De islam, hoelang nog? (2.2-3) Vrijzinnigheid PDF Print E-mail
Written by Koenraad Elst   
Sunday, 24 July 2011 16:02

 

 

 

2.2. Vrijzinnigheid en islam

 

    (Dit hoofdstuk reproduceert enkele uittreksels uit een artikel verschenen in Trends op 18 juli 1994. De volledige tekst ervan is verwerkt in hoofdstuk 5 van mijn boek De Islam voor Ongelovigen.)

 

    Een groep Vlaamse akademici, meestal van militant vrijzinnige signatuur, heeft zopas een steunplatform voor de "gelijkberechtiging van de islam" opgericht. Tot dusver blijkt uit niets dat zij aangaande de islam enige kompeten­tie bezitten. Hun initiatief stelt echter de verhouding tussen islam en vrijzinnigheid aan de orde.

    Wie tegenwoordig de woorden "vrijdenker" en "islam" naast elkaar zet, denkt meteen aan Salman Rushdie, die door de ayatollahs naar de hel verwenst is. (…) De Duivelsverzen-affaire begon een half jaar vóór ayatollah Chomeini's doodvon­nis tegen Rushdie (14 februari 1989), toen de Indiase politikus Syed Shahabud­din verkreeg dat het boek verboden werd. Tot bittere teleurste­lling van Rush­die steunden vele vrijzin­nige liter­ati in India het verbod. Daar zoals hier zijn er nl. twee soorten vrijzin­nigen, de echten en degenen die de islam uitsluiten van de kritiek die zij routinematig op andere religies afvuren. (…)

    Wegens "beledig­ing van de islam" zijn inmid­dels honder­den intel­lektuelen vermoord of andersz­ins getroffen, zowel liberale moslims als niet- en ex-moslims. (…)

    Intussen is het geloof in de Koran grondig ondermijnd door de Vlaams vrijzinnige psycholoo­g dr. Herman Somers, in zijn boek Een andere Mohammed (1993). Hij heeft op nuchtere en wetenschappelijke wijze gedaan wat Rushdie op eerder skabreuze wijze meende te moeten doen: aantonen dat de Koranische open­baring slechts de inbeelding was van een man die aan uit­verkiezin­gswaan en sensoriële hal­lucinatie­s leed. Uiteraard is dit baanbrek­end werk in onze media praktisch doodgez­wegen. (…)

    Sommigen graven naar de bronnen van de islam, anderen houden zich bezig met zijn hedendaagse impakt, ondermeer op de positie van de ongelovigen en van de vrouw. De Banglad­esji arts en schrijfs­ter Taslima Nasrin (°Mymensingh 1962) kreeg in 1993 een eerste doodvon­nis te slikken wegens haar roman Lajja (Schaamte), die gaat over de vervol­gingen van hindoes in Oost-Bengalen sinds zijn omvorming tot moslim-staat in 1947. Het boek is er verboden. Het is een stoor­zender voor de islam-bewie­rok­ing, een zeer onwelkome doofpot-opener die de aandacht vestigt op de slachtof­fers van de islam. Uit vrijzin­nige hoek is het boek heel spitsvon­dig bek­ritizeerd ("­onveran­two­ordelijk"), en de pers heeft de inhoud zoveel mogelijk buiten beeld gehouden of verkeerd weergegeven. Zo heeft men het moslim-geweld tegen de minderheden bij voorkeur voorgesteld als een "wraak" na provokaties (het hoort tot het wezen van agressie dat het slachtoffer de schuld krijgt), of als iets waaraan beide partijen gelijkelijk schuldig zijn; hetgeen niet juist is, noch in Lajja noch in de werkelij­kheid. (…)

    Inmiddels raakten echter nog andere recente uitspra­ken van haar bekend: "De Koran is overbodig gewor­den, hij ver­hindert de vooruitgang en de gelijkberech­tiging van de vrouw"; "De islam geeft vrouwen geen enkele waardigheid en behandelt hen als slaven"; "Om als mens te kunnen leven moeten vrouwen zich buiten de islam plaatsen". (…) En ze gaat nog verder: "Het probleem is dat de islam intolerant is"; "Ik ben atheïst, elke vorm van religie is achter­haald"; "Ik houd de Koran op vele punten voor onjuist". Op de vraag van een Australis­che interviewer of ze nu de islam zelf aanvalt, zegt ze: "Ja, frontaal." 

    Op zulke open­lijke geloofsafval staat alleszins de doodstr­af. En als de "heks van Mymensingh" deze uitspra­ken hier komt herhalen, zal ook de heksenhamer van de anti-racis­mewet haar treffen. Dat blijkt althans uit het Nederlandse vonnis tegen een andere Zuid-Azi­atische ex-moslim. 

    Na klacht vanwege blanke ingezetenen veroor­deelt de blanke rechter een kleurling tot een zware boete maar spreekt hij diens blanke medepl­ich­tigen vrij. De blanke pers braakt scheldwoorden in de richting van de kleurling en weigert aandacht te besteden aan zijn argumen­tatie. Nee, dit is niet Alabama 1952 of Pretoria 1972, maar Amsterdam 1992. Aanleiding is een klacht van de Anne Frankstich­ting tegen een boekje over de opmars van de islam: De ondergang van Nederland, land der naïeve dwazen. Uitgever en vertaler (het manuskr­ipt was in het Engels) worden vrij­gesproken, maar de Pakis­taanse auteur Zoka F. alias Mohamed Rasoel wordt veroor­deeld tot een boete van 2000 gulden wegens het "aanzetten tot haat op grond van ras of geloof­sover­tuigin­g". 

    Kommentaar van Rasoel: "Het is belachelijk en ronduit een schande dat ik mij moet verantw­oor­den wegens diskrimin­atie van moslims. Het bewijst dat de strekking van het boek juist is. Dat de Nederlandse samenleving minder tolerant wordt. De vrijheid van meningsuiting wordt in ieder geval al opgeof­ferd. Als moslims op TV zeggen dat Nederlandse vrouwen sletten zijn, dan mag dat weer wel. Ik begrijp het gewoon niet." (…)

    Men kan de vraag stellen in hoeverre het gedrag van de moslims door de Koran bepaald wordt (gelukkig laten ook zij zich gewoonlijk door algemeen-menselijke motieven leiden); maar men kan niet, tenzij uit on­wetendh­eid of kwade trouw, ontkennen dat de Koran tot vijandschap jegens andersdenken­den aanzet. Meer dan zestig Koran-passages vormen een kohere­nte tirade tegen de ongelovigen als boosaardig hel­legebroed en te bestrijden vijand: "Strijd tegen de ongelovigen tot de afgoderij niet meer bestaat en Allahs religie algemeen heerst"; "Bestrijd de ongelovigen in uw omgeving en laat hen hardheid in u vinden"; "Zij die Mohammed volgen zijn ongenadig voor de ongelovigen maar goed voor elkander", enz. (…)

    De essentie van Rasoels stelling over de geplande inpalming van Europa door de islam vinden we bevestigd bij de joods-Egyptische his­torika Bat Ye'or: "Het islamisme verbergt geenszins zijn bedoeling om Europa te bekeren. Brochures die in Europese islamitische centra verkocht worden, zetten doel en middelen uiteen, ondermeer bekering­swerk, huwelijken met inheemse vrouwen, en vooral de immigratie. Wetend dat de islam altijd als minderheid begonnen is in de veroverde landen, beschouwen deze ideolo­gen de moslim-inplanting in Europa en de VS als de grote kans voor de islam." Zij vermeldt terrorisme, ekonomische druk en psychologische konditionering als wapens in de strijd om het Westen. (…)

    Rechtsvervolging is niet de enige manier om islam-kritici te doen betalen. (…) Men kan hen ook isoleren door middel van een media-hetze: dit procédé hebben we de afgelopen maand in eigen land kunnen volgen.   Enkele leerkrachten en direktieleden van het Hoger Pedagog­isch Instituut van Laken hebben gepoogd om de voorzitter van hun schoolraad, de als WOW-lijsttrekker bekende Achille Moerman, te doen afzetten wegens "zijn extreme en racistische sympathieën". Dit was het rechtstr­eeks resultaat van een hetze tegen Moerman in een Vlaams och­tendblad, met in de hoofdrol BRT-medewerker Lucas Catherine. Moerman kreeg wel het vertrouwen van de schoolraad, maar intussen is zijn positie binnen de WOW ongemakkelijk geworden, want nogal wat leden hebben ingevolge deze hetze afgehaakt. Hoewel "racisme" een bespottelijke aantijging is voor een kosmopoliet als Moerman (die twintig jaar in moslimlanden gewoond heeft), blijkt nogmaals dat laster moeilijk af te schudden is.

    Eén van de aangrij­pingspunten van deze kampanje tegen Moerman was zijn boutade: "Ik ben geboren als anti-klerika­al, heb geleefd als anti-kommunist, en zal sterven als anti-islamiet", waarvan het laatste deel als titel boven een artikel gebruikt werd. Hij geeft hiermee gewoon uiting aan zijn radikale vrijzinnigheid. Moerman verwerpt de religie, waarin hij ondermeer ook de wortels van het racisme zegt te herkennen. Historisch kan dit kloppen: met name is de islamitische negerslavernij de wieg van het blanke anti-zwarte racisme, dat nadien door de Europeanen overgenomen werd. Inmiddels ver­duidelijkt Moerman zijn boutade: "Ik hoop te sterven zoals ik heb geleefd: als humani­st, die niet aanvaardt dat mensen vermoord worden omwille van hun opinies, zoals die 14de journalist die ze enkele dagen geleden in Algiers uit de weg hebben geruimd."         Ach, ook zonder hem uit de weg te ruimen is de eerste Vlaamse vrijzin­nige die eindelijk het probleem van de islam aan de orde stelt, door deze hetze voldoende bes­chadigd. Het zal nu twee keer zo lang duren eer er een tweede zijn mond durft opendoen om half zo veel te zeggen. (…)
    Is Rushdie doden islamitisch? ­Voor het is­lamitisch recht is de kwestie een­voudig: het modelgedrag van de profeet Mohammed vormt een rechtsge­ldig precedent. Welnu, Mohammed liet zijn kritici ombrengen. Sommigen liet hij formeel terechts­tellen, bv. de krijgsgev­angen Oetba, die ooit een satiri­sch gedicht tegen hem schr­eef. Bij de overgave van Mekka aan Mohammed was de afspraak dat alwie geen gewapende weerstand bood, gespaard zou worden. Maar zoals Yasser Arafat pas nog verklaard heeft: uit Mohammeds voorbeeld blijkt dat men een verdrag met de ongelovigen niet hoeft na te komen. Mohammed werkte dus zijn agenda van wraakn­emi­ngen af: hij veroordeelde een dozijn afvallige medestanders en andere kritici ter dood, onderwie enkele vrouwen. Op andere kritici stuurde hij sluipmoordenaars af (…). ­­­­­­­­­­

    Bovenstaande feiten zijn tijdens de Rushdie-zaak netjes opgesomd in diverse boeken, ondermeer Ahanat-i Rasul ki Sazaa (Oerdoe: "De straf voor het beledigen van de profee­t", Delhi 1989) van Maulana Mohassan Usmani Nadwi. Nadwi toont aan dat Mohammed alleen in zijn beginperiode soms lankmoedig was, toen hij toch te zwak stond om zijn wil op te leggen. Zodra hij er sterk genoeg voor was, schakelde hij zijn kritici uit. Nadwi somt ook gelij­kaardige straf­maatre­gel­en van Mohammeds opvolgers op. Bijvoor­beeld, de eerste kalief, Abu Bakr, liet een vrouw ter dood brengen die de islam verzaakt had en geen gehoor gaf aan de oproep om zich opnieuw te bekeren. T­oen een moslim-vrouw een Egyptische dhimmi (jood of kristen die op vernederende voorwaarden door de is­lamstaat gedoogd wordt) trachtte te bekeren, en deze zich negatief over de profeet uitliet, doodde zij hem; de goeverneur oor­deelde dat "een dhimmi het recht niet heeft om een moslim te kwetsen aan­gaande de profeet", en keurde de moord goed. Nadwi voert nog een hele reeks theolo­gen en heersers uit veertien eeuwen islamges­chiedenis op als getuig­en, en besluit dat een pleidooi voor mildheid jegens Rushdie "van een on­bekendheid met de geest en de ges­chiedenis van de islam getui­gt". (…)

    De pleitbezorgers van de islam hebben niet veel analyse nodig om islamkritiek te duiden: het gaat gewoon om "raci­stische vooroor­delen" van "extreem-rechts". Wij willen dit toch even verifiëren. Wat hebben Salman Rushdie, Taslima Nasrin, Ram Swarup, Sitaram Goël en Bat Ye'or met elkaar gemeen? Wat hebben zij gemeen met de Turkse marxist Aziz Nesin ("Er moet een einde komen aan de duizend­jarige tirannie van de Koran"); met Chandmal Chopra ("De Koran zweept de moslims op tot on­verdraag­zaam­heid en geweld"); met Maryse Condé, die in haar roman Ségou de Afrikaanse kijk op de islam weer­geeft ("De islam is een mes dat tweedra­cht zaait, dat verwondingen toebrengt waarvan we niet meer genezen")? Niet hun politieke opvattin­gen, die een brede waaier vertegen­woordigen waarin alleen "extreem-rechts" ontbreekt. Wel dat zij meer moed hebben dan onze multikul-ayatollahs, en meer huidpigment. Terwijl blanke paters de inplan­ting van de islam in België or­ganizeren, sneuvelen zwarte kristenen in Soedan door het zwaard van de islam. Het verzet tegen de is­lam is inderdaad bruin en zwart, niet qua politi­eke maar qua huidskleur.

 

 

2.3. Antwoord aan prof. De Ley

 

    (Nadat bovenstaand artikel in Trends verscheen, reageerde prof. Herman De Ley, marxist en initiatiefnemer van het platform “Akademici voor de Gelijkberechtiging van de Islam”. Een ingekorte versie van zijn brief (ondermeer minus de lasterlijke aanvallen ad hominem op dr. Herman Somers en op mijzelf) verscheen op de lezersbladzijde van Trends op 5 september 1994. Om copyright-redenen reproduceer ik prof. De Ley’s tekst hier niet. Al de daarin gebruikte argumenten passeren echter de revue in mijn omstandig wederwoord, namelijk in mijn hier in hoodstuk 2.3 voor het eerst gepubliceerde brief dd. 13 augustus 1994 aan prof. Herman De Ley, vakgroep Latijn & Grieks, Universiteit Gent.)

 

Geacht Professor,

 

    Dank voor de tijd en moeite die U besteed hebt aan het schrijven van een kommentaar op mijn artikeltje over "Mohammed of het fanatisme" in Trends (18 juli 1994). Ik op mijn beurt doe de moeite om U hierbij een redelijk volledig antwoord te geven. Gezien het openbaar karakter van deze diskussie, zal U er geen bezwaar tegen hebben dat ik een kopie van deze brief aan enkele bij dit dossier betrokken derden toezend.

 

 

2.3.1. Het AGI-initiatief

    Als akademikus bent het met me eens dat een artikeltje van 4 bladzijden zeer kort en dus noodwendig zeer beperkt van opzet moet zijn; daarom verwondert het me wel dat U doet alsof die tekst mijn definitieve en volledige stel­lingname over de islam is. Inderdaad, U blijkt daarin mijn stand­punt te lezen over ondermeer de migran­tenkwestie, de relatie tussen moslim-doktrine en islam-gelovigen (waarover dadelijk meer), over de his­toriciteit van de overleverin­gen betreffende Mohamm­ed, over eenheid danwel pluraliteit van de islam, en zelfs over Uw eigen initiatief "Akademici voor Gelijkber­echtiging van de Islam". Over dat alles ging mijn tekst dus niet; ik heb al genoeg moeite gehad om een karrevracht informatie over het onderwerp "vervolging van andersdenkenden door de islam" zo te besnoeien en samen te persen dat ze niet meer dan vier bladzijden zou beslaan.

    Over uw AGI-initiatief zult U in mijn artikel inderdaad geen enkele kommentaar terugvinden; ik heb het alleen vermeld als een merkwaardig achtergrondfeit dat wat paradoksaal reliëf geeft aan de in Bangladesj en elders weer eens in de aktualiteit gekomen doch eeuwenoude onverdraagzaamheid van de islam jegens andersdenkenden. Ik heb dus nergens geschreven dat een al twintig jaar bes­taande wet niet moet toegepast worden; als die wet bestaat, dan moet hij natuurlijk wel toegepast worden. Maar die wet is er destijds zonder het minste inhoudelijke debat doorgekomen, in een tijd waarin religie alleen nog folklore leek te zijn, en de vraag naar de wenselijkheid van die wet mag, hoewel ik er in dat artikel niet op ingegaan ben, na twintig jaar eindelijk wel eens gesteld worden; dat ware een waardige taak voor akademici geweest. De meeste Europese landen, waaronder ook de bij uitstek progressieve, hebben niét tot een dergelijke erkenning van de islam besloten, dus blijkbaar zijn demokratie en verdraag­zaamheid best verenig­baar met de niet-erkenning van de islam.

    Verder interes­seert de kwestie mij niet: hoewel de finan­ciering van een geïnstitu­tionalizeerde islam door de Belgische overheid zeker een overwinning voor de islam betekent, denk ik niet dat het een doorslaggevende faktor zal zijn in de strijd van de islam om Europa. Zoals U zelf vaststelt heeft de niet-toepassing van de erkenningswet "de islam hier vanzelfsprekend niet verzwakt, wel integendeel". Soms is een akkomoderende houding tegenover een agressor zelfs het verstandigst; de tijd zal leren of dat hier het geval was, maar ik lig er alvast niet van wakker.

 

 

2.3.2. Vrijzinnigen en kristenen

    Overlopen we verder de andere beweringen uit Uw brief. U leest mijn omschrijving van de Kerk als "tandeloos" als een kritiek en een aanval op de Kerk. Dat blijkt nochtans uit niets in mijn tekst, en is in ieder geval de waarheid niet. Ik doe alleen een vaststelling, nl. dat de Kerk inderdaad niet langer weerbaar en strijdbaar is, dat ze haar zelfrespekt verliest, en dat ze bijgevolg een gemak­kelijke prooi voor haar vijanden geworden is.   Dat betekent ondermeer dat ze zichzelf niet meer ernstig neemt. Als een groep KU-Leuvense moraaltheologen in een recente verklaring allerlei seksuele variaties goedkeurt, dan heb ik daar als modern mens geen moeite mee, maar ik stel wel vast dat ze daarmee flagrant tegen tientallen expliciete verordeningen uit het Oude en Nieuwe Testament en uit de Kerktraditie ingaan.

    Blijkbaar gaat het om mensen die met de nieuwe winden willen meewaai­en maar de moed niet hebben om hun feitelijke breuk met de kristelijke leer te explic­ite­ren en om konsek­went hun goed­betaald postje als katholiek theoloog ter beschik­king te stellen; vroeger zou de kerkelijke overheid alleszins de tanden gehad hebben om hen eruit te gooien. Een aantal organizaties die de nog bestaande voordelen van het etiket "katholiek" willen blijven genieten, zoals Uw bondgenoot de Chirojeugd, nemen regel­matig standpunten in tegen de kristelijke moraal, de paus enz. Kortom, er is niet veel katholi­eks meer aan de katholi­eke zuil.

    Met tandeloosheid bedoel ik vooral dat de Vlaamse Kerk zichzelf niet meer verdedigt. Zij verdedigt zich, en dat is natuurlijk een goede zaak, al lang niet meer met geweld: al honderd Westerse Taslima's hebben de rol van het kristen­dom (niet van de paus of de Kerk of het kristelijk fundamen­talisme, maar van het kristendom zelf) in de onderdrukking van de vrouw op felle toon aangevallen, en tegen geen enkele is een doodvonnis uitgesproken, noch heeft enig kristelijk land een verbod uitgevaardigd tegen enige publika­tie die dergelijke stellingen verkon­digt. Het is een mooi ver­haaltje (het uitgangspunt en wonderwel ook de konklusie van het wel­bekende Fun­damentalist Project) dat er parallelle opflak­kerin­gen van "fundamentalisme" zijn in verschillende religies, maar het is gewoon niet waar dat in enige religie vandaag een vervolging van andersdenkenden bestaat die kwalitatief en kwantitatief ver­gelijkbaar is met wat gebeurt in de islam. Zelfs de aanslagen van evan­gelische fundamen­talisten op abortusdok­ters (die overigens niet om hun opinie aan­gevallen zijn) zijn alsnog een kleinigheid vergeleken bij wat in de islam gebeurt.

    Maar zelfs op geweldloze manier verdedigt zij zich niet meer, en zij laat alles gelaten over zich komen. Men kan dus veilig de Kerk aanvallen: elke Bekende Vlaming wil wel eens de plezantste zijn met schuine grappen over het bijna uitges­torven ras van priesters en nonnen, en de georganizeerde vrijzin­nigheid grijpt haar kans om de gedemobilizeerde katholieke zuil nieuwe slagen toe te brengen (zie verder). Misschien is dat geen slechte zaak, maar alles­zins klopt het met de omschri­jving van de kerk als "ta­ndeloos".

    U stelt dat het AGI een pluralistisch initiatief is, uitgaande van zowel vrijzinnigen als kristenen. Ik meen te weten dat het initiatief wel degelijk van vrijzinnigen uitgaat, maar goed, ik neem vrede met de vaststelling dat er, of ze nu de hoofdrol spelen of niet, alleszins vrijzin­nigen deelnemen aan een initiatief ten gunste van de islam; dat is al genoeg aanleiding voor een bes­chouwing over islam & vrijzinnigheid. Verder interesseert het mij niet wie er achter dit AGI staat, maar als U toch zo hamert op de eensgezindheid van kristenen en vrijzinnigen, dan wil ik daarover best wat kommentaar improviseren.

    Vooraleer op de jongste ontwik­kelingen in de Belgische levensbes­chouwel­ijke tegenstelling in te gaan, even mezelf daarin situeren: zoals de meesten van mijn generatiegenoten die in de katholieke zuil opgegroeid zijn, geloof ik al een tijd niet meer in de definiërende geloofs­punten van het kristen­dom, al apprecieer ik wel bepaalde verworvenheden uit de kris­telijke ges­chiedenis, bv. de sociale leer van de Kerk. In de letterlijke betekenis ben ik dus een vrijzin­nige, een voorstander en beoefenaar van het vrij onderzoek. De vrijzinnigheid als beweging is echter mijn wereld niet.

    Dit gezegd zijnde, wil ik hier niet naïef gaan aannemen dat met de sekularizering van de katholieke gemeenschap een wederzijdse détente tussen de twee klassieke levensbes­chouwelijke polen in België ingetreden is. Ik stel integendeel vast dat in bepaalde vrijzinnige milieus nog steeds de aloude ziedende haat tegen de "katholieken" gekultiveerd wordt, en dat deze haat nog steeds een politieke faktor is. Mark Eyskens sprak recent nog van de (suksesvolle) bemoeienissen van de loge om de aanvankelij­ke steun van België aan het door de Kerk gedomineerde Rwanda tegen de RPF-invasie in 1990 te stoppen (als de katholieken nog tanden hadden, dan zou Vlaanderen nu zinderen van slogans als: "Loge schuldig aan genocide"; dat is maar van dezelfde orde als de aantijging door sommige vrijzinnigen dat de paus om zijn anti-kondoomstandpunt schuldig is aan "mi­sdaden tegen de mensheid"). Mark Grammens wees in zijn Journaal op de overwin­ning die de Belgische vrijzin­nigheid skoort door middel van het pakt tussen de onderwijsnetten om de migran­tenkinderen te spreiden. Zou het toeval zijn dat het spreidi­ngsplan van een militant vrijzinnige onder­wijsminis­ter een inbreuk op het katholieke karakter van het kathol­iek onderwijs als neveneffekt heeft?

    De psychologie van de hedendaagse katholieken en ex-katholieken kennende, kan ik me best voorstellen dat volgende twee schijnbaar tegengestelde hypothesen tegelijk waar zijn. Ten eerste, ook het plan tot effektieve opwaar­dering van de islam is voor de vrijzin­nigheid een bijkomend wapen in de strijd tegen de bevoorrechte positie van de Kerk; reeds Luther beschouwde den grooten Turck als een welgekomen objektieve bondgenoot tegen de paus. Ten tweede, een aantal nominaal-katholie­ken en "gedemobili­zeer­de" katholi­eken (voor wie de kruis­tocht tegen de vrijzin­nigheid slechts een jeugdherin­nering is) hebben in goed vertrouwen, zonder achterdocht, uit oprechte sympathie voor de verklaa­rde bedoeling van Uw manifest, mee getekend.

    Schaapach­tige volgzaamheid was immers altijd het gedood­verfde kenmerk van de Vlaamse katholi­ek, en het is niet te verwonderen dat de gesekularizeerde Vlaamse katholiek nog steeds heel schaapa­chtig meeloopt zodra iemand met airs van alleenzalig­makendheid een vroom kommandowoordje uitsp­ree­kt (zoals "verd­raa­gzaa­mheid"). Het feit dat goede zielen uit de katholieke zuil bereid gevonden worden om een manifest te onder­tekenen, weerlegt dus niet de eventuele hypot­hese dat dat manifest door een militant-vrijzin­nige, anti-katholi­eke agenda gemotiveerd kan zijn. Ik zeg niet dat dat zo is, daarvoor zou ik één en ander moeten verifiëren en zo hard interes­seert deze materie mij niet, maar ik zeg wel dat het perfekt mogelijk is.

    Tot daar mijn vrijblijvende, louter spekulatieve gelegen­heidsbedenking bij Uw insis­tentie op het pluralis­tische karakter van het AGI-initiatief. Nu iets ernstig­ers.

 

 

2.3.3. Taslima Nasrin

    Ik neem het niet dat U mijn aandacht voor de lotgeval­len van Taslima Nasrin omschrijft als "misbruik". U beweert dat ik "de naam van dit slachtoffer van intoleran­tie en fanatisme in het buitenland misbruik ten behoeve van een pleidooi voor onverdraag­zaamheid en diskriminatie jegens een religieuze minderheid in eigen land".

    Met die "diskriminatie" bedoelt U kennelijk de niet-toepassing van de wettelijke gelijkberechtiging van de islam, waar ik dus niets over gezegd of geschreven heb. Een adekwatere term dan "diskriminatie" ware overigens "verdunde reciprociteit" geweest: een miniem beetje diskriminatie tegenover een religie die overal waar ze het voor het zeggen heeft, andere religies tien tot honderd keer zwaarder diskrimineert.

    Wat totaal niet door de beugel kan, is dat U mij een "pleidooi voor onverdraagzaamheid" toeschrijft. Citaten alstublieft? In ieder geval heb ik nooit gepleit voor onverdraag­zaam­heid, integen­deel: nadat ik in vluchtelin­genkampen in India de menselijke gevolgen van de is­lamitis­che on­verdraa­gzaam­heid gezien heb, heb ik me geëngageerd in de strijd tégen de onverdraag­zaamheid, en met name in het doorprikken van het massieve propaganda-offensief dat van de islam momen­teel de enige onverdraag­zame ideologie maakt die boven alle kritiek verheven is. U neemt Uw wensen voor werkel­ijk­heid wanneer U mij on­verdraagzaam noemt. Het zou U warempel goed uitkomen als U de wereld netjes kon verdelen in pro-is­lamitis­che verdraag­zamen en islam-kritische onverdraag­zamen.

    Maar zo is het dus niet; zelfs aan de dubieuze oproepen tot "geen verdraagzaamheid voor de vijanden van de verdr­aag­zaamheid" heb ik nooit meegedaan (een aantal van Uw mede-ondertekenaars wèl), hoewel dat principe hier perfekt zou kunnen ingeroepen worden. Onze standpuntbepa­ling tegenover de islam is inderdaad een kwestie van: hoe gaan we om met een systeem van religieus verordende onverdraag­zaamheid? Mijn antwoord daarop is niet dat van de Al­gerijnse regering, nl. "geen verdraagzaamheid voor on­verdraag­zamen", of "geen demokratie voor de vijanden van de demokratie" (beleid dat door een SP-parlementslid tegenover een Algerijnse delegatie toegejuicht werd en zelfs tot voorbeeld gesteld voor het geval ons land met een verkiezi­ngszege van het Vlaams Blok te maken krijgt). Mijn antwoord op de islam is de inhoudelijke diskus­sie over de ideologis­che faktoren van die onverdraag­zaamheid, best voorafgegaan door een broodnodige inven­tarizering van gegevens die het feit zelf van de on­verdraagzaamheid van de islam bevestigen. Ik meen te weten dat Uzelf principieel dat soort diskussie uit de weg gaat; dat althans heb ik begrepen uit de inleidende (lange!) reeks berichten van niet-deelname van genodigden die de moderator van het islamdebat op de Gentse Feesten voorlas,-- en dat was dan nog een debat onder gelijkgestem­den, die allemaal de "gelijkberec­htiging van de islam" steunen.[1]

    Wat Taslima Nasrin betreft: ik ben, voorzover ik weet, in het Westen de enige publicist die aandacht ges­chonken heeft aan de inhoud van het boek dat haar een eerste doodvonnis opgeleverd heeft. Inderdaad, de kranten hebben wel de titel van dat boek Lajja vermeld, maar de inhoud is hun nooit meer dan één zinnetje waard geweest; en zelfs in dat ene zinnetje wisten ze er dan vaak nog een flinke draai aan te geven, nl. om het daarin beschreven moslim-geweld als het resultaat van een provokatie vanwege de slachtof­fers voor te stellen. Het boek beschrijft de moslim-terreur tegen de minderheden via de lotgevallen van een hindoe-familie tussen 1947 en 1992, en daarmee wordt een taboe gebroken; alle reakties die tot nu toe in de inter­nationale pers verschenen zijn, zijn erop gericht dat taboe te herstellen, en het lot van de niet-moslims in moslimlanden opnieuw in de doofpot te stoppen.

    De Times Literary Supplement presteerde het om het boek te laten recenseren door een moslim die het historisch feitenmateriaal waarop Lajja gebaseerd is, van tafel veegt als zijnde "pseudo"; omdat ikzelf genoeg vluchtelingen uit Bangladesj gesproken heb die de inhoud van Lajja bevestig­en, kies ik in deze kontroverse de kant van Taslima Nasrin, tegen de negation­isten die in TLS en de hele Westerse pers blijkbaar de dienst uitmaken. Ook The Indepen­dent laat het boek door een moslim bespreken, die het boek "onverantwoo­rdelijk" noemt, want "nuttig voor anti-moslim propaganda". Beide moslim-recensenten maken er geen geheim van dat ze Taslima Nasrin de publikatie van Lajja zeer kwalijk nemen, en trachten vervolgens bij hun Britse lezers wat sym­pathieker over te komen door de aandacht te verleg­gen naar feminisme, vrije meningsuiting en andere meer bespreekbare aspekten van de zaak.

    Voor het overige: de hele meute niet-moslim progres­sieven en literatoren die aan Taslima Nasrin hun steun betuigd hebben, ontwijken zonder uit­zondering de problemat­iek die door Taslima Nasrin aan de orde gesteld is. Let wel: het is de allereerste keer in de geschiedenis van de islam dat een moslim-auteur met sympathie het lijden van de door de islam verdrukte niet-moslims beschrijft. Lajja is om die reden een historisch boek. Taslima Nasrin zet haar leven op het spel om het verhaal van de verdrukte niet-moslims te vertellen, en al haar zogezegde sympathizanten doen nu al het mogelijke om te verhinderen dat iemand aan dat verhaal aandacht zou besteden.

    U zegt dat U tegen onverdraagzaamheid bent, ook tegen die waarvan Taslima Nasrin het slachtoffer is. Ik weet inmiddels wat Uw houding is tegenover de weinigen die hier voor eigen rekening hetzelfde zeggen als wat Taslima Nasrin ginds gezegd en geschreven heeft. U kan er moeilijk onderuit, met haar als slachtoffer te sympathizeren; maar als reporter van de misdaden van de islam kan zij alleen Uw haat opwekken, gezien de haat die dezelfde aktiviteit bij U opwekt wanneer landgenoten ervoor tekenen.

 

 

2.3.4. Fundamentalisme in België

    U denkt dat ik "gefrustreerd" ben om "de afwezigheid van enig noemenswaard fundamentalisme" bij de moslims in België. Integen­deel, professor. Voor U is dit debat een louter akademische kwestie; voor mij kan het, afhankelijk van hoe de teerlingen verder zullen rollen, een zaak van leven of dood zijn. In het verre Australië werd een Koptisch immigrant vermoord omdat hij over de onderdrukking van de Kopten in Egypte schreef, en toen de Rushdie-kommotie al drie jaar overgewaaid was, werd in het verdraag­zame en perifere Noorwegen de plaatselijke Rushdie-vertaler vermoord. Uit dit soort voorvallen leidde de bruine "racist" Mohamed Rasoel af dat je op geen enkele plaats en op geen enkel tijdstip veilig bent. Toch zijn zulke landen zonder islam-establishment nog altijd redelijk veilig, en ik ga me dus niet vermommen of onderduiken; maar niettemin blijft het levensgevaar dat met islamkritiek verbonden is, een realiteit. Vanuit die zeer konkrete bekommernis houd ik het islam-fanatisme liefst zo ver mogelijk uit de buurt.

    Uw uithaal (3x) dat ik hier op het fundamentalisme zit te wachten, is om die reden al zeer misplaatst. Maar hij is ook onterecht, omdat hij ervan uitgaat dat er hier geen "fundame­ntalisme" aanwezig is.

    De moslim-im­migranten in ons land waren vooral gastar­beiders, weinig geletterd, weinig geschoold in de islam-doktrine, voor wie "islam" uit een paar onschul­dige leefregels en rituelen bestond. Het verschil met Groot-Brittannië is enorm: daar bestaat sinds decennia een leidersklasse onder de moslims, artsen en akademici en zakenlui, die een zeer strikte en zelfbewuste islam in praktijk brengen; het effekt is dat de islam er veel assertiever en radikaler is, en al openlijk tot de vorming van een "niet-ter­ritoriale staat van Britse moslims" opgeroepen heeft (een aan­gepaste variant op het typische moslim-separatisme in landen waar moslims om numerieke redenen niet de volledige macht denken te kunnen grijpen: Brits-Indië/Pakistan, India/Kasjmir, Filippij­nen/Mindanao, Myanmar/Arakan). Aangezien de Belgische moslim-gemeenschap sociologisch en organizatorisch in dezelfde richting evolueert, is het realistisch om een gelijkaardige radikal­izering te verwachten.

    In het laatste decennium is er hier reeds een sterk, maar voorlopig nog weinig naar buiten tredend integrisme gegroeid. Organizaties als de Ichwaan (Moslim-Broeders) en de Milli Görüs zijn in opmars; de recente snelle veral­gemening van de sluierdracht staat daar onmiskenbaar mee in verband. Deze organizaties hebben er momenteel geen enkel belang bij om met geweld in het nieuws te komen; hun zorg in dit stadium is juist, respektabiliteit te verwerven.

    Ik stel in dat verband het heilzame effekt van een sfeer van vrije kritiek vast: uit gesprekken met Milli Görüs-mensen weet ik dat zij, ondanks de lichtzinnige pro-is­lamitische opstelling van onze kletsende klasse, bij de gewone man nog steeds een sterk wantrouwen jegens de islam ondervinden. Het is mede daarom dat zij zich uitsloven om respektabel te zijn; zo zie je maar hoe de onbevangen islamkritiek van de gewone man op kleine schaal doet wat U op intellektueel niveau probeert te verhinderen, nl. de moslims helpen om uit hun doktrinale waan van Godgegeven eigengerechtigheid te komen en zich naar algemeen-men­selijke waarden te schikken.

    Ik kan dus nog steeds rustig naar Milli Görüs-bijeen­kom­sten gaan om daar als enige in Vlaanderen ernstig verslag van te doen, zonder dat ik mij daar één ogenblik verontrust moet voelen.[2] Maar dat is dus geen reden om mijn ogen te sluiten voor het integris­tisch programma dat zij hopen uit te voeren zodra de islam er sterk genoeg voor staat, en het wantrouwen van de gewone niet-moslim hen niet meer zal raken. En het feit dat niet-moslim multikul­turalis­ten voor hen de kastanjes uit het vuur halen en als voorste strijdl­inie van de islam funger­en, maakt het hun helemaal gemak­kelijk om hun militantisme onopvallend te houden.

    U schijnt het voldongen feit van de inplanting van integris­tische kernen in België te ontkennen, wanneer U schrijft dat U Uw aktie voert "juist om te vermijden dat extremisten in ons land vaste voet aan de grond zouden krijgen". Een soort preventieve appeasement-politiek, dus. Hier stel ik vast dat U uitgerekend het dossier van de gelijkberechtiging van de islam niet goed kent.

    Hoewel het voeren van een aktie voor de effektieve gelijkber­ech­tiging van de islam als logische aanleiding schijnt te implice­ren dat de overheid die gelijkberech­tiging blokkeert, is de overheid al jaren in principe zeer welwillend tegenover de moslim-gemeensch­ap. Of wou U insinueren dat mw. D'Hondt en pater Leman (en niet te vergeten, koning Boudewijn, die een hoofdrol gespeeld heeft in de erkenning van de islam maar ook nadien nog 19 jaar een zeer aktief staatshoofd geweest is) de gelijkb­ere­chtiging van de islam gesaboteerd hebben? Het probleem zit hem, zoals U weet, vooral in de erkenning van een represen­tatieve raad die bevoegd zal zijn voor bv. de inhoud van de godsdienstl­essen, de aanstelling van leerkra­chten e.d. De door U aangestipte onenigheid tussen de moslims onderling is één element, maar daarnaast was er ook de goedbedoelde poging van de overheid om "fundamentali­sten" uit die raad te weren. De details en recente ontwikkelingen van dat dossier laat ik hier buiten bes­chouwing, en ik beperk mij tot de volgende twee vaststel­lingen.

    Ten eerste, naar de mening van de Belgische overheden is er een substantiële "fundamentalistische" aanwezigheid in België, en is de deelname van dit opiniesegment aan gezagsfunkties onwenselijk. Ten tweede, de moslim­gemeensc­hap heeft de uitsluiting van de "fundamentalisten", samen met de daaraan ten grondslag liggende opdeling van haarzelf in gematigden en "fundame­ntalisten", beslissend verworpen. Let wel, die opdeling is het koninginnestuk van het multikulturalistische discours dat elke kritiek op de islam zelf tracht af te wenden in de richting van het boze "fundame­ntalisme". Het gros van de moslimgemeenschap zit hier duidelijk op een andere golflengte dan het verbond van multikulturalisten en enkele verwesterst-mediatieke neo-moslims (genre Mohammed Arkoun), die ons het vrome praatje opdissen dat het fundamentalisme eigenlijk heel on-is­lamitisch is ("l'islam­isme contre l'islam"). Het fundamen­talisme, dat is de islam, en zelfs de meeste lauwe moslims weten dat in hun hart ook wel.

    Politici uit betrekkelijk sekuliere moslim-landen (Inönü uit Turkije, Ben Ali uit Tunesië) wijzen erop dat de integristen Europa als basis gebruiken voor hun strijd om de macht in hun thuisland te grijpen. Ziedaar een onver­dachte bron die bevestigt dat de integristen hier wel degelijk aanwezig zijn, en die tevens een belangrijke reden aangeeft waarom zij zich hier redelijk gedeisd houden: zij hebben momenteel andere prioriteiten dan de is­lamizer­ing van Europa, en willen hun gastheren voorlopig niet tegen zich in het harnas jagen.

    Ook de zegslieden van de moslimgemeenschappen in Westerse landen melden zelf de aanwezigheid van de radikale stroming. In Groot-Brittannië heeft die radikale stroming middels het moslim-parlement reeds de organizatorische leiding van de moslims in handen gekregen. In Japan steunden plaatselijke moslimleiders openlijk de moord op de Japanse Rushdie-vertaler. Volgens Le Monde van vandaag is er een merkbare radikalizering van de islam in Frankrijk bezig, na het verschrompelen van de linkse en "anti-racistische" migrantenwerking. Een Zweeds moslimleider verklaarde zopas dat in de moskeeën zou opgeroepen worden om Taslima Nasrin met rust te laten, maar dat hij niet kon uitsluiten dat bepaalde leden van de Zweedse moslimgemeenschap hun eigen is­lamitisch geweten zouden volgen en haar vermoorden. Wat een nette manier om een dreigement te uiten en tegelijk alle verantwoordelijkheid af te wijzen.

    Intussen is het zonder meer juist dat de Belgische moslims zich behoorlijk gedragen en islam-kritici geen strobreed in de weg leggen: tot nu toe gaat de intellektuele terreur die de islam tegen kritiek moet afschermen, uit van niet-moslims zoals Uzelf. Lenin had daar een speciale term voor.

 

2.3.5. Hetze

    U hoeft het woord "hetze" in verband met Achille Moerman heus niet tussen aanhalingstekens te plaatsen, want de stemmingmakerij tegen hem door enkele media-multikul­turalisten mag wel degelijk zo genoemd worden. Ze ging niet uit van de HPI-leerkrachten, zoals U beweert: hùn gedrag was juist het gevolg van de hetze. Wanneer een paar wolven iemand aanvallen, dan scharen schaapjes zich niet aan de zijde van hun slachtoffer, maar proberen ze integen­deel zelf wat wolfach­tige snuiten te trekken. Laster is een uiterst effektief wapen, zoals Noam Chomsky opmerkt, want de goegemeente legt de bewijslast meteen bij het slachtoffer. Ik heb dit zelf ook ondervonden.

    Uw hele brief door maakt U duistere toespelingen op mijn "geestesgenoten" die een "kruistocht" voeren, en over de "extremi­stische hoek" waarin ik zou thuishoren. Waar U die mosterd vandaan hebt, laat zich eenduidig afleiden uit Uw opmerking: "enkele jaren geleden, als ik mij niet vergis, liet hij er zich op voorstaan een 'KUL-medewerker' te zijn". Dit verhaaltje is gelanceerd door een marxis­tisch-leninistisch redakteur van De Morgen, in een artikel getiteld: "KUL-wetenschapper is VB-ideoloog".[3]

    De feiten betreffende mijn relatie met de KUL zijn dat ik toen meewerkte aan verschillende KUL-ak­tiviteiten, ondermeer publiceerde ik regelmatig in het inmiddels ter ziele gegane Inforiënt, en werkte ik (nog steeds trouwens) in mijn vrije uren aan een doktoraat. Ik zou dat niet als "KUL-medewerker" omschrijven, maar aangezien "medewer­ker" een vage en niet-beschermde term is, lijkt het me vanwege de Vlaams-Nationale Debatklub ook weer geen echte fout dat ze mij in een aankondiging zo genoemd heeft. Journalisten en or­ganizatoren van lezingen hebben nogal de neiging om het belang van gesprekspartners op te blazen, en wie niet tot enig es­tablish­ment behoort, krijgt willens nillens toch een institutioneel etiket opgekleefd. Vandaar bv. dat de psycholoog dr. Herman Somers, die in Leuven een labo heeft, door een journalist van het Belang van Limburg met de KUL geas­socieerd werd; wat prompt een boze brief vanwege de rektor opleverde, dat "Somers het recht niet heeft, zich KUL-wetenschapper te noemen". Somers heeft zich zo niet genoemd, maar gewone mensen hebben zoveel ontzag voor akademische status dat ze die vanzelf toekennen aan iemand die echte geleerdheid blijkt te bezitten.

    De DM-redakteur wilde mij met alle geweld als "KUL-wetenschap­per" voorstellen omdat hij met zijn aanval op mij terloops ook eventjes de KUL hoopte te treffen. De haat tegen nominaal katholieke instellingen zit er bij bepaalde vrijzinnigen (eens te meer) nog steeds diep in, zelfs bij iemand die destijds als Veto-redaktiesekretaris jaren­lang van het rijkelijke KUL-manna genoten heeft en op KUL-kosten zijn eigen ideologische propaganda kon voeren, tot en met afrekeningen met medestudenten (ondermeer leidend tot een proces dat hij in eerste aanleg en in beroep verloren heeft). In ieder geval, dat ik mij ooit enige valse KUL-status aangematigd heb, is een leugen; wat U niet belet om ze via een lezersbrief nog maar eens verder te versprei­den.

    En ik moet toegeven dat U de kunst van de insinuatie goed beheerst: zonder Uzelf op een onware uitspraak te laten vastpinnen, alleen een schuine hint geven, heel ekonomisch, bv. door aan­halingstekens te plaatsen rond mijn akademische titels en huidige funktie. Met een kleine moeite helpt U zo om het totaal uit de lucht gegrepen praatje dat Koen Elst zich een valse akademische status toeëigent, een eigen leven te doen leiden.[4] Blijkbaar zijn alle middelen goed om islamkritici te intimideren. Ook dr. Somers krijgt, als "vrijzinnige" (in de eigenlijke, niet in de sektaire zin) èn als "psycholoog", van die twijfel­zaaiende aanhalingstekens opgespeld, en U zegt zelfs expliciet dat hij door mij bij deze gelegenheid tot die status "gepromoveerd" is. Dat gaat al verder dan de insinuatie. Gezien het extreem grote belang dat akademici aan titels en aan reputaties hechten, moeten juist zij elke zweem van medeplich­tigheid aan het besmeuren van iemands goede naam vermijden; doen ze dat niet, dan moet hen dat navenant zwaar aangerekend worden.

    Wat dan het eigenlijk opzet van dat DM-artikel betreft: natuurlijk ben ik geen "VB-ideoloog", en de goede lezer had trouwens gemerkt dat de redakteur in zijn artikel de in de titel gelanceerde beschuldiging niet hard maakt; zoals dat met de ronkende titels van de boulevardpers wel meer gebeurt. Ik praat echter wel met VB-ers, ook al is het dan om van mening te verschil­len (bv. over hun voors­tel voor aparte scholen, dat ook door de integristen gedaan wordt, en dat met de door U bepleite sub­sidiëring van de islam veel gemakkelij­ker uitvoerbaar wordt). Deze niet-boycot is voor de politiek korrekte orthodoksie blijkbaar on­verdraag­lijk. Zoals prof. Rik Pinxten zei op het door U gemeden islamdebat op de Gentse Feesten: de boycot van zgn. "racisten" door het "anti-racistisch" establishment is een nieuwe variant op het welbekende gedragspatroon van sekten die de waarheid in pacht menen te hebben en bijgevolg andersdenkenden kunnen verdoemen of exkommuniceren.

    Het meest pluralistische (bovendien tweetalige) islamdebat dat ik al heb meegema­akt, was georganizeerd door de VB-Jongeren: in het panel zaten mensen van het VB, de Vlaamse Moslim-Partij, het pas opgerichte WOW, Uw mede-onder­tekenaar prof. Yahya Michot, en onder­getekende; een Agalev-Marokkaan had ook toegezegd maar mocht niet van zijn partij, net als een Milli Görüs-Vlaming. Allemaal "VB-ideoloog" zeker? Het was een zeer tegensp­rek­elijk maar tevens zeer hartelijk debat, en prof. Michot zei tot de VBJ-organizatoren: "U en ik, we zijn beiden pestlij­ders, het is al goed dat me met mekaar kunnen praten". "Les extrêmes se touchent", beweert U; au moins, ils se parlent! Intussen weigerde een linkse vereniging die normaal in het belendende UIA-lokaal vergadert, haar aktiviteit te laten doorgaan uit protest tegen ons debat; dit nadat pogingen om het te doen ver­bieden, mislukt waren. Ik weet inmiddels wel in welke hoek zich de toenemende onverdraagzaamheid situeert.

    Wellicht heb ik er verkeerd aan gedaan, die "VB-ideoloog"-lasterkam­panje (het is niet bij dat ene artikel gebleven) zonder gerech­telijk gevolg te laten, want feit is dat de schade die dit soort laster voor iemands loopbaan aanricht, enorm kan zijn. Bij mij was ze dat niet, enkel en alleen omdat mijn bekende standpunt over de islam mij toch al tot persona non grata in fat­soensbekom­merde milieus gemaakt had (ondermeer veto's tegen lezingen en deelnames aan colloquia door mijzelf aan drie Vlaamse univer­siteite­n).

    Het incident heeft me wel wat eerstehandse informatie op­geleverd over de kwaliteit van de "kritische zin" waarin onze akademici getraind zouden moeten zijn. Als de ordinairste viswijven namen ze het lasterpraatje over, met grimmige blikken kwamen ze van mij een uitleg eisen (want hun bron in vraag stellen, dat kwam niet bij hen op), en ik heb ook heel wat afgelachen met de transfor­maties die het praatje ondergaan had nadat het een aantal akademische oren en monden gepasseerd was. Uit het feit dat U in Uw brief alleen maar alludeert op dit praatje, en het niet letter­lijk citeert, mag ik wellicht afleiden dat U er intussen toch aan gaan twijfelen bent. Proficiat.

    U noemt Achille Moerman ook nog een "ayatollah". Nou, dat is sterk uitgedrukt. Als U geen professor was, dan zou ik vragen: waar lopen die grote woorden met dat ventje naartoe? U bedoelt blijkbaar dat dhr. Moerman al net zo onverdraag­zaam is als de ayatollahs; daarvoor ligt de bewijslast dan bij U. Wie een beschuldiging uit, is ipso facto schuldig aan laster, totdat hij het bewijs voor zijn aantijging levert. U slingert wat scheldwoor­den in het rond, maar levert zulk bewijs in het geheel niet, dus... Ik in ieder geval ken Achille Moerman als een humanist die zich altijd tot de dialoog bereid getoond heeft, ook bv. met Lucas Catherine (die voor dialoog en diskussie uiteraard bedankte) toen die met een brievenk­ampanje tegen hem en tegen mijzelf begon.

    Ik stel inmiddels voor om de betekenis van de woorden te respekteren: een ayatollah ("teken van Allah") is een bepaalde rang in de geestelijkheid van een bepaalde islamitische sekte. Wie van de twee, Uzelf of Achille Moerman, staat er dan het dichtst bij de ayatollahs? Wie van U twee zou het eerst opgeknoopt worden als de ayatol­lahs het hier voor het zeggen zouden krijgen? Ik stel vast dat mensen die over de islam dezelfde standpunten innemen als Moerman, op last van de ayatollahs uit de weg geruimd zijn. Ik stel ook vast dat de radikale moslim-organizaties in Europa, de gelijkgezinden van de ayatollahs ("Ik ben soenniet, maar ik ben volgeling van Chomeini", aldus Ahmed Huber, Zwitsers bekeerling), allemaal op de "gelijkbe­rechtiging van de islam" aandringen, samen met U. Indien ik met hetzelfde gemak het etiket "ayatollah" op mijn medemen­sen zou plakken als U doet met Achille Moerman, dan ken ik toch een betere kandidaat.

 

 

2.4.6. Het spook van de islam

    U beweert dat ik "het dreigende spook" van de islam oproep, dat "uit is op wereldheerschap­pij", en dat ik dit bovendien doe "om de Belgische moslim-bevolking verdacht te maken", hetgeen mijn "beproefde taktiek" zou zijn. U begrijpt er blijkbaar werkelijk niets van, of U schrijft mij op onduidelijke gronden allerlei standpunten toe die het U argumentatief gemakkelijk zouden maken. Ik kan het maar best zelf eens uitleggen.

    Dat de islam uit is op wereldheerschappij, is inderdaad mijn verklaarde standpunt, en ook dat van de Koran, de Hadith, en van talloze islamitische theologen en politieke leiders doorheen alle veertien eeuwen van de islamges­chiedenis. Het wordt ontkend door onze wensdenkende multikulturalisten, die de ongelooflijke pretentie koeste­ren dat zij het over de islam eens beter zullen gaan weten dan de gezaghebbende bronnen van de islam zelf.

    Daaruit volgt niet dat de islam een "dreigend spook" is. De islam is geen "spook" en ook niet "des duivels", maar is een bijzonder ongelukkige cocktail van enerzijds traditionele rituele voorschriften en waarden (die wat verouderd kunnen zijn maar zeker niet absoluut verwer­pelijk, en die de islam in de ogen van zijn volgelingen en anderen respektabel maken) en anderzijds uiterst onspiritu­ele menselijke drijfveren, in voorbeeldige praktijk gebracht door een zekere Mohammed: zelfverheerlijking, enggees­tigheid, haat, eigengerech­tigheid, heerszucht. Deze kombinatie is een suksesformule gebleken, die een massa goedaardige mensen weet te binden aan en te motiveren voor het heerszuchtige en onverdraag­zame projekt van Mohammed.

    De islam is geen boeman die gekreëerd is door Westerse belangengroepen, evenmin als de zeer reële dreiging van het kommunisme dat was. Wie trouwens de beleidsdaden van de Westerse regeringen en de tendenzen in de Westerse media bekijkt, ziet geen spoor van een poging om de islam tot boeman te promoten. Als er al van partijdigheid sprake kan zijn, dan is het ten gunste van de moslims. Zo staan de schijnwer­pers van de media èn van de VN op Bosnië gericht, niet op Soedan, en daarbij worden de onbeschroomd in­tegris­tische plannen van Izet­begovic zorgvuldig buiten beeld gehouden of zelfs ontkend. Aangaande het Indisch subkon­tinent zitten de Angelsaksische persagentschappen, die de hele infor­matiestroom kontroler­en, al decennia lang op dezelfde golflengte als de Britse en Amerikaanse overheden: voluit pro-moslim en anti-hindoe, pro-Pakistan en anti-India. Wie het van dichtbij meegema­akt heeft, weet bv. dat de inter­nationale beeldvorming rond het Ayodhya-konflikt op het karikaturale af in pro-moslim zin verdraaid was.

    In het nieuws over het Midden-Oosten is er volstr­ekt geen aandacht voor de vervolgingen van de kristenen, de jezidi­'s, de bahai's e.a. Zelfs de Pales­tijnse kwestie heeft, zelfs in joods-gedomineerde media, nooit tot kritiek op de islam als zodanig aanleiding gegeven. Het American-Israeli Political Affairs Committee in Washington (de veelgenoemde "joodse lobby") heeft expliciet als politiek om de islam als doktrine of de moslims als gemeenschap nooit aan te vallen; wil men landen als Egypte en Saoedi-Arabië niet tegen zich in het harnas jagen, dan is dat ook volkomen logisch. Dr. Daniel Pipes, in de VS de bekendste kritikus van de hedendaagse militante islam, heeft mij persoonlijk gezegd dat hij nooit de islam zelf in vraag stelt, alleen het "fundame­ntalisme"; hij vindt dat doeltre­ffender, ik vind dat oppervlakkig. De VS steunen integris­ten aller­hande, in Afghanistan en Kasjmir, Koeweit en Saoedi-Arabië, en bereiden zich voor op zakendoen met een FIS-regering in Algerije. Kortom: er is absoluut geen machtige promotor aanwezig om kunstmatig een niet-bes­taande dreiging van de islam te propageren. Wie de islam als een dreiging wil afschilder­en, zal het op eigen kosten moeten doen.

    Maar het is niet omdat de Westerse overheden en intelligentsia niet in een dreiging vanwege de islam geloven, en ook niet van enig verlangen blijk geven om het geloof in zo'n dreiging te propageren, dat die dreiging niet zou bestaan. Verderop zullen we op de internationale dimensie ingaan, nu eerst op de perspektieven voor Bel­gië.

 

 

2.4.7. De Belgische islamitische republiek

    Hoewel ik mijzelf niet wijsmaak dat het integrisme afwezig is onder de Belgische moslimbevolking (of er alleen maar van buitenaf in "geïnfiltreerd" is, zoals pater Leman aan de Gazet van Antwerpen verklaarde), verdenk ik er in principe geen enkele Belgische moslim van, konkrete plannen voor de onderdrukking van de niet-moslims te beramen. Noch de brave sloebers die uit de Berberse bergdorpen, met wat sympathiek primitief bijgeloof (maraboutisme e.d.) als voornaamste ideologische bagage, naar hier gekomen zijn met geen ander doel dan hun brood te verdienen; noch de simpele zielen die zich hebben laten bekeren om te kunnen koket­teren met het fabelach­tige soefisme of om de hand van een mediterrane schone; noch zelfs de integris­ten.

    Hoewel U het gemeen bedoelt, hebt U eigenlijk gelijk wanneer U mij enige sympathie voor de integristen toeschri­jft. Zoals ook de DM-redakteur onbedoeld gelijk had met zijn duistere insinuaties over "het dubbelleven van Koen Elst". Inderdaad, ik ben zeer kritisch tegenover de islam, maar anderzijds kan ik best opschieten met moslims. Anders dan vele villa-bewonende ondertekenaars van Uw manifest ga ik regelmatig om met immigranten, en ook in Pakistan wist ik me best wel aan de moslim-omgeving aan te passen. Ik weet dan ook uit ervaring dat de integristen doorgaans gewoon mensen zijn die uit kollektief zelfrespekt de religie die ze van huis uit meegekregen hebben, willen hooghouden en ernstig nemen: een volkomen respektabel streven, dat zij gemeen hebben met de postkoloniale generaties in de hindoe, indiaanse en bepaalde Afrikaanse kultuurgebieden. Daar waar de "gematigde moslims" een kompromis maken tussen enerzijds de islam en anderzijds vóór-islamitische en moderne kultuurelementen, willen zij de volledige konsekwentie trekken uit hun moslim-iden­titeit. Dat is alvast eerlijker dan de salon­mos­lims die modieuze waarden (bv. verdraag­zaamheid jegens Rushdie) vlug-vlug het etiket "i­slamitisch" opplakken om althans naar hun eigen aanvoelen zowel met de moderne als met de moslimwereld goed te staan.

    Het probleem met de integristen, en met onze moslim­bevolking in het algemeen, is natuurlijk niet dat het om kongenitale barbaren zou gaan. Het gaat om doorgaans goede mensen, van wie echter op basis van historische ervaring perfekt voorspelbaar is dat zij in welbepaalde omstan­digheden, waarvan op basis van bestaande trends ook weer te voorzien is dat zij tot stand zullen komen, onze vijand zullen worden. Wat daar, bij afwezigheid van een vooruitziend en doortastend beleid, noodwendig toe zal leiden, wat noodwendig goede mensen tot haatdragende vijanden van andere goede mensen zal maken, is de inhoud van de religie waaraan zij uit sentiment of traditi­etrots (niet uit weloverwogen ideologi­sche keuze) gehecht zijn. Want de islam predikt haat en on­verdraag­zaamheid jegens andersdenk­enden; en zelfs als we deze emotionele geladenheid van de afwijzing van de Ander wegdenken, predikt de islam alles­zins de institution­ele ongelijkheid van de moslims (die de politieke macht moeten grijpen) en de niet-moslims (die als derderangsburgers hoogstens gedoogd zullen worden).

    Velen weigeren dit te zien omdat zij misleid zijn door de pluralistisch-gezinde verklaringen van moslim-zegslied­en in ons midden. Zij schijnen Mao's richtlijn voor de oorlog vergeten te zijn: "aanvallen waar de vijand zwak is, terugtrekken waar de vijand sterk is". Bij de huidige krachtsverhoudin­gen is een islamitische machtsovername in het geheel niet aan de orde; alleen een zeer slecht strateeg zou nu een kontrapro­duktieve poging daartoe op de agenda plaatsen. Volg dan liever het voorbeeld van Mohammed, die eerst van het heidense pluralisme gebruik maakte om zijn nieuwe doktrine te propageren, maar toen hij sterk genoeg stond dit pluralisme vernietigde. In dit stadium is het zaak, van het heersende plural­isme maximaal gebruik te maken om institution­eel voet aan de grond te krijgen; wanneer dan later de geboortecij­fers en de immigratie uit de (demograf­isch verder exploder­ende) moslimlanden de numerieke verhoudingen gewijzigd hebben, kunnen ambitieuzer plannen ontvouwd worden.

    Want let wel: de moslim-bevolking stijgt in hoog tempo. Uit kringen rond pater Leman verneem ik dat er jaarlijks 4500 huwelijk­spartners van moslim-migranten in ons land nieuw immigreren (voor Nederland noemt De Groene Amsterdam­mer 8000 legale moslim-immigran­ten door huwelijk per jaar); dat er jaarlijks een 1000 Belgen zich tot de islam bekeren; en dat in weerwil van de hoopvolle bewerin­gen van sommige onder­zoekers en jour­nalisten, het geboor­tecijfer bij moslims nog steeds veel hoger is dan bij anderen. In Libanon was er maar één generatie nodig om een duidelijke kristelijke meerder­heid in een duidelijke moslim-meerder­heid te veranderen. Daarbij komt dat de migratiedruk vanuit Noord-Afrika de komende decennia enorm zal toenemen. Het veel­gehoorde argument dat het maar om een kleine minderheid gaat, is dus zeer vergankelijk. In Maleisië was een moslimper­centage van 51% genoeg om de islamitische republ­iek uit te roepen; in India was 23% in 1947 genoeg om het uitkerven van een islamitische staat af te dwingen (kostprijs: 600.000 doden en meer dan 10 miljoen vluch­telingen, plus decennia lang zeer hoge defensiebudgetten), en is vandaag 12% genoeg om voor voortdur­ende spanningen en frek­wente rellen te zorgen. Het is zeer wel mogelijk dat er in 2020 in België 12% en in Brussel 51% moslims zullen zijn.

    Voor een moslim-dreiging zijn er echter twee dingen nodig: een kwantitatief voldoende sterke aanwezigheid (en die lijkt wel onafwendbaar), en de intensiteit van de islamitische overtuiging. Het VB denkt op het eerste te kunnen ingrijpen, maar afgezien van ethische bezwaren is er een praktisch hindernis: tegen de tijd dat het voor dat terugkeerbeleid een meerderheid vindt, is het al te laat. Het is op het tweede punt dat we iets kunnen doen: de moslims de-islamizeren. Er zijn zelfs mensen die geloven dat de blootstelling van moslims aan de Europese kultuur een emancipatie- en Verlichtingsbeweging binnen de moslim­gemeenschap zal op gang brengen, die ook hun thuislanden zal aansteken.

    Professor Etienne Vermeersch verklaarde op het door U geboyc­otte islamdebat dat hij het door hemzelf door­gemaakte proces van geloofsafval niet direkt op grote schaal een haalbare kaart achtte, en dat we het in afwach­ting zullen moeten doen met een hervormde islam, te vergelijken met de softe tandeloze kristelijke theologie van Schillebeeckx c.s. Daar de islam een veel smallere basis heeft dan het kristendom (waar je neoplatoonse invloeden tegen oudtes­tamentische kan uitspelen enz.), met veel eenduidiger bepalingen in theologische en juridische kwesties, lijkt het me in principe al veel moeilijker om de islam dezelfde evolutie te laten door­maken: veel sneller dan in het kristendom komt de hervormer van de islam op een punt waar hij onmiskenbaar buiten de grenzen van zijn religie staat en door zijn kollega's teruggefloten wordt.

    Bovendien is een humanistische islam zo tegengesteld aan de werkelijke islam, dat hij intrinsiek labiel moet zijn: als islam­leraars hun eigen propaganda gaan geloven en aan hun leerlingen "een religie van verdraagzaamheid en broedersc­hap met alle mensen" gaan aanleren, dan gaan die leerlingen natuurlijk de tegenstelling met de leer en het voorbeeld van Mohammed opmerken. Mohammed erkende niet één maar twee mensheden, de gelovigen en de on­gelovigen, en verordende de onverdraagzaamheid en de vijandschap totdat de ongelovige helft ophoudt te bestaan. Men kan de gemiddelde mens een tijdlang met kontradikties doen leven, maar men kan niet iedereen voor onbeperkte tijd tegelijk de verdraagzaamheid èn Mohammeds profeetschap doen belijden. Een in verdraag­zame zin hervormde islam is dus wellicht de meest realis­tische optie, maar dit kan nooit meer dan een overgangsfase zijn, ofwel terug naar de onverkorte anti-humanistische islam, ofwel naar de verdwij­ning van de islam. 

    In ieder geval zal de hervorming in de islam er niet komen zolang de islam tegen kritiek afgeschermd wordt. In diskussies met het VB krijg ik altijd ongeveer deze tegenwerping: "Hoe ga je, in de race tegen de tijd die ons opgedrongen wordt door de demografis­che opmars van de islam in ons land, tijdig de islam langs intellektuele weg onschadelijk maken? Mocht zoiets al kunnen, dan zou het nog te laat resultaat hebben, en in ieder geval wordt er nu op de islam helemaal geen intellektuele druk uitgeoefend die hem tot zelfkritiek en zelfhervorming zou kunnen brengen. De enige betrouwbare strategie is bijgevolg, de islam hier fysisch te verwijderen d.m.v. het terugkeer­beleid." Het zijn degenen die islamkritiek proberen te sanktioneren, degenen die organizatoren opbellen om hen tegen mij te waarschuwen als ze mijn naam op de affiche zien staan, degenen die schuimbekkende brieven naar Trends schrijven om mijn artikels over de islam in een kwaad daglicht te stellen, die bezig zijn het VB gelijk te geven.

    De Bosnische president Izetbegovic, in onze pers regelmatig geprezen als een modern pluralistisch Euro-moslim, schrijft in zijn Islamitische Verklaring, geheel in overeenstemming met de politieke leer van de islam: "Er kan geen vrede of koëxis­ten­tie bestaan tussen het is­lamitisch geloof en niet-is­lamitische maatschap­pelijke en politieke instel­lin­gen. De is­lamitische beweging moet en kan de macht grijpen zodra ze moreel en numeriek sterk genoeg is, niet alleen om de niet-is­lamitische macht te vernietigen, maar om een nieuwe islamitische macht op te bouwen." Zodra de islam er numeriek sterk genoeg voor is, komt onvermijdelijk de instelling van een is­lamitische staat op het programma. Tegen dat het zover is, kan de islam al geïmplodeerd zijn, bv. door zijn bewezen onvermogen om in zijn kerngebieden de sociaal-ekonomische doorbraak te verwezenlij­ken waarin socialisme en Arabisch nationalisme gefaald hebben. Maar zeker is dat niet, en een volwassen veilighe­idsbeleid moet ook met andere dan de meest optmistische scenario's rekening houden. Laten we ons dus eens de reële mogelijkheid indenken dat onze moslimbevolking op zekere dag om de islamizering van de instellingen begint te roepen.

    Er is dan niet veel meer nodig voor een konflikt dat ik mijn kinderen liever bespaar. Eens de eskalatie begint zullen ook de twijfelende brave mensen gauw genoeg weten of ze in het "moslim" danwel in het "ongelovige" vakje thuishoren. We hebben het in Joegoslavië gezien: een paar welgemikte kogels, en in een oogwenk is elke Joegos­laaf weer Serviër, Kroaat of Moslim, bereid om de niet-stam­genoten van hiernaast om te brengen vóór zij de kans krijgen om met ons hetzelfde te doen. Het typische verhaal van de hindoe-vluchtelingen uit Kasjmir is dat die moslim-buurman met wie ze zoveel jaren multikultureel hadden samengewoond, begin 1990 hun vader uitnodigde voor een spelletje schaak, om hem dan na een hartelijke begroeting dood te schieten. Er is niet veel nodig om brave mensen tot bloeddorstige krijgers te transformeren, en een ideologie van de haat kan dit verschijnsel op grote schaal reproduceren.

    Het ontbranden van haat kan natuurlijk tussen elke twee groepen gebeuren (Rwanda, Sri Lanka, Angola enz.), maar een door God zelf verordende doktrine van onverdraag­zaam­heid, Heilige Oorlog en mar­telaarschap zal de zaak zeker vererge­ren. Wat elders een men­selijke onvolmaaktheid is, een kwaad dat men niet altijd kan verhinderen maar waarvan men geleerd heeft dat het een kwaad is, wordt in de islam tot een religieuze plicht verheven. Wat elders een ver­gankeli­jke opflakkering van agressie is, wordt in de islam theologisch verduur­zaamd.

    Er is ook een andere mogelijkheid. Er hoeft helemaal geen konflikt te komen, nl. als we de islam gewoon zijn zin geven. Zou het nu zo erg zijn, in een moslim-land te wonen? Bovendien heeft ook de islam niet het eeuwige leven: kan er in een islamitische staat geen revolutie van binnenuit komen? Ikzelf ben ervan overtuigd dat de islam geen lang leven beschoren is, en dat hij ook in zijn kernlanden zal verdwijnen. Het duizendjarige Sovjet-rijk is ter ziele gegaan, en zelfs een zegevierend Nazi-Duitsland zou inmiddels door binnenlandse oppositie ook allang onherken­baar hervormd en gehernormalizeerd zijn. Maar is dat reden genoeg om het te laten gebeuren? De Sovjet-Unie heeft maar 74 jaar bestaan, een oogwenk in de geschiedenis, maar wel een heel mensenleven, een verwoest leven voor tientallen miljoenen individuen van verschil­lende generaties, tientallen miljoenen dodelijke slachtof­fers, met een sociaal-ekonomische en ekologis­che nasleep die nog decennia lang problemen zal scheppen. Een Belgische islamitische republiek is het einde van de wereld niet; maar laat degenen die daarvoor het pad effenen, het tenminste duidelijk zeggen.

    De enige manier om dit scenario te voorkomen, behoudens het nauwelijks haalbare en nog minder wenselijke terugkeer­beleid, is de islam van binnenuit doen verzwakken, tandeloos doen worden zoals het kristendom, een traditionele huls met een steeds moderner en steeds minder islamitische inhoud, die vervolgens door een gede-is­lamizeerde moslimbevolking achteloos weggeworpen zal worden. Dit zou vanzelf kunnen gebeuren, door faktoren die we niet voorzien en die bv. met de komende heidens-Oost-Aziatische dominantie kunnen te maken hebben; maar mij lijkt het veiliger en eervoller, daar zelf het nodige toe bij te dragen.

 

2.3.8. De islam bestaat

    Eén van de door PR-mensen van de islam veelgebruikte verstrooi­ingstaktieken om kritiek op de islam te hinderen, is de bewering dat "de islam niet bestaat". Ter staving van die bewering trapt U een aantal open deuren in, bv. dat de islam geen Kerk is, niet hiërarchisch gestruktureerd is, verschillende rechtsscholen en sekten kent, enz., met daarbij de weinig flatterende vraag "of KE dit zelfs niet weet". Terloops geeft U daarbij een typisch staaltje ten beste van de grootscheepse rationalizering van de rauwe ontstaan­sgeschiedenis van de islam: de splitsing in sekten zou gebeurd zijn ten gevolge van een "al te grote kulturele diversiteit". Dat klopt niet met de historiek van die splitsin­gen: het waren mensen met dezelfde kulturele achtergrond die zich afscheu­rden om louter doktrinale en materiële (chari­djieten) resp. om dynastieke redenen (sjiïeten). De pluraliteit in de schoot van de islam is door de overmacht van de gebeurtenissen tot stand gekomen, en is zeker niet het gevolg van een pluralistische filosof­ie.

    Maar goed, de islam is niet monolithisch. Uw eigen voorbeeld dat "er opvallende verschillen bestaan tussen de moslimgemeenschap­pen in de verschillende landen" levert een goede illustratie van hoe we die interne verschillen binnen de wereld-islam moeten begrijpen. Elk van die landen heeft een andere voor-islamitische traditie, en staat aan andere buiten-islamitische invloeden bloot. Wat wij de Turkse islam noemen, is de resultante van de interaktie tussen de islam, die overal hetzelfde is, en de niet-islamitische elementen die typisch Turks zijn. De Maleise islam verschilt daarvan door de typisch Maleise niet-islamitische elementen, maar de islam-komponent is in de Turkse en de Maleise islam precies dezelfde. De diversiteit in de moslimwereld bestaat dus niet door maar ondanks de islam. De islam zit nu eenmaal met de men­selijke beperking dat hij tijd nodig heeft om niet-is­lamitische attitudes en kul­tuurelementen uit te roeien; vandaar dat de Maleise en Indonesische moslims nog steeds de hindoe Ramayana tot hun eigen kultuur rekenen -- althans tot voor kort, want de Maleise regering en islamistische propagan­dateams doen hun best om de opvoeringen van de Ramayana in moslim-gemeensch­appen uit te roeien. En zo wordt de islamwereld steeds uniformer: de niet-islamitische elemen­ten worden bij elke opflakkering van islamistisch en­thoesiasme weer wat verder uitgeroeid.

    Even een zijsprong naar het land dat vaak genoemd wordt als tegen­voorbeeld tegen het fanatisme van de islam: Indonesië. De moslim-meerderheid valt er uiteen in twee groepen: de santri of echte moslims, en de abangan, de oppervlakkige moslims die allerlei animistische of hindoe-boeddhistische gebruiken in ere houden. De stichters en leiders van Indonesië behoren tot de abangan en zijn gevormd in de sekuliere kontekst van de Nederlandse of Japanse legers en administraties. Het gelukkige gevolg is dat Indonesië geen islamitische staat geworden is, niet door een pluralistische trek in de islam dus, maar door de zwakheid van de islam ook onder nominale moslims. Een sekuliere staat is het echter ook niet: het monotheïsme is er verplicht, zelfs als een Boeddha of Ganesja voor zijn volgelingen eigenlijk een heel ander statuut heeft dan Allah voor de moslims. Atheïsme is er echter verboden, en onze pro-moslim vrijzinnigen knopen dit best goed in hun oren. Het waren vooral moslim-milities die in de jaren '60, onder het motto "dood aan de atheïsten", de massamoord op de vermeende kommunisten uitvoerden. Deze moordpartij trof vooral de Chinezen, meestal liberaal-gezinde han­delaars, maar evengoed "ongelovigen". Dat de verplichting tot monotheïsme geen lacheding is, drong toen ook tot de animistische bevolking door, die bij gebrek aan een monotheïsti­sch uitziende kultus vaak nominaal tot de islam of, waar deze dominant zijn, tot de andere erkende religies overgingen, om vooral niet als "atheïst" afgemaakt te worden.

    De reaktie van de echte moslims is intussen konform aan het internationale patroon: in hun hartland Aceh is er een afscheidingsbeweging tegen de niet-is­lamitische staat, en in het hele land is er een zware sociale druk op de niet-moslims. De overheid heeft moslim-settelaars ook de vrije hand gegeven om West-Papoea en Oost-Timor met alle middelen te islamizeren om er elke eventuele religieuze aanleiding tot separatisme te smoren. In Indonesië is er dus een soort evenwicht tussen is­lamitische en andere krachten, maar spijts dit wat komplek­sere totaalbeeld zijn ook daar de typische tendenzen uit de moslimwereld te herkennen.    

    Terug dan naar de andere moslimlanden. Hoe komt het dat een vergelijking van de wetboeken van landen met meer dan 50% moslims, bv. tussen de aanvankelijk bij de dekolon­izering (of zelfstandige aanname van een moderne bes­tuursvorm) opgestelde wetten, die van twintig jaar later, en die van vandaag, zonder uitzondering een toename van het is­lamitische element te zien geven, en een vererge­ring of gedurfder explicitatie van de diskriminatie van de niet-moslims? Zit hier een islamitisch wereldkomp­lot achter? Er zijn natuurlijk internationale organizaties die, ondermeer door de kontrole over fabelachtige fondsen, de islamizering van zowel de volkskultuur als de instellin­gen aanzienlijk stimuleren. Maar dat is niet de belangri­jkste reden; we zullen even voortgaan op Uw opmerking dat de islam "geen internationale klerus heeft" e.d. Dat is niet in principe zo, want het kalifaat (door de anti-is­lamitis­che modernist Atatürk afgeschaft) is bedoeld als unitaire regering van de hele moslim-gemeensch­ap, maar in de praktijk is er inder­daad geen centraal bestuur. Toch stellen wij vast dat de hele islam­wereld in dezelfde richting beweegt.

    De verklaring is eenvoudig: alle sekten en rechtsscho­len zijn het er bij alle diversiteit helemaal over eens dat niet-moslims hoogstens als ondergeschikten mogen gedoogd worden. Sommigen zijn daarin radikaler dan anderen, maar allen zijn het erover eens dat het gedogen van niet-moslims een gunst is, waarop dezen geen recht kunnen laten gelden: zij leven slechts bij de gratie van een welwillende islamitische overheid, die zij dan ook door nederigheid en gehoorzaamheid in goede stemming moeten houden. De enorme dreun die de recente Westerse dominantie aan het zelfvertrouwen van de islam bezorgd heeft, samen met de gewijzigde moderne omstan­digheden, weerhoudt de meeste islamitische landen ervan, de middeleeuwse dhimma (eenzijdig gedoogcharter vanwege het kalifaat dat de niet-moslims "bescherming" beloofde, nl. tegen de tegen hen opgehitste moslim-bevolking, in ruil voor de aanvaarding van allerlei uitingen van ondergeschiktheid en een hoge gedoogbelas­ting) integraal weder in te voeren. Maar de geest van de dhimmi-regeling is alom en steeds sterker aanwezig in de bejegening van de minderheden in alle moslim-landen, doodeenvoudig omdat de moslims overal in dezelfde Koran en dezelfde Tradities van de Profeet geïndoktrineerd worden, die de religieuze grondslag voor de onderdrukking van de niet-moslims leveren.

    De relatie tussen de schriftuurlijke basis van de islam en de feitelijke gang van zaken in de moslimwereld, is als die tussen een magnetisch veld en ijzervijlsel. Waar het vijlsel licht is (weinig traagheid stelt tegenover de impuls van het veld om zich naar de veldlijnen te richten) en het magnetisch veld sterk, daar zal een mooi veldlijnen­patroon zichtbaar worden. Waar het vijlsel zwaar is en dus meer traagheidsweerstand biedt, of waar een oneffen oppervlak de beweging van het vijlsel hindert, of waar het veld zwak is, daar zal het vijlsel in geringere mate het patroon van de veldlij­nen aannemen. Er is maar één magnetisme, maar het resul­terend ijzervijlselpatroon is verschil­lend, afhankelijk van de relatieve sterkte van het magnetisme.

    Zo zijn er enkele Westafrikaanse landen in de Franse neokoloni­ale invloedssfeer waar het overwicht van het Franse model (de traagheid van het vijlsel) nog erg sterk is, en daar zal nog meer islamitisch élan (de magnetische veldsterkte) nodig zijn om het is­lamitische model op te leggen. Maar eens het élan sterk genoeg is, kan zelfs zware materie zich naar het islamitisch veldlijnen­patroon richten: Iran had in 1979 al een stevige traditie van toepassing van kultureel-politieke Westerse modellen, maar het islamitisch élan slaagde er gezwind in om de samenleving volgens het is­lamitisch model te reorganizeren. In Maleisië was het magnetisch veld van de islam, de islamitische in­doktrinatie, eeuwenlang erg zwak, en de weerstand vanwege traditionele vóór-is­lamitis­che instellin­gen erg sterk; gedurende deze eeuw heeft de tabligh-beweging (propaganda onder nominale moslims voor een meer is­lamitische levenswijze) de veldsterkte van het is­lamiti­sch bewustzijn zodanig opgevoerd, dat het typische veldlij­nenpatroon er snel zichtbaarder geworden is: islamitische republiek met islamitische symbolen, wet­telijke diskrimina­ties tegen de niet-moslims, restrikties op vóór-is­lamitis­che en niet-islamitische kultuuruitingen (van de Ramayana tot Schindler's List), wettelijk verbod op bekering van moslims tot een andere religie, steun aan islamitische belangen in andere landen.

    Het centraal bestuur dat de toestanden in de verschil­lende moslim-landen steeds meer naar éénzelfde patroon doet konvergeren, is niet zozeer een komplot ergens in een achterkamertje, maar is een faktor die voor iedereen zichtbaar is: de Koran en de bij­komende bronnen van het islamitisch geloof.

    Op het punt dat ons als niet-moslims het meest aangaat, de onverdraagzaamheid van de islam jegens de on­gelovigen, stellen we helemaal geen diver­siteit vast: elke sekte en elke rechtsschool leert dat de islam zodra hij er sterk genoeg voor is, de staatsma­cht moet grijpen en in is­lamitische zin hervormen, en dat de niet-moslims dan nog hoogstens als derderangsburgers gedoogd mogen worden. En elk moslim-land past dat principe ook toe, zij het in verschillende mate, nl. proportioneel met de plaatselijke inten­siteit van de islamizering, proportioneel met de uitwissing van niet-islamitische kultuurelementen. Er is dus wel degelijk één islam, die in de diverse landen echter ongelijkmatig aanwezig is.

    Dat voor wat het ons meest aanbelangende element van eenheid en uniformiteit in de islam betreft. Er is echter ook een fundamenteel leerstellig element dat ons toelaat de islam haarsch­erp te definiëren op een manier die ook elke moslim zal aanvaarden, en die grondig korte metten maakt met het foefje dat "de islam niet bestaat".

    U vraagt retorisch of ik "zelfs niet de meest elemen­taire noties bezit van de islamitische religie". Volgt dan een opsomming van weetjes over het rijke mohammedaanse leven, waarin echter de "elementairste notie" van de islam opvallend ontbreekt. De kern van de islam, dat is niet de reeks onderverdelingen die U aanhaalt, dat is zelfs niet de islamitische onverdraagzaamheid die mij bezorgd stemt over de toekomst van onze samenleving, maar dat is een geloof. Elke moslim verklaart te geloven: "Er is geen god behalve Allah, en Mohammed is Zijn profeet". Daarover zijn alle sekten en rechtsscholen het grondig eens. Deze geloof­suitspraak heeft als logische implikatie dat de openbaring via Mohammed, nl. de Koran, wel degelijk Gods woord is, en dus onbetwijfelbaar waar. Ook daarover zijn nog steeds alle moslims het eens. Dit geloof definieert ondubbelzin­nig "de islam", en wie beweert dat "de islam niet bestaat", moet mij maar eens een moslim vinden die deze geloofsbelij­denis verwerpt. Ik van mijn kant zal dan een reeks gevallen opsommen van mensen die rechtstreeks of on­rechtst­reeks deze geloofspunten in twijfel getrokken hebben en daarom als afvallige vervolgd zijn, d.i. als iemand die zich "buiten de islam" gesteld heeft. Deze geloofspunten bepalen dus glashelder de grenzen van de ene en ondeelbare islam.

 

2.3.9. De openbaring

    Het door mij en nu ook door U genoemde boek van dr. Herman Somers (ex-jezuïet, doctor in de Theologie, de Klassieke Filologie en de Psychologie), Een andere Mohamm­ed, stelt op wetensc­hap­pelijke wijze het definiërende geloofspunt van de islam in vraag. Het toont vanuit de psychopathologie aan dat de profetische pretentie van Mohammed een hersenschim was, dat hij geen openbaringen vanwege het Opperwezen kreeg, en dat de Koran een men­selijk, al te menselijk boek is. Dit betekent dat de islam op een vergissing berust.

    Voor U als vrijzinnige moet dat bekend klinken. Wie aan bepaalde vrijzinnige instellingen in dienst genomen wordt, moet een verklaring ondertekenen dat hij geen "geopenbaarde religie" belijdt. Een vrijzinnige is per definitie iemand die niet gelooft in een goddelijke openbaring. Voor vrijzinnigen was er dus weinig nieuws aan de ontdekking van dr. Somers dat Mohammeds persoon­lijkheid en gedrag wonderwel aan een welomschreven psychopathologi­sch syndroom beantwoordt, en dat de Koranische openbaringen overduidelijk van hal­lucinatorische aard zijn. Of de details van Somers' analyse nu kloppen of niet, en of Mohammed nu zelf in zijn openbaringen geloofde (zoals de psychopathologische these implicee­rt) danwel de anderen doelbewust iets wijsmaakte (zoals sommige middeleeuwse polemisten beweerden), maakt weinig verschil: voor de vrijzinnige is de belangrij­kste implikatie van dr. Somers' bevindingen op voorhand bewezen, nl. dat de Koran niet van bovennatuurlijke maar van menselijke oorsprong is.

    De konsekwentie is dat het uitgangspunt van de islam (Er is geen god behalve Allah en Mohammed is Zijn profeet) op een vergissing berust. Het wordt dus hoog tijd dat de ethiek en de wetten van een miljard mensen op een serieuz­ere gronds­lag gevestigd worden dan het verwarde samenraap­sel van ingebeelde openbaringen dat de Koran is. Tussen moslims krijg ik dan ook altijd een intens gevoel van medelijden: welk een verspilling, zich te richten op en te bekwamen in een dwaalleer (dat oude woord is hier objektief van toepassing), en het voorbeeld na te volgen van een ordinair mens die alleen in zijn eigen waan de uitverkoren laatste profeet was. Als de wet voorziet dat kinderen in België op staatskosten in die dwaalleer geïndoktrineerd kunnen worden, dan moet dat maar (de wet is een ezel, maar het is de wet); maar ik zou toch al het wettelijk mogelijke doen om ervoor te zorgen dat ze ook de nodige kennis en intellektuele vaardigheden opdoen om deze dwaalleer te doorzien.

    Het wil zo lukken dat dezelfde dr. Somers een gelij­kaardige diagnose gesteld heeft van Jezus en van enkele Oudtes­tamentische profet­en. De retorische ondertitel van zijn boek over Jezus luidt zelfs: "Was het kristendom een vergissing?" Somers toont aan dat de "openbaring" in de hele Abrahamische traditie (trouwens ook veilig te extrapo­leren naar sjamanisme en andere vormen van openbaring) een louter menselijk verschijnsel is, zonder goddelijke interventie of inkarnatie. Hij heeft hieruit ook de persoonlijke konsekwen­ties getrokken, nl. de Sociëteit en de Kerk verlaten. En hij pleit in de konklusie van zowel zijn boek over Jezus als dat over Mohammed voor een rijpere variant van het wetenschappelijk-humanistisch projekt van de Verlichting; hij is dus wel degelijk een "vrijzinnig" psycholoog, met "vrijzinig" niet in de sektaire maar in de eigenlijke zin van het woord.

    U neemt mij kwalijk dat ik het Jezusboek van Somers niet vermeld. Amerikaanse TV-detektives waarschuwen hun arrestanten altijd: "Al wat je zegt kan tegen je gebruikt worden", maar hier geldt blijkbaar: "Ook wat je niét zegt, kan tegen je gebruikt worden." In een bepaalde pers is het inderdaad de gewoonte dat wanneer iemand op een of andere smerige aantijging een repliek instuurt, en daarin wegens de beperkte toegestane ruimte alleen de hoofd­zaak behan­delt, de begeleidende n.v.d.r. dan triomfantelijk op al het niet-gezegde ingaat: "U verzwijgt dat... En U ontkent alvast niet dat..." In dit geval is er alleszins een zeer goede reden om Somers' boek over Jezus te "verzwijgen".

    Laat mij dus met een kort antwoord volstaan op Uw vraag: "Waarom vermeldt KE wèl het Mohammed­boekje van H. Somers en niet diens boekje over Jezus?" Wel, omdat het artikel over de islam ging en niet over het kristendom, natuurlijk. De dag dat kardinaal Danneels een schrijfster ter dood veroor­deelt, of dat de Belgische vrijzinnigen eens een manifest ten gunste van de katholie­ken opstellen, zal ik hen allen met plezier de bevindingen van Somers over Jezus onder de neus duwen.

 

 

2.3.10. Het belang van Mohammed

    Interessanter dan de domme polemische vraag waarom ik de kritische Jezusvorsing buiten beschouwing laat, is Uw aansluitende bewering over "de beperkte relevantie van dit soort van interpreta­ties". Dat de vraag of Mohammed werkelijk Gods woord ontving slechts "van beperkte relevantie" is, kan alleen door een niet-moslim beweerd worden, want wie de goddelijke oorsprong van de Koran niet als een zekerheid beschouwt, verwerpt ipso facto het definiërende geloof van de islam. Maar goed, als niet-moslims ondereen kunnen wij rustig dat geloof tussen haakjes plaatsen, en ingaan op Uw red­dingsfo­rmule voor een als irrationele vergissing doorziene islam.

    "Zoals dat ook het geval is met andere godsdienststich­ters, zijn in de Mohammedoverlevering mythen, legendes en historische feiten zo goed als niet van elkaar te ondersch­eiden", zo meent U te weten. In de 19de-eeuwse filologie was het de mode, historische feiten uit de niet-Europese historiografie onder te dompelen in een soep van legenden en ander onbetrouw­baars, en U zit nog steeds op dat spoor, samen met de progressieve theologen (Bultmann, Küng, Schillebeeckx) die het als feitenverhaal onderuit gehaalde evangelie trachten te redden door er een onverifieerbaar "geloofsv­erhaal" van te maken. Eén van Somers' grote ver­diensten is juist dat hij een uitwen­dig kriterium ontwik­keld heeft om de his­torici­teit van biogra­fie-elemen­ten e.d. te kontroler­en. Maar zelfs zonder dat, weten we intussen dat de filologen­manie om alle oude over­leveringen als sprookjes af te doen achter­haald is.

    Reeds in de 19de eeuw beves­tigde de opgraving van Ninive de Bijbelse Ninive-beschrij­ving, die toen door verlichte geleerden als fantasie beschouwd werd. Heden­daagse geleerden (bv. Zeitlin: Ancient Judaism) hebben aangetoond dat de meeste his­toriografische Bijbeltradities (bv. over de landname door Jozua) tot in de details historisch zijn. Dit in tegenstelling met de Evangeliën, welker samenste­lling inderdaad gepaard ging met enorme fraude, censuur, politiek berekende inlassingen en domme vergissin­gen; wat Somers niet ver­hinderd heeft om toch de historiciteit van bepaalde elementen in de per­soonsbeschri­jving van Jezus aan te tonen.

    Kijken we buiten de Abrahamische sfeer, dan vinden we ook elders tal van antieke historiografische fragmenten die akkuraat blijken te zijn. Troje was een mythe, tot Schliemann het ging opgraven. De Chinese genealogieën van de Shang-dynastie werden weg­gelachen totdat de opgravingen van de orakel­beenderen in de jaren 1920 aantoonden dat ze volledig juist waren. En mensen van het International Institute of Indian Studies zijn bezig met hetzelfde aan te tonen voor de historische gedeelten van de Indiase Purana's. We moeten natuurlijk niet in het andere uiterste vervallen en alle oude teksten gewoon voor waar aannemen, maar de bewijslast ligt voortaan bij degene die de antieke auteurs van vervalsing of mythevorming beschuldigt.

    Er is dus geen reden om te doen alsof we niets over Mohammed weten; integendeel, over geen enkel antiek godsdienststichter of -hervormer hebben we zulke gedetail­leerde gegevens. Volgens de islamitische bronnen zelf was Mohammed een roverhoofdman (82 karavaanraids waarvan hij er 26 persoon­lijk leidde); een gijzel­nemer, die zijn mannen toestond om de gijzelaars te verkrachten (mits interrup­tus); een afperser, die de joden van Chaibar slechts "gedoogde" in ruil voor de helft van hun inkomen (totdat hij hen helemaal niet meer gedoogde); een terrorist, die zijn kritici liet ombren­gen, zodat velen zich uit angst moslim verklaarden; een bijgelovige, die zich toelegde op de bekering van djinns (geesten); een fanatikus, die andermans eredienst verbood en de godenbeel­den kapot sloeg; en een slaaf­nemer en slavenhande­laar.

    Voor de joden was hij een valse profeet die halfbeg­repen Bijbel­ver­haaltjes vermengde met eigen belan­genbehar­tiging, en dat dan god­delijke openbaring noemde; voor de heidenen was hij een "getikte dichter" en een "bezetene". Op basis van de islamitische bronnen herkent de moderne wetenschap in hem een paranoial­ijder met sen­soriële hallucinaties en uitverkiezingswaan, en ziet de eerlijke multikulturalist in hem een onverdraag­zame Führer die Arabië judenrein maakte en er de sukses­volle multikul­turele samenleving vernietigde voor een homogeen is­lamitis­che. Mohammed verrijkte onze taal ook met de woorden kaffer (kafir), "niet-moslim", dus rechtmatige prooi voor is­lamitische slaven­halers, later verbij­zonderd tot "negersla­af"; en razzia (ghazwa), "roofoverval". Dat zo iemand op kosten van de Belgische staat aan onschul­dige kinderen als model voor­gehouden gaat worden, is werkelijk een merkwaardig sukses voor de vrijzinnige beweging.

    Maar volgens U doet de persoon van Mohammed er weinig toe, want: "De eventuele persoon­lijke 'psychologie' van zulke stich­ters leert ons zo goed als niets over de betekenis en kracht van de betref­fende religies als symbolische zin­gevingssys­temen." Hoewel er natuurlijk geen volmaakte proportionaliteit is tussen de richtlijnen en ideaalmodellen van een religie en het uiteindelijke konkrete gedrag van haar volgelingen, kan men toch moeilijk ontkennen dat het voorhouden van een fanatiek model zoals Mohammed een gelijkaardig fanatisme bij de volgelin­gen stimuleert. Het is niet noodzakelijk, in een terroris­tische profeet te geloven om zelf terrorist te worden (kijk maar naar de Khalistani's, het IRA, de ETA enz.),-- maar het helpt. De gijzelnemers en bommenleggers van de Hezbol­lah doen niets anders dan met moderne middelen Mohammeds voorbeeld in praktijk brengen.

 

2.3.11. Godsdienstsociologie vandaag

    Om mijzelf om te scholen en dat onverbeterlijk vertro­uwen op de feiten eerder dan op wensdenken af te leren, raadt U me aan om wat "noties van godsdienst­soc­iolo­gie" te gaan vergaren en de "wetenscha­ppelijke litera­tuur inzake het (moderne) fenomeen van het fundamen­talisme" door te nemen, ondermeer die van het Fundamen­talism Project.[5]

    Van dat laatste heb ik behoorlijk wat doorgenomen, evenals het meeste wat elders verschenen is over het "fundamentalisme" in het boeddhisme, het hindoeïsme en de islam. Heel veel boeken en artikels zijn dat, honderden, maar ik kom er rond voor uit dat ik vele alleen wat doorbladerd heb omdat ze meteen op het verkeerde spoor bleken te zitten.

    Bijvoor­beeld, de bewering dat het "fundamentalisme" een modern fenomeen is. Ten tijde van de Mongoolse overheer­sing, die als periode van "verduistering van de islam" vergeleken kan worden met de eerste helft van deze eeuw, maakte Ibn Taimiya precies dezelfde analyse als de moderne islamisten, o.m. dat terugkeer tot de zuivere islam spoedig tot het herstel van de macht van de islam zou leiden. Idem voor andere pre-moderne "fundamentalisten", zoals Sjah Waliullah na de nederlagen van het Mogolrijk in de 18de eeuw, de faraizieten en de wah­habieten.

    En dat zijn dan maar varianten van het fundamen­talisme die typisch zijn voor moeilijke tijden, maar de glorierij­kste heersers van de islam waren op hun manier evenzeer "fu­ndamentali­stisch": ze voerden heilige oorlogen om het domein van de islam uit te breiden, maakten niet-moslims tot der­derangs­burgers, braken kerken en tempels af of bouwden ze om tot moskeeën, e.d. (de enige verzach­tende faktor in de kalifaten van Bagdad en Cordova en het Mogolrijk onder de "afvallige" Akbar was de toen nog grote aanwezigheid van dhimmi's, "gedoogde" niet-moslims die, op posten waar ze voor de macht van de islam geen bedreiging vormden, kultureel heel wat gepresteerd hebben, hetgeen men dan ten onrechte de bijdrage van de islam aan de wereldkul­tuur noemt). Het fun­damen­talisme begon niet in de jaren 1920, met Hassan al-Banna in Egypte en de Kalifaat-beweging in Brits-Indië, zoals tegenwoordig algemeen beweerd wordt; het is zo oud als de islam zelf, en Mohammed was de eerste moslim-fundamentalist. 

    De betrokken fundamentalisten hebben trouwens nooit anders beweerd dan dat zij het voorbeeld van de profeet en van andere groten uit de islamgeschiedenis reaktualizeer­den. Het is toch wel een merkwaardige vaststelling dat de betrokkenen en hun akademische duiders daarover diametraal tegengestelde zaken beweren.

    Men kan dit vergelijken met de media-behandeling van het VB. Er wordt tegenwoordig veel gezegd dat het VB en het fundamentalisme keerzijden van dezelfde medaille zijn. Ik ga me daar niet in één-twee-drie over uitspreken, maar ik stel wel vast dat de behandeling die zij in de media krijgen, dezelfde is. De media maken een mentale afspraak, onderling en ook met de weldenkende politici, om sys­tematisch een bepaald interpretatieschema aan het VB/funda­mentalistische fenomeen op te leggen, en absoluut niets uit de VB/fundamentalistische werkelijkheid door te laten dat niet in dat schema past.

    Een typische kollektieve leugen van dit soort is het politolo­gen­- en journalistenfoefje van de "proteststem", het "signaal van de burger" wegens de "kloof tussen burger en politiek", dat na 24 november 1991 moest verdoezelen dat 10% van de bevolking welbewust voor het VB-programma gestemd had: wie voor de SP stemt is een mondige burger die voor een programma kiest, wie voor het VB stemt is een onmondig kind wiens ondoordachte stemgedrag om psycho-analyse vraagt. Nog zo'n afspraak is om het VB als een één-thema-partij voor te stellen, gewoon door over wetsvoorstellen en andere aktiviteiten die over een ander dan het migrantenthema handelen, niet te berichten. Een andere is de afspraak om het VB altijd "ondemo­kratisch" te noemen; hoewel in andere tijden en plaatsen xenofobie en anti-demokratische gezindh­eid wel eens samengaan, is mij niets bekend van een VB-program­mapunt ter afschaffing van de demokratie (ik dacht dat het VB integendeel voor het bij uitstek demokratische referen­dum pleitte). Dit kan natuurlijk ook aan mijn zeer onvolledige kennis van het VB-fenomeen liggen, maar wat er ook de ware toedracht van mag zijn, we zullen ze in de media niet vernemen, want daar houdt iedereen zich aan de mentale afspraak om het overeengekomen vijandbeeld in de plaats van de werkelijkheid te stellen.

    Een gelijkaardige afspraak geldt dus voor fundamen­talis­ten allerhande. Een voorbeeld uit een ander deel van de wereld: de Bharatiya Janata Party, doorgaans als "hindoe-fundamentalistisch" omschreven, belijdt als partij-ideolo­gie het "integraal humanisme", en houdt daarover vormingskursussen voor haar nieuwe leden, die bij toetred­ing allemaal hun trouw betuigen aan de ideologie van het "integraal humanisme", en aan geen andere. Welnu, in de vak­literatuur zowel als in de persverslaggeving, in zeker 99% van de boeken en artikels die over de BJP verschijnen, komt het onderwerp "integraal humanisme" totaal niet voor. Blijkbaar past het niet in de gewenste beeldvorming van dit "fundamentalisme". Ook van Susan Bayly, BJP-watcher van het Fundamentalism Project, heb ik een aantal teksten waarin de BJP ondersteboven geanalyzeerd wordt zonder dat de verklaarde ideologie van deze partij zelfs maar genoemd wordt. Een student die over een andere beweging een thesis verdedigt en op dezelfde manier haar verklaarde ideologie zelfs niet vermeldt, zou zwaar gebuisd worden; maar inzake "fundame­ntalisme" houden de grootste specialisten zich aan de stilzwijgende afspraak om het zo te doen.

    Idem natuurlijk voor het moslim-fundamentalisme. Het helpt niet dat moedjahedin verklaren dat zij on­gelovi­gen doden omdat dit hun islamitische plicht is, of dat zij Rushdie willen doden omdat de profeet daartoe het voorbeeld gaf. Wat ze ook zelf over hun eigen motieven zeggen, onmiddel­lijk staan de duiders klaar om het beter te weten, en te zeggen dat de Rushdie-zaak uit een "machts­str­ijd tussen Iran en Saoedi-Arabië" voortkomt, of dat het om "post-koloniale frustraties" en de "kanalizering van de wanhoop en woede van de werkloze jongeren" gaat. "Jullie zeggen wel dat jullie het om dié reden doen, maar wij zullen jullie eens gaan vertel­len wat jullie wèrkelijke beweegreden is": aan deze benader­ing is dus niets wetenschappelijks. Simpele glasheldere feiten worden bedolven onder mistige halve waarheden en jargon, ten voordele van een ideologi­sch gemotiveerde prefab-verklaring.

    Als het Fundamentalism Project in zijn premissen en in zijn konklusies volhoudt dat het islamitisch fundamen­talisme hetzelfde is als de anti-abortusbeweging en het kreationisme in de VS, het boeddhistisch nationalisme in Sri Lanka of de Kach-partij in Israël, dan bewijst dat alleen dat akademici best in staat zijn om feiten die hinderlijk zijn voor hun paradigma, straal te negeren. De geschiedenis van de islam is vol van het soort attitudes en wapenfeiten die men vandaag bij het "fundamentalisme" zou rangschi­kken, en dat ligt niet aan uitwendige oorzaken (die volgens het tweede apriori van het Fundamentalism Project het fundamentalisme moeten verklaren) maar aan de grondsl­agen van de islam zelf. De Boeddha was geen fanatikus, en als zijn volgelin­gen in het hedendaagse Sri Lanka dat wel zijn, dan zijn zij dat niet krachtens maar wel ondanks het boed­dhisme. Is­lamitis­che fanatici daaren­tegen doen niet meer dan het voorbeeld van hun profeet in praktijk brengen.

    Het voorbeeld van Sri Lanka bewijst dat het gedrag van aanhangers van een religie niet tot de doktrinale impakt van die religie gereduceerd kan worden; maar dat wil ook weer niet zeggen dat de doktrine zonder belang is. De doktrine is integendeel een zeer goede voorspeller voor de verdere geschiedenis van een religie. Het vredelievende boeddhisme, dat overigens net zo expansief en missionair was als de islam, heeft een veel vrediger geschiedenis gekend dan de islam (althans wat agressie betreft, want in de slach­tofferrol is het wèl aan zijn trekken gekomen: het is in Centraal-, Zuid- en een deel van Zuidoost-Azië door de islam vernietigd).

    Het verband tussen enerzijds de specifieke doktrine van een religie t.a.v. geweld en de relatie met andersdenken­den, en anderzijds het daad­werkelijk fanatisme van de belijders van die religie, kan men vergelijken met het verband tussen alkohol en verkeer­songevallen. Sommigen drinken zich stiepelzat en rijden desondanks veilig naar huis; anderen zijn geheelonthouder, maar zijn toch een gevaar op de weg; maar spijts die twee extremen, staat het vast dat in de meeste gevallen, alkoholgebruik door automobilisten de kans op ongevallen aanzienlijk verhoogt. Sommigen belijden een fanatieke religie, en zijn toch de verdraag­zaamheid zelve; anderen belijden een verdraagzame religie, en zijn toch fanatiek; maar die twee extremen (die men graag genoeg aanhaalt om de diskussie over de on­verdraagzaamheid van bepaalde religies te doen stranden) veranderen niets aan de algemene wetmatigheid dat in­doktrin­atie in een verdraag­zame religie de verdraag­zaamheid stimuleert, en dat indoktrinatie in een fanatieke religie het fanatisme stimuleert.

    Het voorgaande lijkt me nogal evident, en als de akademici van het Fundamentalism Project het desondanks niet kunnen begrijpen, dan kan ik tegenover zoveel hardlee­rsheid verder niets meer doen behalve de verdraagzaam­heid beoefenen. Over dan naar de toepassing van de godsdiensts­ociologie op de ontstaansges­chiedenis van de islam.

 

2.3.12. Godsdienstsociologie en Mohammed

    In toekomstige kursussen wetenschapsleer zal het hoofdstuk over wetenschappelijke fraude een vette kluif hebben aan de twintigste eeuw, vooral omdat vandaag het gezag van de wetenschappelijkheid zo enorm is, terwijl de radikaal wetenschappelijke instelling nog altijd vaak onder de schaduw van ideologische prioriteiten verdwijnt. Men schuift dus regelmatig ideologische stokpaardjes naar voren als "wetenschappelijke bevindingen", en het kwa wetenschap­pelijkheid nog onvolwassen publiek laat zich daar nog vaak aan vangen. Eén van de voorbeelden die men in die kursus zal bestuderen, is de Lysenko-affaire (stalinistische genetika); een ander is de godsdienstsociologische benader­ing van de vroege islam.

    Ik betwist uiteraard niet de mogelijkheid van een rigoer­eus-wetenscha­ppelijke methode in de menswete­nschap­pen, maar ik stel vast dat heel wat van de dingen die in de Letteren- en Sociolog­iefakulteiten op gemeenschapsko­sten gedaan worden, absoluut niet het etiket "wetenscha­ppelijk" verdienen. De vervorming van historische feiten door een bepaald type ideologische bril met hoge krommingsgraad, is in sommige onderzoeksrichtingen een zo grote en opdringerige handicap dat het hele onderzoek er waardeloos door wordt. Dat geldt met name voor wat de godsdienstsociologie van Mohammeds loopbaan gemaakt heeft.

    Er zijn verschillende modernistische omduidingen van Mohammeds loopbaan, maar het meest populair is zeker de socialis­tische variant van Maxime Rodinson e.v.a. die Mohammed als een kampioen van de gelijkheid en de sociale rechtvaar­digheid voorstellen. Het resulterend beeld, dat gepropage­erd wordt in nagenoeg alle pop-boekjes die nu verschijnen, is een soort maoïstisch-bewerkt Robin Hood-verhaal dat in de historische bronnen geen enkele steun vindt en alleen op de gretige wensen en multikul-politieke prioriteiten van de hedendaagse akademici gebaseerd is.

    Wij zouden bv. moeten geloven dat een religieuze revolutie in 7de-eeuws Arabië een onvermijdelijkheid was, gezien het schokeffekt van bepaalde sociaal-ekonomische veranderingen. Ten eerste is het niet waar dat er zulke schokkende sociaal-ekonomische veranderingen plaatsvonden: Mekka was al lang een handelscentrum, Medina was allang een landbouw-oase, en natuurlijk zullen er wijzigingen geweest zijn, zoals die er altijd en overal zijn, maar het is onzin om te spreken van een omwenteling in de benedenbouw van de Arabische samenleving, die een omwenteling in de bovenbouw onafwendbaar maakte. Ten tweede is het marxistische dogma dat een religieuze omwenteling het gevolg moet zijn van een sociaal-ekonomisc­he, aantoonbaar onjuist: er hebben veel grondiger sociaal-ekonomische omwentelingen plaatsgevonden dan ten tijde van het ontstaan van de islam, zonder dat die een gelijkaardige tornado van religieus geweld of zelfs maar religieuze hervormingen tot gevolg hadden.

    In ieder geval blijkt uit de islamitische bronnen niets van een sociaal-ekonomisch motief voor het ontstaan van de islam. Dat Mohammed de Arabische ekonomie tot een oorlog­sekonomie omvormt, gebaseerd op plunderingen en afgedwongen schattin­gen, en gericht op militaire build-up voor verdere expan­sie, is gewoon een gevolg van zijn heerszucht en niet van enige sociaal-ekonomische visie. Mohammed trekt zich geen bal aan van sociaal-ekonomische toestan­den, hij neemt ze zoals ze zijn of zoals ze als onbedoeld nevenef­fekt van zijn politieke ingrepen worden.

    Dit wordt door zijn apologeten trouwens impliciet toegeg­even, waar zij hem bv. trachten vrij te pleiten van schuld aan de slavernij: "De slavernij was er nu eenmaal, en Mohammed paste zich aan aan de heersende toestand." Van de ene kant juichen ze zijn revolution­aire ingrepen toe, religieuze (vernietiging van beelden­verering en god-pluralisme) en politiek-maatsc­hap­pelijke (verva­nging van de klan als politieke eenheid door de islamitische gemeenschap of oemma), maar wanneer dat beter uitkomt, dan stellen ze hem voor als hulpeloos tegenover de nu eenmaal bestaande status-quo. Deze uitgekiende mix van "Mohammed de revolutionair" en "Mohammed de wijze diplomaat die zich aan heersende toestanden aanpaste" is een favoriet motief in de godsdien­stsociologische sprookjes over Mohammed.

    Andere verhaaltjes zijn ondermeer dat de heidense religie uitgeblust was en dat de Arabieren op iets nieuws zaten te wachten (waarom verdedigden ze ze dan zo fel tegen Moham­med?); dat zij hun pluralistische kultuur alleen maar tegen Mohammed verdedigden uit verwerpelijk winstbejag, omdat zij veel geld verdienden aan de bedevaart naar Mekka (wat dan met de niet-Mekkaanse Arabieren, die aan die bedevaart juist veel geld uitgaven?); dat de islam voor de vrouwen een hele emancipatie betekende (waarom namen zij dan het voortouw in de strijd tegen Mohammed?); dat de Arabieren een woeste en bloeddorstige bende waren die dringend wat beschaving behoefden (waarom werden hun temperende krijgskonventies dan door Mohammed geschonden en afgeschaft, en waarom werd hun zeer beperkte oorlogvoering en hun genereuze niet-achtervolging van de verslagen moslims na Uhud en in de Ridda-opstand dan door de moslims in eigen voordeel uitgebuit in het kader van een nieuw koncept van totale oorlog?). Deze verhaaltjes zijn volledig in strijd met de informatie die het bronnen­materiaal ons verstrekt.

    Mohammed had maar één programmapunt, en dat was: zijn eigen uitverkiezingswaan door zoveel mogelijk mensen te doen aanvaarden. Als rechter en machthebber kreeg hij natuur­lijk een aantal konkrete beslissingen met een maatschap­pelijke dimensie te nemen, en zoals elk goed strateeg buitte hij de tegenstellingen in de te ver­nietigen samen­leving uit, maar dat betekent absoluut niet dat hij zich als een maatschappijhervormer beschouwde. Zoals elk propagan­dist identificeerde hij zijn eigen zaak met bepaalde ethische waarden en plakte hij zijn tegenstanders bepaalde on-ethische etiketten op, maar dat betekent absoluut niet dat zijn strijd een strijd voor bepaalde ethische waarden was. Mohammed streed enkel en alleen voor Mohammed, en de godsdienstsociologische (zowel als de islamitische) zienswijze dient er slechts toe, tegen elke getuigenis in, een maatsch­appelijk en kultureel waardevol gewaad te "zien" rond de schouders van de naakte keizer Mohammed.

    Ik weet het wel, de onbevangen lezing van de bronnen, degene die de imaginaire bekleding van Mohammed met allerlei verdiensten doorziet, is momenteel absoluut niet populair. Een verpletterende meerderheid van akademici die over dit onderwerp schrijven, doen mee aan de mythevorming, en verketteren de onbevangen lezing als "middeleeuws gepolemizeer" en wat al niet. Voor toekomstige wetenschap­shistorici zal dit een paradoksale (want de rationale visie wordt als obskurantistisch voorgesteld, de gelovige als wetenschap­pelijk), typisch 20ste-eeuwse variant zijn van de regelmatig terugkerende massale medeplich­tigheid van het akademisch establish­ment aan de verket­tering van onbevangen rationele zienswijzen, zoals destijds het heliocentrisme.

 

 

2.3.13. Tot besluit

    U zegt het wel heel nadrukkelijk: het AGI-initiatief "komt op voor de gelijkberechtiging van de islam, in al zijn verscheiden­heid, in België -- niét in Bangladesj, Iran, Algerije enz." Aan de gelijkberechtiging van de islam met andere religies in die landen, dus aan de gelijkberechtiging van de andere religies met de islam, zou U wel een zeer zware kluif hebben.

    U zegt ook dat U, ondermeer uit zorg voor een gunstig onder­nemingsklimaat, een "vreedzame en harmonieuze ontwik­keling" voor onze samenleving wenst, en dat die er maar komt mits afgezien wordt van "diskriminaties op basis van afkomst, ras, geloof, geslacht, enz." Dat precies is mijn motivatie om de islam aan de kaak te stellen. De islam bevat welbekende diskriminaties op basis van geslacht; historisch heeft hij, evengoed als andere kulturen, ook diskriminaties op basis van afkomst beoefend (bv. Arabische aristokratie in Iran en Noord-Afrika, Turko-Afgaanse in India); hij heeft via de negerslavernij een kruciale rol gespeeld in de totstandkom­ing van diskrimina­tie op basis van ras; en vooral, altijd en overal beoefent de islam diskriminatie op basis van geloof. Terwille van de harmonie en de niet-diskriminatie is het noodzakelijk, de islam op zijn plaats te zetten.

    Tenslotte nog een opmerking over de bijwijlen heftige en emotionele toon van Uw schrijven. Men kent het verschi­jnsel van de machteloze kleine man die zijn gedacht alleen in de rubriek lezersbrieven kwijt kan, en die daarin dan ook vrijelijk lucht geeft aan zijn emoties van woede en verontwaardiging. Waarom ter wereld vertoont U ditzelfde gedrag, met insinuaties en scheldpar­tijen aan mijn adres? Tenslotte bevindt U zich in een komfortabele positie: het hele Belgische politieke en akademische establishment staat aan Uw kant, en ook het wereldwijde islamitische establish­ment is gewonnen voor Uw pleidooi voor overheidsfinan­ciering van de Belgische islam. Ik daarentegen ben maar een eenzame dissident. Wat kan zulk formidabel eensgezind establishment, waarvan U de zegsman bent, er nu last van hebben dat er ergens een kritisch artikeltje verschijnt? Gezien het feit dat U in Uw tekst van vier bladzijden geen enkele poging doet om ook maar één stelling uit mijn Trends-artikel van vier bladzijden te weerleggen, is mijn vermoeden dat U er gewoon geen speld kon tus­senkrijgen, en dat dat toch een beetje "steekt". Moge Allah het beteren!

    Tot genoegen,

    KE



[1] (naschrift:) Aan het islamdebat tijdens de Gentse Feesten 1994 namen ondermeer prof. Etienne Vermeersch, prof. Rik Pinxten en Lucas Cathérine deel, samen met een plaatselijke islambekeerlinge. Onder degenen die de uitnodiging afgeslagen hadden herinner ik me prof. Jan Blommaert, voorvechter van de migrantenzaak, die had laten weten dat vragen over een “islamitisch gevaar” voor hem apriori onzinnig zijn.

[2] (naschrift:) Over de massa-bijeenkomst van de Milli Görüs (Turks: “Zienswijze van de Moslimnatie”) in de Limburghal te Genk in april 1992 deed ik verslag in Trends, evenals in een in eigen beheer uitgegeven rapport, De Islamitische Zuil; over die in het Antwerpse Sportpaleis twee jaar later deed ik verslag in de Gazet van Antwerpen.

[3] (naschrift: ) Toen ik eind mei 1993 een lezing gaf voor de Vlaams-Nationale Debatklub, wijdde Walter Pauli een artikel aan mijn lezing van een jaar eerder voor een VB-colloquium. Hoewel ik bij die gelegenheid de tegenstelling tussen de islamvisie van het VB en die van mijzelf geëxpliciteerd heb, en mijn tekst ook aan de pers bezorgd is, stelde Pauli (en Lucas Catherine en Jan De Zutter) het voor alsof ik de partij haar islamstandpunt ingefluisterd had. De tekst van die lezing vormde de kern van mijn boek De Islam voor Ongelovigen (Delta 1996); in zijn recensie daarvan stelde ook Marc Joris van de VB-studiedienst de evidente en fundamentele verschillen in islamvisie vast. Het is niet ongewoon dat het VB andersdenkenden op zijn colloquia uitnodigt, bv. dat over het probleem-Brussel in september 2001 had naast VB-tenoren als sprekers ook Fernand Keuleneer (strekking CVP), Bernard Daelemans (vlaamsgezind links) en Robert Steuckers (niet-nationalistisch nieuw-rechts).

[4] (naschrift:) De KUL reageerde op het artikel in De Morgen met de slinkse lafheid die de katholieke zuil tegenwoordig kenmerkt: zij liet weten dat ondergetekende niet “in het organigram van de KUL voorkomt”,-- iets wat geen enkele betrokkene ooit beweerd had. De halfaandachtige lezer neemt echter aan dat de ontkenning van een bewering impliceert dat iemand die bewering gedaan heeft. Ook recenter heeft de KUL-overheid, in haar haast om de opiniehegemonen terwille te zijn, meermalen haar eigen mensen in de rug geschoten, zie bv. de zaak-Vermeulen verder in dit boek.

[5] (naschrift: ) Bedoeld is het meerdelige overzichtswerk van Martin E. Marty & R. Scott Appleby, red.: The Fundamentalism Project, University of Chicago Press, 1991 vv.

Last Updated on Sunday, 24 July 2011 16:37
 
Copyright © 2024 Koenraad Elst. All Rights Reserved.
Joomla! is Free Software released under the GNU/GPL License.