwiste uitspraak dat "de Koran grondig moet herschr­even worden", heeft Nasrin in andere interviews gezegd dat zijzelf atheïst geworden is, dat de Koran soms fout is, dat de islam intolerant is en de vrouw als slaaf behan­delt, dat de vrouwen zich buiten de islam moeten plaatsen. Het blijkt dat niemand zulke standpun­ten zelfs maar wil bespreken, tenzij om ze als "racistische vooroordelen" te ver­foeien. Ook Rush­die's onleesbare boek De Duivelsver­zen is nooit grondig besproken, maar dat was gewoon omdat men er weinig van begreep (in een notedop: de islam is een vergissing, want de Koran komt niet van God maar van Mohammed). Van Nasrins uitspraken (in een notedop: de islam is schadeli­jk) begrijpt men echter onmiddel­lijk dat ze in Europa evengoed als in Bangladesj taboe zijn. Wie hier voor eigen rekening Nasrins uitspra­ken herhaalt, kan erop rekenen, in zijn goede naam en zo mogelijk in zijn karrière getroffen te zullen worden. Vraag dat maar na bij Jean-Claude Barreau, de Franse topambtenaar die in 1991 ontslagen werd wegens een islam-kritische publikatie; of bij "Mohamed Rasoel"; of bij Voltaire, wiens toneelstuk Mahomet ou le fanatisme in Genève uit het programma van de Voltaire-herdenking geweerd werd.

    Het andere thema, dat Nasrin vorig jaar een eerste doodvonnis opleverde, is het rauwe feit van de terreur tegen niet-moslims in moslim-landen. Haar boek Lajja (schaamte) behandelt niet alleen de pogroms tegen de hindoe minder­heid van Banglad­esj in december 1992, zoals vaak beweerd is (nl. om deze pogroms te kunnen minimalizeren als een een­malige gebeurtenis en zelfs als het gevolg van een provoka­tie door de geviseerde gemeensch­ap). Het ver­haalt op basis van his­torische gegevens de lij­densweg van een hindoe-familie sedert de dekolon­izatie in 1947: on­teigening, verkrach­ting, ver­minking, kidnapping, onderduiken, en tensl­otte de vlucht naar India.

    Lajja is een mijlpaal, omdat voor het eerst een auteur van moslimsen huize de aandacht vestigt op het onrecht dat de islam de niet-moslims systematisch aandoet. De indianen hadden tijdens hun onderwerping door de kristenen tenminste nog een pater Bartolomé de las Casas die het onrecht beschre­ef en aankloe­g, maar uit de islamges­chiede­nis is geen dergelijke figuur bekend. Toch is aan Nasrin in de interviews met Der Spiegel, de Australische TV en Le Nouvel Observateur zelfs geen vraag gesteld over de inhoud van Lajja.

    De recensies van de Penguin-vertaling in de en­gelsta­lige pers gaan er ook zo min mogelijk op in. The Guardian spreekt op de voorpagina van "een boek dat een taboe doorbreekt", wat klopt, maar de recensie binnenin springt vlug over de boodschap van Lajja heen naar veiliger thema's zoals feminisme en vrije meningsuiting. De weinige recensenten die echt op de inhoud ingaan, komen er zelfs voor uit dat ze dit boek liever niet hadden zien verschij­nen. The Indepen­dent doet het boek af als "o­nverant­woo­rdelijk", want bruikbaar voor "anti-moslim propaganda", en herhaalt de inmiddels konven­tionele leugen die de aandacht van Lajja moet afleiden: "Haar misdaad was, zich tegen fundamentalis­ten te keren die de vrouwene­man­cipatie vrezen" (ze deed dat al jaren maar dat leverde geen doodvon­nis op, Lajja wel). The Times Literary Sup­plement noemt Nasrins bronnen "pseudo" en trekt het hele verhaal in twijfel.

    Een ander merkwaardig feit: niemand gaat de mening van de betrokken opgejaagde gemeenschap vragen, hoewel de kommotie rond Lajja daartoe bij uitstek een aan­leiding is. Hun getuigenissen gaan verzamelen is een kiese opdracht, want zulke mensen zijn vaak te bang om veel te zeggen. Zo hoorde ik ooit mgr. Teissier, bisschop van Algiers, in besloten kring vertel­len dat de kristenen er in angst leven, om hem nadien in een kran­t te zien verkla­ren dat alles er dik in orde is. Zelfs bij vluchtelin­gen uit Bangladesj die buiten gevaar waren, heb ik een grote tegenzin vastgesteld om hun lotgevallen mede te delen; juist daaraan herkent men echte vluch­telin­gen.  

    En dan komt er een schrijfster die haar leven op het spel zet om hun verhaal te vertellen; maar haar zogezegde sym­pathizanten doen wat ze kunnen om dat verhaal weer in de doofpot te stoppen. Zij sympathizeren met Taslima Nasrin als slachtof­fer en als feministe, maar niet in de hoedani­gheden die de mollahs vertoornd hebben: als reporter van moslim-terreur en als kritikus van de islam. Op die punten zijn de weldenkende intellektuelen veeleer de bondgeno­ten van de mollahs die haar het zwijgen willen opleggen.

    De krampachtige pogingen van onze akademici en media om de islam voor fundamentele kritiek af te schermen, is niet zo onschuldig. De Apartheid is afgeschaft doordat er een wereldwijde protestbeweging tegen die vorm van onderdruk­king op gang gekomen is, beweging die zelfs het stijfkop­pige en materieel zelfvoorziende Zuid-Afrika niet kon negeren. Daarentegen is Bangladesj, dat als geen ander land van buitenlandse hulp afhankelijk is, rustig in staat om sluipende maar doeltreffende etnische zuiveringen door te voeren, omdat geen haan ernaar kraait. Dat zelfs geringe druk op Bangladesj zeer effektief kan zijn, bewijst het intrekken van de officiële aanklacht tegen Taslima Nasrin; voor een gedoodverfde feministe wier frontale islamkritiek door verzwijging in de media toch onschadelijk gemaakt is, willen onze diploma­ten en media nog wel iets doen, maar de miljoenen gewone slachtoffers worden doodgez­wegen en in de steek gelaten. De islamwereld mag, het ene land na het andere, rustig allerlei wettelijke diskrimin­aties tegen de minder­heden verordenen (en daar­naast ook feitel­ijke diskriminat­ies en pesterijen laten betijen): niemand die tegen die on­verdraa­gzaamheid in het geweer komt, uit vrees om als "onverdraa­gzaam" gebrandmerkt te worden.

Last Updated on Sunday, 24 July 2011 16:58
 
Copyright © 2024 Koenraad Elst. All Rights Reserved.
Joomla! is Free Software released under the GNU/GPL License.